Op de top in Helsinki kwam Turkije een stap dichter bij de Europese Unie. Zelfs Abdullah Öcalan hoopt dat de Koerden daar beter van worden.

In Turkije woedt al vijftien jaar een vuile oorlog tussen de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) van Abdullah Öcalan en het staatsleger. Volgens de Franse krant Le Monde spendeert Turkije jaarlijks tussen 280 en 420 miljard frank aan de militaire bestrijding van de Koerdische opstand. Daarbij vallen zeer veel burgerslachtoffers. Maar het door de militairen gedomineerde regime in Ankara kan zich tegenover het Westen heel wat veroorloven.

Meer dan drieduizend Koerdische dorpen zijn de voorbije jaren systematisch met de grond gelijkgemaakt. Het gigantische Gap-project (Gap: Zuidoostelijk Anatolië Project) voor de bouw van stuwdammen op de rivieren Tigris en Eufraat zet een oppervlakte van 2,5 keer België onder water. Vele honderdduizenden mensen worden verdreven. Wie het in woord of geschrift durft op te nemen voor de onderdrukte Koerden, verdwijnt in het beste geval in een Turkse gevangenis – in geen ander land wellicht zitten zoveel schrijvers en journalisten in de cel. Duizenden andere Koerden ‘verdwijnen’ of vinden de dood in onopgehelderde omstandigheden.

Op de jongste bijeenkomst van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), vorige maand in Istanbul, steunden de Verenigde Staten nogmaals de Turkse kandidatuur voor de Europese Unie. Daarmee nemen de VS een totaal andere houding aan dan tegenover Rusland. President Boris Jeltsin stond op de OVSE-top namelijk opnieuw onder Amerikaanse druk wegens de oorlog in Tsjetsjenië. Rusland vindt dat een binnenlandse aangelegenheid, maar de VS dringen bij Moskou aan op een politieke oplossing van het conflict. De vijftien jaar durende oorlog in Koerdistan beschouwt Washington wel als een intern Turks probleem. Ankara mag de oorlog tegen de Koerden voortzetten. De VS leveren daarbij graag de nodige wapens.

Nog in Istanbul keken de Amerikaanse oliemaatschappijen tevreden toe hoe Turkije, Azerbeidzjan en Georgië in de marge van de OVSE-top afspraken maakten over de aanleg van een pijpleiding van het oliecentrum Bakoe (Azerbeidzjan) naar de Turkse havenstad Ceyhan. Voor Rusland is deze pijplijn een rechtstreekse concurrent voor de bestaande leiding Bakoe-Novorossiisk (Rusland, Zwarte Zee).

Turkije haalt niet alleen politiek profijt uit zijn voor het Westen uitstekende militair-strategische ligging. Ook uit economisch oogpunt kan het zich veel meer veroorloven. Aanvankelijk speelde het land een belangrijke rol tegen de Sovjet-Unie, nu is het een westerse voorpost in de buurt van de olierijke republieken van het uiteengevallen Sovjet-rijk.

Het recente boek De zaak Öcalan. Turkije, het Westen en de Koerden analyseert de houding van het Westen tegenover Turkije en de Koerden. Het is het werk van Paul Van den Bavière (gewezen Midden-Oostenspecialist van de krant De Standaard), Derwich Ferho (voorzitter van het Koerdisch Instituut in Brussel), Ludo De Brabander (Vrede vzw) en Chris Den Hond (journalist bij de Koerdische Medya TV). De auteurs nemen het op voor de Koerdische zaak – enkelen zijn er zelf rechtstreeks bij betrokken.

Het boek is om minstens twee redenen interessant. Een schets van de geschiedenis van Turkije helpt de houding van Ankara tegenover de Koerdische minderheid in het oosten van het land te duiden. Een overzicht van het Koerdische verzet en de rol van de intussen ter dood veroordeelde leider Abdullah Öcalan daarin, vergoelijkt het Koerdische geweld en veroordeelt het Turkse staatsterrorisme. De auteurs vinden het “meer dan ironisch dat de Turken de PKK van terrorisme beschuldigen.”

DE ARMEENSE GENOCIDE

Pas in de elfde eeuw arriveren de eerste Turkse stammen uit Centraal-Azië in het gebied tussen de Zwarte, de Middellandse en de Egeïsche Zee. Later geeft Othman zijn naam aan het Ottomaanse rijk dat zich in zijn glorietijd uitstrekt over delen van Azië, Afrika en Europa. In oostelijke richting stokt de expansie. Het Perzische rijk houdt stand. Betrekkelijk onafhankelijke Koerdische staatjes verdedigen de grenzen van het Ottomaanse rijk.

Vanaf de mislukte belegering van Wenen (1683) begint de achteruitgang. Het Ottomaanse rijk wordt stilaan ‘de zieke man van Europa’. Wanneer rond 1890 de spanningen met de Armeense bevolking een hoogtepunt bereiken, rekruteert de Turkse sultan onder de Koerden een ongeregelde cavalerie die vele duizenden Armeniërs doodt. Sommigen hebben het over 30.000, anderen over 400.000 slachtoffers. In 1915 jagen de Turken 1,5 miljoen Armeniërs de dood in. Opnieuw zijn het Koerden die de genocide uitvoeren. Opnieuw wordt hen beloofd dat ze in ruil huizen en land krijgen.

In 1908 herstellen de ‘Jonge Turken’ de democratische grondwet van 1876. In de Eerste Wereldoorlog kiest het land de zijde van Duitsland. Na afloop van die oorlog belooft het verdrag van Sèvres de komst van een Armeense en een Koerdische staat. Het westen van wat overbleef van het rijk zou naar Griekenland gaan, Cilicië bij Syrië en dus Frankrijk aansluiten. Mustafa Kemal, de latere Atatürk, organiseert het verzet tegen deze opdeling.

Kemal verslaat de Griekse aartsvijand – met de steun van de Koerden, die hij een staat belooft waarin Turken en Koerden op gelijke manier zouden worden behandeld. Maar in het verdrag van Lausanne (1923) is er geen sprake meer van een Koerdische staat of van gelijke behandeling. Het Westen wil een sterke Turkse republiek met een sterke leider als bescherming tegen de jonge Sovjet-Unie. In 1924 verbiedt Atatürk alles wat Koerdisch is. Officieel bestaan de Koerden niet meer. Het zijn bergturken die zich moeten assimileren. Omdat succes niet helemaal gegarandeerd lijkt, wil Turkije hen daarbij een handje helpen door de Koerden over het land te verspreiden.

Van 1925 tot 1928 worden een miljoen Koerden gedeporteerd. In 1932 wordt een echte deportatiewet aangenomen. Nog in 1989 poogde Ankara de uit Bulgarije vluchtende Turken naar Koerdistan te loodsen. Zonder succes. Maar armoede, geweld, de vernietiging van duizenden Koerdische dorpen en het ambitieuze Gap-project makan dat vandaag de helft van de Koerden niet meer in de eigen regio woont.

HET NOODLOT SLAAT TOE

De raadselachtige leider Öcalan (1948), Apo voor de Koerden, wordt aan de universiteit een Koerdisch activist. Hij verzet zich tegen de officiële leer van het Turkse regime, het kemalisme, waarachter het leger zich verschuilt om de eigen machtsposities te behouden en de Koerden te onderdrukken. In 1972 belandt hij een eerste keer in de cel. Öcalan sticht op 7 november 1978 de Partiya Karkerên Kurdistan. Deze partij combineert Koerdisch nationalisme met de marxistisch-leninistische leer en sluit de gewapende strijd niet uit.

Wanneer in 1980, na de derde militaire coup sinds de Tweede Wereldoorlog, een repressiegolf op gang komt tegen alles wat links en Koerdisch is, ontbinden de gematigder Partizanen van de Nationale Bevrijding van Koerdistan (KUK) zichzelf. De weg voor de PKK ligt nu open. Ook Koerden die het niet met zijn autoritaire leer eens zijn, steunen Öcalan. Die is tijdig naar Syrië gevlucht en plant zijn acties nu vanuit de Bekaa-vallei. Op 15 augustus 1984 valt de PKK de gendarmerieposten aan van Shemdinan en Eruch. “Het werd het begin van de meest succesvolle Koerdische opstand van deze eeuw”, aldus de auteurs. De voorlopige balans na vijftien jaar: 30.000 slachtoffers.

Vanaf eind de jaren tachtig pleit Öcalan voor een politieke oplossing. Hij geeft te verstaan dat onafhankelijkheid geen must is. Op 17 maart 1993 kondigt de PKK een eenzijdig staakt-het-vuren af. Bij die gelegenheid zweert Öcalan ook het communisme af – de Berlijnse muur is al vier jaar gevallen. “Wij zijn geen communisten, maar patriotten.” Omdat een Turks antwoord uitblijft, verklaart Apo op 8 juni 1993 Turkije de totale oorlog. De PKK raakt na het einde van de koude oorlog meer en meer geïsoleerd. Turkije en Israël sluiten in 1996 bovendien een militaire alliantie en de Turkse druk op Syrië om Öcalan niet langer te steunen, neemt toe.

Midden september 1998 vlucht Öcalan naar Rusland, twee maanden later arriveert hij in Italië, waar hij tot januari 1999 blijft. Hij komt in de Griekse ambassade in Nairobi terecht. Een ongelukkige keuze, want in de Keniase hoofdstad heeft de Israëlische inlichtingendienst Mossad zijn hoofdkwartier voor zwart Afrika. Bovendien krioelt het er – na de aanslag op de Amerikaanse ambassade – van CIA-lui.

“Op maandag 15 februari 1999 sloeg het noodlot toe voor Abdullah Öcalan.” Het is de typerende openingszin van het boek. Op die dag wordt de PKK-leider in Nairobi ontvoerd. “Dat de CIA en de Mossad een belangrijke rol speelden bij de ontvoering van Öcalan, wordt vrijwel door niemand betwijfeld.” Op 29 juni krijgt Öcalan in Turkije de doodstraf. Mensenrechtenorganisaties klagen over de gebrekkige rechtsgang. Of Öcalan ook wordt terechtgesteld, is nog niet uitgemaakt. Begin augustus roept hij de PKK op om de strijd te staken en naar het buitenland te trekken.

Afgelopen weekend laat Apo weten dat hij wel wat ziet in een mogelijke aanvraag voor het Turks lidmaatschap van de EU. Hij hoopt dat de Europese Unie Turkije kan dwingen om de rechten van de mens te respecteren en een oplossing voor de Koerdische kwestie uit te werken. Andere westerse organisaties waarvan Turkije lid is, zoals de NAVO, kregen dat tot nu toe nog niet voor elkaar.

De zaak Öcalan. Turkije, het Westen en de Koerden. Paul Vanden Bavière (red.), Koerdisch Instituut, Brussel – EPO, Antwerpen. 1999. 207 blz. 598 frank.

P.R.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content