Het nog jonge Comité van de Regio’s zoekt zijn plek tussen de Europese instellingen. Het is belangrijk dat ook die stem wordt gehoord, zegt voorzitter Luc Van den Brande. ‘Of het nu om migratie of om banenverlies gaat, het lokale niveau voelt altijd eerst wat er misgaat.’

Vlaanderen wordt er niet warm of koud van. Maar minister-president Kris Peeters zit deze week in Brussel een conferentie voor met 73 van zijn colle-ga’s. Vlaanderen is dit jaar namelijk voorzit-ter van REGLEG, een overlegforum van de Europese regio’s die ook wetgevende bevoegdheden hebben. REGLEG bestaat in het kader van het iets bekendere Comité van de Regio’s, een Europese instelling die op dit moment door Luc Van den Brande (CD&V) wordt geleid, een voorganger van Peeters. Vlaanderen stond mee aan de wieg van eerst het Comité en later van REGLEG.

Het Comité van de Regio’s is een nog jonge Europese instelling. Het werd pas bij het Verdrag van Maastricht in 1992 opgericht om lokale en regionale besturen een stem te geven in het Europese besluitvormingsproces en kwam twee jaar later voor het eerst bijeen. Het moet de Unie uiteindelijk dichter bij de burger brengen. Het is alles bij elkaar een bont allegaartje van samen 114 regio’s, deelstaten, autonome gebieden en stedelijke en lokale besturen. Die hebben dus thuis bijlange niet allemaal evenveel te zeggen – zodanig dat de re-gio’s met wetgevende bevoegdheden ook nog apart bijeenkomen in REGLEG. De uiteenlopende samenstelling maakt tegelijk de kracht en de zwakheid van het Comité uit, zegt voorzitter Van den Brande. ‘Er zitten vertegenwoordigers van soms kleine, landelijke gemeenten naast de minister-president van een deelstaat zoals het Duitse Noord-Rijnland-Westfalen, die met zijn bijna 20 miljoen inwoners een draagvlak heeft dat veel groter is dan dat van een aantal lidstaten. Maar tegelijk kunnen regio’s die thuis constitutionele bevoegdheden hebben een voorbeeld zijn voor lidstaten die nog centralistisch zijn georganiseerd. Zoals Frankrijk, maar ook Nederland.’

Voor het Comité maakt dat verschil tussen zijn leden op dit moment weinig uit. ‘Het is ook geen doel op zichzelf’, weet Luc Van den Brande. ‘Het Comité is een instrument om een aantal dingen te doen. We hebben, bijvoorbeeld, een Lisbon Monitoring Platform, om te zien hoe de zogenaamde Lissabonstrategie van de Unie voor innovatie en groei in de verschillende landen opschiet. Uit onze informatie blijkt dat lidstaten die voor hun strategie alleen op een centraal plan rekenen minder goed presteren dan lidstaten die ook regionale gehelen bij de uitvoering betrekken. Maar het klopt dat het Comité een weinig bekende instelling is. Het Europees Parlement vierde enkele maanden geleden zijn vijftigste verjaardag. Dat stelde eerst ook niet zoveel voor.’

MEER DAN ééN NIVEAU

Het Comité van de Regio’s kreeg in het Verdrag van Maastricht ook niet echt veel bevoegdheden toebedeeld. Het verdrag verplichtte andere Europese instellingen om op een aantal terreinen het advies van het Comité in te winnen. Op het vlak van, bijvoorbeeld, onderwijs, cultuur en sociale en economische cohesie. ‘U weet hoe het adviezen vergaat’, zegt Van den Brande. ‘Er waren eerst maar negen domeinen waarop onze mening werd gevraagd. Maar van verdrag tot verdrag werd de lijst langer. Als Lissabon door alle lidstaten wordt geratificeerd, komen er ook energie en klimaat bij. We kunnen dan ook bij het Hof van Justitie terecht, als we denken dat de principes van de subsidiariteit zijn geschonden. Vroeger moesten we zo ongeveer schooien om een lid van de Europese Commissie over de vloer te krijgen. Nu staan ze bijna in de rij om op onze bijeenkomsten aanwezig te zijn.

‘Europese regelgeving wordt tot in de kleinste gemeente gevoeld. Het is daarom belangrijk dat wij in een prille fase bij de besluitvorming worden betrokken. Neem het Groenboek voor Territoriale Cohesie. Daarover hebben we grondig en in goede samenwerking kunnen overleggen. Commissaris Danuta Hübner voor Regionaal Beleid is het ermee eens om een eerste evaluatie te houden op onze top in Praag, die over enkele maanden aan het Tsjechische voorzitterschap wordt gekoppeld.’

Het toverwoord bij het Comité van de Regio’s is multilevel government. Dat wil zoveel zeggen als dat er op meer dan één niveau behoorlijk kan worden bestuurd. Hetzelfde niveau kan niet alle oplossingen aanreiken. Luc Van den Brande: ‘Subsidiariteit wil niet zeggen dat je alles op lokaal niveau moet doen. Dingen moeten gebeuren op het niveau waarop het beste resultaat kan worden bereikt. Altijd in een samenwerking van het lokale, het regionale en het nationale. Instellingen die verstandig omgaan met de werkelijkheid geven vertrouwen aan de actoren op het terrein.

‘Omdat het ons werk is om het principe van de subsidiariteit in te vullen, hebben we met het Comité een subsidiariteitsnetwerk opgezet. Hoe ga je om met het delen van verantwoordelijkheid? We hebben intensief contacten gelegd met de nationale parlementen om tot een soort van partnerschapmodel te komen. De Fransen en de Britten hebben daar zeer positief op gereageerd. Ik heb afspraken met de parlementsvoorzitters in Spanje en in Italië. De bedoeling is altijd: hoe kunnen we beter besturen? Op een manier die rekening houdt met wat er aan de basis leeft. Die basis wordt altijd het eerst geconfronteerd met wat mis- gaat. Of het nu om problemen rond migratie of om banenverlies gaat. We proberen altijd concreet uit te gaan van wat er lokaal bestaat. Het zou absurd zijn om één model te willen opleggen aan alle 27 lidstaten.’

KORTRIJK – RIJSEL

Luc Van den Brande toont zich uitermate tevreden over de manier waarop hij de voorbije maanden met het Franse voorzitterschap van de Unie heeft kunnen samenwerken. ‘Frankrijk vroeg ons om standpunten over een aantal zaken direct aan het voorzitterschap door te spelen. De interculturele dialoog, regionale en stedelijke ontwikkeling. We konden in de zomer ook een rol spelen bij het heropstarten van het Barcelonaproces, dat aan de samenwerking tussen de Europese Unie en de landen van het bekken van de Middellandse Zee werkt. Ik kreeg de kans om uit te leggen dat re-gio’s en lokale besturen daarbij meer moeten zijn dan onderaannemers. Partnerschap betekent: van onder naar boven en van boven naar onder. Ik stelde voor om een Assemblee van de Euromediterrane Lokale en Regionale Besturen op te richten. Ik heb de zeventien ambassadeurs van de zuidelijke en oostelijke kust van de Middellandse Zee hier ontvangen, en sinds begin november is er een akkoord dat de euromediterrane gedachte vooruit kan helpen.’

Nog zo’n idee van het Comité van de Re-gio’s dat ondertussen een hoge vlucht neemt, is de uitbouw van de Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking (EGTS). ‘Toen ik indertijd in Rijsel of Duinkerken ging spreken, werd dat bijna als landverraad beschouwd’, zegt voorzitter Van den Brande. ‘Vandaag vormt de regio Kortrijk-Rijsel een zeer succesvolle EGTS – een samenwerking tussen regio’s over de nationale grenzen. Het Comité stimuleert die vorm van samenwerken niet alleen, het is er bij manier van spreken ook de griffie van. De EGTS vormt nu een Europees aanvaarde juridische entiteit. Een sokkel als het ware, waarop kan worden gebouwd. Er zitten ondertussen een dertig, veertig van die projecten in de pijplijn. Interessant is dat ook regio’s die niet aan elkaar grenzen toch als EGTS kunnen worden beschouwd. Zo slaan nu, bijvoorbeeld, een Spaanse en een Poolse regio de handen in elkaar. Ze willen proberen om op het vlak van innovatie, concepten van ruimtelijke ordening, en zo verder, van elkaar te leren en expertise uit te wisselen. Ze hebben een heel programma opgesteld. Er is een grote betrokkenheid.’

Precies daarom vindt Van den Brande het jammer dat een aantal lidstaten niet klaar zijn met het instrumentarium om een EGTS bij hen formeel mogelijk te maken. Hij bereidt ondertussen wel een initiatief voor, dat contacten moet leggen met regio’s in Rusland en Oekraïne. ‘Zeker regio’s in Rusland staan te dringen. Ze hebben soms een enorm potentieel. Het is nu zaak om een model te vinden dat niet aan het oude blokdenken tussen Oost en West herinnert.’

De voorzitter bekent dat communicatie een groot probleem blijft. Het Comité van de Regio’s werd opgezet om Europa dichter bij de burger te brengen, maar er blijft werk aan de winkel. ‘We kunnen bezwaarlijk om de twee maanden een folder in alle Europese brievenbussen stoppen. Terwijl de informatie toch dieper en verder in de Unie moet doordringen. De afstand tussen de Brusselse kringen en lokale media in de verste uithoeken blijft zeer groot. Elke lokale bestuurder moet tegelijk ook een Europese politicus zijn. Toen ze nog minister van Buitenlandse Zaken was in Oostenrijk bracht Ursula Plassnik wijnboeren uit Vorarlberg een dag samen rond Europa. De ecologie, het transport, de kwaliteit van hun product – zonder dat ze dat wisten, hebben ze bij alles met Brussel te maken. Voor de boeren was het een leerrijke ervaring. Maar voor de minister net zo goed.’

DOOR HUBERT VAN HUMBEECK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content