Mark Elchardus
Mark Elchardus Hoogleraar sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel

Geloof komt terug, zo wordt beweerd, maar naar Vlaanderen vindt God de weg niet. Hoewel, er zijn vele goden en ééntje daarvan, Kunst, geniet hier die kritiekloze aanvaarding, eigen aan het ware geloof. Men moet al ver terug in ons verleden, delven in een verdwenen Europa, onleesbaar geworden heiligenlevens opdiepen, om een adoratie te vinden, even beaat als die van de kunst vandaag. Wij kunnen ons nog moeilijk iets voorstellen bij ‘het charisma van het ambt’: die mengeling van respect, vertrouwen en ontzag die iemand inboezemt, onafhankelijk van zijn persoonlijke eigenschappen, gewoon omdat hij een dienaar van de eredienst is. Dat soort charisma is, althans in het oude Europa, grotendeels verdwenen. Zonder kunstenaars zouden we zelfs niet meer weten wat het is. Kunstenaars worden echter, net zoals de geestelijken van weleer, benaderd alsof zij in de nabijheid staan van een voor de gewone sterveling ongenaakbare bron van diepere zin. De wijze waarop zij die nabijheid tot uitdrukking brengen in hun werk, ‘verlegt grenzen’ en ’transformeert’ de aanschouwer. Het gaat daarbij niet om een houding die kunstenaars affecteren, verre van. De meesten van hen zijn druk bezig met hun ding en al blij als zij daartoe een halve kans krijgen. Als zij over hun werk moeten praten, mijden de meesten van hen hoogdravendheid als de pest. Nee, het gaat om onze houding – die van publiek, commentatoren en beleidsmakers – ten opzichte van kunst en kunstenaars.

Het geloof in kunst is onder opiniemakers inmiddels zo diep dat gezagsdragers frenetiek overal kunstwerken laten neerpoten. Zij vullen er de publieke ruimte mee. Opdat de leegte daarvan niet zou opvallen? Waarschijnlijk, maar ook en vooral vanuit oprechte overtuiging, omdat ze hopen op die manier iets dichter te komen tot de bron van diepere betekenis. Zij rekenen erop dat die op hen afstraalt, hen als geïnspireerd oplicht, en aldus, getekend door gratie, blinkend en schitterend, laat opvallen te midden van de grauwe massa minder geïnspireerde politici. Daarom vult kunst de stranden, de dijken, de dorpspleinen en kruispunten en worden de nietsvermoedende voorbijgangers getransformeerd, in vervoering gebracht.

Staatssecretaris Pascal Smet, zelf bezig met vervoer, liet weten dat Brussel 680 miljoen euro (27.431.112.000 oude franken) gaat besteden aan infrastructuurwerken (grotendeels gericht op het bemoeilijken van het autoverkeer) en hij onderstreepte dat daarbij ook talrijke kunstwerken zullen worden geplaatst. Brussel is het gewest waar het goed toeven is, maar waar het onderwijs slecht functioneert, de ongelijkheid gevaarlijk groot wordt, in een aantal wijken kinderen onder bijzonder ongunstige omstandigheden leven en de jeugdwerkloosheid alarmerend is. In de communicatie over het plan werd veel nadruk gelegd op de kunstwerken, alsof die de sociale ongevoeligheid van het hele opzet verantwoorden. Zo werkt het ware geloof. Geen offer is te groot. De Oude Egyptenaren en de Azteken achterna, die megalomane infrastructuurwerken boven elementaire welvaart plaatsten. Ik hoor het mijn leraar geschiedenis nog zeggen: ‘Zij hebben prachtige kunstwerken nagelaten, maar ten koste van hoeveel menselijk leed?’ En dan bekeek hij de klas indringend om te zien of we de juiste zin voor proportie wel hadden opgepikt. Pascal was geen klasgenoot.

Een voorspelling. Er komt protest tegen al die openbare kunst, onder alle vormen die protest kan aannemen, van vandalisme en vernieling, over petities om de ‘dingen’ weg te nemen, tot heuse bewegingen van burgers die vechten voor hun publieke ruimte. Een tweede seculariseringsgolf als je wilt, een beeldenstorm. Her en der wordt al met de spuitbussen geschud.

Mark Elchardus

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content