Zestig jaar geleden vocht het Rode Leger in de straten van Berlijn de laatste slag uit van de Tweede Wereldoorlog in Europa. De Brit Max Hastings schreef een standaardwerk over de slag om Duitsland. ‘We onderschatten nog altijd hoeveel we aan het bloed van de Russen te danken hebben.’

INFO : Max Hastings, ‘De Slag om Duitsland. 1944-1945’, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 759 blz., euro 34,50.

In september 1944 leek het pleit beslecht. De opmars van de geallieerde legers verliep zo voorspoedig dat de totale instorting van Duitsland nog voor Kerstmis werd verwacht. Op 13 september stonden Amerikaanse troepen voor Aken – ze waren op minder dan 100 kilometer van Keulen en de Rijn, nauwelijks meer dan een uur rijden. Het zou daarna nog ruim zes maanden duren voor ze echt aan de oevers van de stroom stonden.

Hoe dat kwam, is nog altijd niet helemaal duidelijk. Maar naarmate de winter intrad, liep het front in het Westen vast langs een zigzaglijn in de bossen en de heuvels van het grensgebied tussen België, Luxemburg en Duitsland. De mislukte operatie bij Arnhem gaf het zelfvertrouwen van de Britten een dreun. Het Ardennenoffensief leerde de Amerikanen dat Duitse tegenaanvallen ondanks alles veel slachtoffers konden maken. Opperbevelhebber Dwight Eisenhower koos voor een voorzichtige opmars over een breed front. Hij vertrouwde op de geweldige geallieerde vuurkracht om de restanten van het Duitse leger langzaam weg te blazen, in een poging om het aantal slachtoffers in eigen rangen zo laag mogelijk te houden.

Bovendien wachtte het Rode Leger in het Oosten tot januari 1945 om met zijn eindoffensief tegen de terugtrekkende Duitsers te beginnen. Josef Stalin wou eerst de Balkan onder controle krijgen, maar daarna ging het in een lange, bloedige apocalyps naar Berlijn. Daar vochten enkele tienduizenden Duitse soldaten en leden van de Volkssturm ook na de zelfmoord van Adolf Hitler op 30 april nog een week verder voor enkele tientallen vierkante kilometer van hun kapotte hoofdstad, terwijl achter dat smalle front de SS iedereen opknoopte die ze ervan verdacht zijn post te hebben verlaten.

De Britse journalist en geschiedschrijver Sir Max Hastings schreef met De Slag om Duitsland. 1944-1945 een standaardwerk over de val van het Derde Rijk. Hastings was zelf oorlogscorrespondent tijdens de Falklandoorlog en daarna hoofdredacteur van achtereenvolgens The Daily Telegraph en de London Evening Standard. Hij werd door de koningin geridderd en ontving elke prijs die een journalist in het Verenigd Koninkrijk kan krijgen.

Max Hastings probeerde een totaalbeeld te schetsen van wat er zich tussen september 1944 en mei 1945 in Europa heeft afgespeeld. Zijn boek is bijgevolg een voortdurende vergelijking tussen de gebeurtenissen aan het westelijk en aan het oostelijk front. Tussen een oorlog die door democratische landen zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk wordt gevoerd en de manier waarop een dictatuur zoals de Sovjet-Unie daarbij te werk ging.

‘De soldaten aan het westelijk front hebben in die laatste maanden van de oorlog zeker geen prettige tijd gehad’, zegt Hastings. ‘Maar als je de naakte cijfers bekijkt, zie je dat Amerikanen, Fransen en Britten samen in de oorlog een miljoen mensen verloren. De Sovjet-Unie telde bijna dertig miljoen doden. Afgezien van de bombardementen op Duitse steden, kwamen er in gevechten met Britse en Amerikaanse troepen 200.000 Duitsers om het leven. In de strijd met het Rode Leger stierven vier miljoen Duitse soldaten. Hoe meer ik de oorlog bestudeer, hoe meer ik tot de conclusie kom dat de Russen het grootste deel van het lijden voor hun rekening namen. Om Hitler te kunnen verslaan, was het nodig dat iemand dat deed. Wij onderschatten nog altijd hoeveel de westerse geallieerden aan het bloed van de Russen te danken hebben.’

Was dat verschil ook aan het front zelf te merken?

MAX HASTINGS: Er waren aan het westelijk front momenten van menselijkheid. Er is dat bekende verhaal van een Brits parabataljon, dat in een Belgisch dorp in een fel gevecht gewikkeld was met een Duitse tankcolonne. De dokter van het bataljon hoort dat er verschillende gewonden zijn in een huis aan de frontlijn. Hij springt met de aalmoezenier en met een grote vlag van het Rode Kruis in een jeep en rijdt ernaartoe. Iedereen stopt met schieten. Terwijl ze met de gewonden bezig zijn, ratelt er een Duitse tank tot voor de jeep. Een Duitse officier steekt zijn hoofd door het luik en zegt in perfect Engels: ‘Dit is goed voor één keer, de volgende keer schiet ik.’ Dat was aan het oostelijk front onmogelijk.

Wij hebben zestig jaar na de oorlog nog altijd een lekker gevoel: we hebben het goed gedaan. De voormalige soldaten van het Rode Leger met wie ik sprak, zijn bijzonder verbitterd. Zeker sinds de val van het communisme hebben ze de indruk dat het allemaal voor niets is geweest. Er waren er die me zeiden dat het beter was geweest als de fascisten hadden gewonnen – ‘dan leefden we nu allemaal zoals de Duitsers’. Ze geloven dat echt. De tolk vroeg me om ze allemaal 20 dollar te geven voor de moeite. Ik vond dat beschamend weinig, maar het bleek meer te zijn dan hun maandelijks pensioen. Ze hebben tijdens de oorlog vreselijke dingen gedaan, maar ze hebben uiteindelijk toch ook zwaar voor hun overwinning betaald.

Was het in de strijd ook te merken dat de Sovjet-Unie uiteindelijk meer had dan louter militaire bedoelingen?

HASTINGS: De voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger was tijdens de oorlog sergeant bij de staf van het Amerikaanse leger. Hij vertelde me trots dat de Verenigde Staten het eerste land in de geschiedenis waren die oorlog voerden zonder dat ze land wilden veroveren. De Amerikanen dachten dat ze idealisten waren, maar eigenlijk waren ze bijzonder naïef. Eisenhower werd naar Europa gestuurd om Hitler te verslaan. Behalve helemaal op het einde van de oorlog kreeg hij op geen enkel moment politieke richtlijnen. Ik heb alles gelezen wat er ook recent over president Franklin Roosevelt is verschenen, en waarin altijd wordt geprobeerd om uit te leggen dat hij de dreiging van de Sovjet-Unie goed begreep. Ik geloof daar niets van.

Toonde de Britse premier Winston Churchill zich dan minder naïef?

HASTINGS: Churchill zag het gevaar wel. Maar als de westerse landen vóór de sovjets in Oost-Europa wilden zijn, moest de landing in Normandië een jaar eerder zijn gepland. Dan moesten de Amerikanen en de Britten ook bereid zijn om misschien wel een miljoen soldaten meer te verliezen dan nu het geval was. Dat waren ze niet. Churchill was in die zin naïef, dat er nooit een rea- listisch perspectief was om de Sovjet-Unie in Oost-Europa te kloppen.

Zestig jaar later weet iedereen dat de Sovjet-Unie politieke bedoelingen had met zijn verovering van Oost-Europa. Maar was dat in die tijd ook zo duidelijk?

HASTINGS: Voor iedereen die dat wou zien, was het in de zomer van 1944 duidelijk dat de sovjets bezig waren met zich een imperium te veroveren. Alleen waren de Amerikanen op dat moment cynisch tot alles bereid om Stalin aan hun kant te krijgen in de oorlog met Japan. Ze vreesden toen nog dat ze zich een weg naar Tokio zouden moeten vechten, en dat ze daarbij enorme verliezen riskeerden. Het was een bewuste keuze om de Russen te omhelzen. Die hadden er namelijk geen moeite mee om zo veel mensen op te offeren. Wij wel. Bij de belegering van Leningrad hielden de Russen stand, tot op het punt dat ze elkaar opaten van honger. Ik geloof niet dat de inwoners van een belegerde Engelse stad ooit zover zouden gaan. Iedereen die de Tweede Wereldoorlog bestudeert, wordt verscheurd tussen de bewondering voor de graad van lijden die de sovjets wilden accepteren en hun militaire optreden in de laatste maanden van de oorlog en de afschuw voor de manier waarop ze daarbij te werk gingen. Wij waren in het Westen uiteindelijk nauwelijks meer dan toeschouwers bij een vreselijk gevecht tussen twee vormen van tirannie.

U maakt in het boek overigens geen geheim van uw bewondering voor het optreden van de Duitse soldaten.

HASTINGS: Als we eerlijk zijn, moeten we toegeven dat ze beter waren dan wij. Ze waren in dat laatste deel van de oorlog met veel minder, ze waren veel slechter uitgerust en ze konden bijlange niet meer op dezelfde luchtsteun rekenen. Toch zetten ze een schitterende verdediging neer. Er werd me tijdens het schrijven van dit boek iets duidelijk wat ik tevoren niet zo klaar zag: om zo goed te zijn als de Waffen SS moet je ook zijn zoals de Waffen SS. Ze hadden dat ongelooflijke, Wagneriaanse fatalisme en die zin voor romantiek. Maar zouden wij echt willen dat Amerikaanse en Britse soldaten ook zo zijn? Ik denk het toch niet.

Ze schrokken er ook niet voor terug om de Hitlerjugend in te zetten. Kindsoldaten, toch?

HASTINGS: Die kindsoldaten vochten uiteindelijk nog zeer goed. Ze hadden een ruime voorraad aan pantservuisten, waarmee ze zeer bedreven waren. Dat waren zeer efficiënte antitankwapens. Ze hebben de geallieerde legers daarmee nog grote schade toegebracht. De jongens van de Hitlerjugend waren door de propagandamachine van Joseph Goebbels ideologisch helemaal fijn gekneed. Ze hadden nog dat fanatisme, dat veel van hun oudere legerbroeders kwijt waren.

Ik denk dat de westerse legers het zo goed deden als van legers uit democratische landen kan worden verwacht. Er zijn ook aan deze kant van het front verschrikkelijke dingen gebeurd. Er is geplunderd en er zijn krijgsgevangenen en burgers doodgeschoten. Maar de meeste soldaten bleven wel waardig. Zestig jaar later mogen we dankbaar zijn dat het zo gelopen is.

Een belangrijke vraag blijft dan waarom de Duitsers zich zo hardnekkig tegen de Amerikanen en de Britten zijn blijven verzetten. Ze wisten wat er zou gebeuren als ze door de Sovjet-Unie werden veroverd. Waarom lieten ze de westerse geallieerden niet gewoon passeren?

HASTINGS: Ik heb veel verstandige Duitsers ondervraagd, die toch tot het einde hebben gevochten. ‘Omdat ze moesten’, zeiden ze. We moeten ermee ophouden een onderscheid te maken tussen de Duitsers en het Duitse leger. Natuurlijk waren niet alle Duitse soldaten nazi’s. Maar Duitse generaals hadden wel een verbazend, geperverteerd gevoel voor eer. Hun loyaliteit aan Hitler won het van hun zin voor redelijkheid. Ze verdienen daarom het misprijzen van de geschiedenis – hoe goed ze op het slagveld ook waren. Zij waren de enigen in Duitsland die wisten dat de oorlog verloren was. Ze hadden ook de macht om daar iets aan te doen. Maar veel Duitse officieren met wie ik sprak, waren heel boos om de mislukte aanslag op het leven van Hitler in juli 1944. ‘Wij waren toch geen Zuid-Amerikaanse bananenrepubliek’, zeiden ze. ‘We hadden een eed gezworen aan de Führer!’

Bleven ze daarom vechten?

HASTINGS: Ik vrees dat ze zich gewoon niets anders konden voorstellen. De voormalige bondskanselier Helmut Schmidt, een intelligente man en hoegenaamd geen nazi, vertelde me dat elke Duitser tegen 1944 geloofde dat de hele mannelijke bevolking, als ze de oorlog verloren, als slaaf naar Rusland zou worden weggevoerd. Veel Duitsers geloofden dat het einde van het Derde Rijk het einde van alles betekende. Dat er daarna niets meer kwam.

Ik denk dat we te veel tijd besteden aan het schrijven van boeken over Adolf Hitler. Dat was uiteindelijk een banale man. We zouden moeten nadenken over een antwoord op de vraag waarom een gesofisticeerd volk als de Duitsers die gek tot het einde heeft gevolgd. Het gedrag van het Duitse volk interesseert mij meer dan wat Hitler deed. Ze stonden tijdens de slag om Berlijn braaf in de rij voor de deur van de winkel, terwijl de granaten om hen heen ontploften.

Speelde het trauma van 1918 een rol? Het Duitse leger legde toen wel de wapens neer, maar Duitsland moest op de vredesconferentie in Versailles toch een zware prijs betalen.

HASTINGS: De afloop van de Eerste Wereldoorlog speelde ook aan geallieerde zijde een rol van betekenis. Veel mensen dachten achteraf dat het een vergissing was om Duitsland in 1918 niet te bezetten. Dat gaf de Duitsers ook de kans om die belachelijke mythe in het leven te roepen, dat ze in 1918 eigenlijk niet verslagen werden. Veel geallieerden stelden zich daarom tijdens de Tweede Wereldoorlog veel harder op.

Waren de bombardementen op Duitse steden daar een gevolg van?

HASTINGS: Die bombardementen waren een vergissing. Maar ze waren geen oorlogsmisdaad, zoals ze nu door sommigen worden genoemd. Ze waren ten minste gesteund op de eerlijke overtuiging dat ze de instorting van Duitsland konden versnellen.

In de lente van 1945 viel er in Duitsland toch niet veel meer te bombarderen?

HASTINGS: De historicus in mij zegt: we voeren oorlog zoals we kunnen, en niet zoals we zouden moeten. Eind 1944 hadden de geallieerden een enorme luchtvloot ter beschikking. Wat moesten ze daarmee doen? Ze waren de gevangenen van beslissingen die twee, drie jaar eerder in totaal andere omstandigheden waren genomen. Zolang de Duitsers verder vochten, kon die luchtmacht niet aan de grond blijven staan.

Wij voelen ons daar nu ongemakkelijk bij. Maar veel Duitsers stappen op glad ijs als ze de bombardementen met de holocaust vergelijken. Uiteindelijk is Hitler de oorlog begonnen, en is het Duitse volk hem in zijn waanzin gevolgd. Als ze niet kunnen aanvaarden wat er met hen is gebeurd, moeten ze toch maar eens in de spiegel kijken.

Sebastian Haffner schreef dat Adolf Hitler zich uiteindelijk door Duitsland verraden voelde. Omdat het de oorlog niet kon winnen, mocht het voor hem ook vernietigd worden.

HASTINGS: Ik zat enkele weken geleden in Londen in een panelgesprek, na een vertoning van de film Der Untergang over de laatste dagen van Hitler. Naast mij zat de correspondent in Londen van het weekblad Der Spiegel – een man van een jaar of 45. ‘Ik ben het beu dat Duitsland zich altijd moet verontschuldigen’, riep hij. ‘Het is tijd dat de Britten naar hun eigen misdaden in de oorlog kijken en niet altijd over de onze beginnen.’ De hele zaal was onthutst. De jonge tolken waarmee ik in Duitsland werkte, waren vaak geschokt door wat ze van sommigen van hun landgenoten hoorden. Zoals een voormalige SS-officier, die vertelde hoe hij van de oorlog had genoten. En hoe schitterend de partijdagen in Nürnberg in 1936 toch waren! Ik was dat gewend, maar die Duitse tolk had zoiets nog nooit gehoord.

Ook de Britten en de Amerikanen konden het niet zo goed met elkaar vinden als meestal wordt gedacht. ‘Er was geen liefde in die relatie’, schrijft u. ‘Alleen koele berekening.’

HASTINGS: Dat is nooit anders geweest. Britse politici die daar anders over denken, maken zich begoochelingen. De relatie tussen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk is altijd hard en zakelijk geweest. Iedereen hield aan de mooie woorden van Roosevelt en Churchill een warm gevoel over. Maar tegen 1945 waren ze elkaar kotsbeu. De Amerikaanse generaals George Patton en Omar Bradley hadden niet alleen een gloeiende hekel aan de Britse maarschalk Bernard Montgomery – ze haatten hem gewoon. Anderzijds waren de Amerikanen bij de Britten ook weinig populair. De Britten hadden het gevoel dat zij onder de nazi’s hadden geleden, terwijl de Amerikanen op het einde even alle pluimen op hun hoed kwamen steken. Bovendien was het Verenigd Koninkrijk in 1945 failliet, terwijl de Amerikanen rijker werden dan ze ooit waren geweest.

Weet Tony Blair dat ook allemaal?

HASTINGS: De Amerikanen hebben altijd hun eigen redenen voor wat ze doen. Elke Britse politicus die bij de Amerikanen naar een gevoel van warmte voor ons heeft gezocht, werd ontgoocheld. Tony Blair is nu de laatste in de rij. Er is op die regel maar één uitzondering: Casper Weinberger ging als minister van Defensie tijdens de Falk- landoorlog tegen de wensen van het Witte Huis in om ons militair te steunen. Maar Churchill en Roosevelt hielden echt niet van elkaar. Churchill ging niet naar de begrafenis van Roosevelt, hoewel dat zeker had gekund. En de Amerikanen waren woedend op de Britten, omdat die hen vroegen om te helpen bij het herstellen van het Britse rijk in het Verre Oosten. Ze hebben de Indiërs, de Birmanen en de Maleiers duidelijk laten weten dat ze daar niets mee te maken wilden hebben.

Het beeld dat u als Brit van maarschalk Montgomery schetst, is ook niet zeer vleiend.

HASTINGS: Hij was een man van zijn vak. Maar tegenover de Amerikanen gedroeg hij zich zeer gestoord. Montgomery wou gewoon de baas zijn, maar dat was op dat moment niet meer redelijk. Begin maart 1945 hadden de Amerikanen meer dan twee miljoen soldaten in het veld, tegenover goed 800.000 Britten. Zeker na Arnhem vonden de Amerikanen ook dat ze van hem niets meer te leren hadden. Montgomery begreep wel perfect dat je van burgers in een uniform niet te veel mag verlangen. In tegenstelling tot Churchill overigens, die van zijn mannen en zijn commandanten altijd meer verwachtte dan ze hem konden bieden.

Hij was dan ook zelf een held.

HASTINGS: Ik was onlangs te gast bij een kleine plechtigheid, die de 60e verjaardag herdacht van iets wat zich begin april 1945 in Duitsland heeft afgespeeld. Een jonge Britse officier, kapitein Ian Oswald Liddell, naderde met zijn mannen de Ems. Ze zagen dat er nog maar één brug over de rivier intact was. Vanuit hun stellingen konden ze ook de draden zien, waarmee de Duitsers de brug hadden ondermijnd om ze te laten ontploffen als de Britten zouden proberen om ze te veroveren. Zelf hadden ze zich op de andere oever ingegraven.

Liddell begreep dat het geen zin had om de brug te bestormen, maar dat één man – hijzelf – misschien kon proberen om de draden onder dekking door te knippen. Hij ging niet ondoordacht te werk. Hij dacht twee uur rustig na over wat hij zou doen. Met alleen een schaar rende hij naar de brug en knipte de draden door, terwijl hij de hele tijd onder vuur lag. Drie weken later werd hij door een sluipschutter doodgeschoten. Hij heeft nooit geweten dat hij voor zijn actie het Victoria Cross kreeg, de hoogste Britse militaire onderscheiding die alleen is weggelegd voor wie zijn leven heeft geriskeerd. Liddell was een gewone jongeman, niet bijzonder heldhaftig of zo. Maar als wij nu ons rustige, comfortabele leventje kunnen leiden, is dat door enkele mensen zoals hij.

Dat klinkt wel heel sentimenteel.

HASTINGS: We moeten daar niet sentimenteel over doen. Hoe meer ik over de oorlog schrijf en met mensen praat die hem hebben beleefd, hoe meer ik ervan overtuigd ben hoe ongelooflijk gelukkig wij zijn. We klagen over de terreurdreiging en de andere problemen van deze tijd, maar niemand van onze generatie heeft maar een fractie meegemaakt van wat die mensen hebben beleefd. Dat is het verhaal dat we eindeloos aan onze kinderen moeten vertellen. Alleen daarom al is het jammer dat het zo beroerd is gesteld met de geschiedenisles op school.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content