In Mexico trekken drugsbendes een spoor van geweld door het land. President Felipe Calderon is vastbesloten om de oorlog met de trafikanten te winnen en zet het leger in. Wordt Mexico een nieuw Colombia?

Uiteindelijk went ook de meest verschrikkelijke horror. Net voor Kerstmis doken in een winkelcentrum in Chilpancingo plastic zakken op met daarin de afgehakte hoofden van acht soldaten. Chilpancingo is de hoofdstad van de zuidelijke deelstaat Guerrero. Vorige maand zaten drie hoofden in een koelbox, in de buurt van de grensstad Ciudad Juarez. In Tijuana arresteerde de politie Santiago Meza, bijgenaamd El Pozolero, de soepmaker. Hij bekende dat hij de voorbije negen jaar op bevel van een lokale drugsbaron zeker driehonderd lichamen had opgelost in een zuurmengsel. Meza gaf blijk van een eigen gevoel van eer. Hij beriep er zich na zijn arrestatie op dat hij altijd had geweigerd om de lichamen van vrouwen en kinderen te laten verdwijnen.

De conclusie van president Felipe Calderon kwam niet als een verrassing. ‘We hebben geen vat meer op de georganiseerde misdaad’, stelde hij vast toen hij in december 2006 de eed aflegde. Hij zette meteen 45.000 soldaten in tegen de drugsbendes. Er kwamen sindsdien 10.000 mensen om het leven in geweld dat met de drugshandel te maken heeft, van wie 6268 het voorbije jaar. Het leger en de politie vochten hele veldslagen uit tegen gangsters gewapend met granaten, machinegeweren en raketwerpers. Maar hun meest efficiënte wapen is wellicht corruptie. In november werd Noe Ramirez gearresteerd. De magistraat stond aan het hoofd van de eenheid die zich voor het federale gerecht met georganiseerde misdaad bezighoudt. Hij wordt ervan beschuldigd dat hij van een drugsbende 450.000 dollar per maand toegestopt kreeg in ruil voor informatie.

De Mexicaanse regering gelooft dat de toenemende arrestaties en het toenemende geweld erop wijzen dat ze aan de winnende hand is. Daar is niet iedereen het mee eens. Een rapport van de Amerikaanse legerleiding besloot vorige maand dat twee landen hard op weg zijn om ‘falende staten’ te worden, staten waarvan de normale overheidsstructuren niet meer werken: Pakistan en Mexico.

Zeker in het geval van Mexico klinkt dat ongehoord. Met zijn 109 miljoen inwoners is Mexico de twaalfde economie van de wereld. Het land beschikt over belangrijke olievoorraden, is de tweede handelspartner van de Verenigde Staten en ontwikkelde zich de voorbije generatie tot een min of meer stabiele democratie. De conclusie van het Amerikaanse rapport werd door de Mexicaanse regering dan ook verontwaardigd van de hand gewezen. Maar tegelijk waarschuwen ook andere Amerikaanse instellingen ervoor dat de Mexicaanse drugsbendes een gevaar betekenen voor de Amerikaanse nationale veiligheid. ‘We kunnen geen narcostaat hebben als buurland’, zegt onder meer de voormalige generaal Barry McCaffrey, die door de Amerikaanse president Bill Clinton nog werd ingezet in de strijd tegen de drugshandel.

Alle lichten staan nu tegelijk op rood. Op 12 januari al lunchte Barack Obama twee uur lang met Calderon, het eerste buitenlandse staatshoofd dat hij na zijn verkiezing tot VS-president ontmoette. Calderon stelde de VS een strategisch partnerschap voor. Hij drong aan op de installatie van een gemengde groep van experts om te onderzoeken hoe de twee landen op het vlak van veiligheid nauwer kunnen samenwerken. Die samenwerking zou verder gaan dan het programma van anderhalf miljard dollar steun voor Mexico en Midden-Amerika, dat het Congres vorig jaar morrend goedkeurde.

PLAN COLOMBIA

Of de nieuwe Amerikaanse regering dat nu graag heeft of niet, de situatie in Mexico is zeer vergelijkbaar met die in Colombia in de jaren negentig. Drugsbendes maken misbruik van de zwakheid van de overheid, die de rechtsstaat niet kan handhaven. In Colombia joeg het drugsgeld nieuw leven in linkse guerrillabewegingen en dat lokte een reactie uit van rechtse paramilitaire milities. Toen de guerrilla de overhand dreigde te halen, lanceerde Clinton zijn ‘Plan Colombia’: een opleidings- en hulpprogramma voor de Colombiaanse veiligheidstroepen dat de Amerikaanse schatkist sinds 2000 meer dan 6 miljard dollar heeft gekost.

Plan Colombia maakte de Colombiaanse staat sterker en het land veiliger. Maar de aanpak van de drugshandel had minder succes. President Alvaro Uribe liet honderdduizenden hectaren met een plantendodend middel besproeien. Zo leek het alsof de oppervlakte waarop coca werd geteeld met de helft verminderde. Maar dat effect was zeer tijdelijk. Ook betere productietechnieken maken dat de totale productie van cocaïne in de Andes op hetzelfde peil is gebleven.

In de jaren zeventig en tachtig werd Colombiaanse cocaïne met kleine vliegtuigjes van het ene Caraïbische eiland naar het andere gevlogen en zo tot in de Verenigde Staten gebracht. Toen de Amerikaanse politie erin slaagde om die route af te sluiten, verlegde de georganiseerde misdaad haar actieterrein naar Mexico. Daar bestond een traditie van relatief kleine bendes die heroïne en marihuana over de grens naar de VS smokkelden. De stap naar de handel in cocaïne maakte hen in één klap veel machtiger. Ze werden daarbij geholpen door de nabijheid van de grote Amerikaanse markt. Ze palmden zelf de distributiekanalen in verschillende Amerikaanse steden in, en konden zo eisen stellen aan de Colombianen. Tegelijk hadden ze gemakkelijk toegang tot de Amerikaanse wapenwinkels en verdwenen hun winsten op Amerikaanse bankrekeningen.

Ze maakten daarbij ook dankbaar gebruik van de zwakke Mexicaanse staat. De revolutie van 1910-1917 had een staat gecreeerd die aan de oppervlakte democratisch maar in wezen autoritair is. Alle macht was in handen van de PRI, de Partido Revolucionario Institucional. In het systeem van de PRI was de politie er niet om misdaden op te lossen, maar om de politieke orde te handhaven. Gouverneurs van deelstaten lieten drugshandelaars met rust, zolang hun activiteiten maar niet te veel in het oog sprongen. Ook omdat de Colombianen hun Mexicaanse partners voor een deel in natura betaalden, begonnen die het gebruik van cocaïne thuis te pushen. Tot Calderon besloot om van veiligheid een prioriteit te maken, legden politici hen weinig in de weg.

DE SLAG OM DE STRAAT

Minister van Justitie Eduardo Medina Mora toont zich realistisch. Het is niet de bedoeling, zegt hij, om de drugshandel uit te roeien – ‘dat is niet mogelijk’ – maar om de economische macht van de georganiseerde misdaad te breken. De minister wijst op vooruitgang. In de voorbije twee jaar legde de overheid de hand op enorme hoeveelheden drugs, geld en wapens. Er werden ook 58.000 mensen gearresteerd. Dat zijn weliswaar voor het overgrote deel kleine vissen, maar er zitten nu toch ook een twintigtal spilfiguren in de cel en een duizendtal zogenaamde sicarios, huurmoordenaars.

Mexico wees ook zo’n tweehonderd drugshandelaars uit naar de Verenigde Staten – al was het maar omdat het vanuit een Amerikaanse cel moeilijker is om hun zaakjes verder te beredderen dan vanuit een Mexicaanse. ‘Tot voor kort woonden de drugsbazen openlijk in de grote Mexicaanse steden’, zegt minister van Openbare Veiligheid Genaro Garcia Luna. ‘Nu durven ze hun gezichten nog alleen in afgelegen dorpen in de Sierra Madre te laten zien.’

Woordvoerders van de regering wijzen erop dat het toegenomen geweld een teken is dat de bendes zich tegen elkaar keren in de strijd om een stuk van de slinkende markt. Bijna twee derde van de moorden wordt in slechts 3 van de 32 Mexicaanse staten gepleegd. Ciudad Juarez, Tijuana vlakbij de Amerikaanse grens en Culiacan in de staat Sinaloa zijn de gevaarlijkste steden. Veruit de meeste doden zijn bendeleden die door andere bendeleden zijn omgebracht, maar ook 800 soldaten en politiemensen hebben sinds december 2006 het leven verloren. De onthoofdingen en de martelingen zijn bedoeld om de bendediscipline te handhaven en rivalen schrik aan te jagen, zegt Garcia Luna. ‘Met 11 moorden per 100.000 inwoners doet Mexico het ondanks alles relatief goed.’

Het extreme geweld brengt de Mexicanen van streek, volgens de historicus Enrique Krauze. Mexico ontwikkelde zich na de revolutie ’tot een eiland van vrede, waar mensen van over de hele wereld een toevlucht zochten’. Nu zijn de mensen bang. Op 15 september vielen 8 doden, toen granaten werden gegooid in een menigte die Onafhankelijkheidsdag vierde. In grotere steden durft niemand ’s nachts de straat op. Mensen vermijden de betere restaurants omdat ze regelmatig doelwit zijn van rivaliserende benden, die er binnenvallen om concurrenten uit te schakelen. Tegelijk schrikt het geweld ook Amerikaanse toeristen en investeerders af.

De operatie die door president Calderon is opgezet, bracht de belangrijkste drugssyndicaten wel degelijk een klap toe. De hele bendestructuur raakt versplinterd in facties die elkaar bestrijden. De grootste zorg van de overheid is dat bendes hun activiteit diversifiëren en zich ook toeleggen op afpersing en racketeering. In Ciudad Juarez werden winkels en bars plat gebrand. Veiligheidsexperts in Mexico-Stad melden dat de voorbije zes maanden ook multinationale ondernemingen worden bedreigd. Als de gevraagde sommen niet worden betaald, wordt er gedreigd met overvallen op warenhuizen en fabrieken. Alvast één Amerikaans bedrijf zou zijn gezwicht. Een tweede, groeiende business is kidnapping, die met steeds meer geweld gepaard gaat. Kidnapping staat alsnog voor één procent van het aantal misdaden, maar vooral rijke Mexicanen zitten nu toch met de vraag of ze hun kinderen niet aan ontvoering blootstellen als ze in het land blijven.

Ondertussen baart de manke werking van politie en gerecht grote zorgen. Vaak heeft de politie zelf boter op het hoofd. Een onderzoek leerde dat zeven van alle tien misdrijven in 2007 gewoon niet werden gemeld. Minister Garcia Luna geeft toe dat de trafikanten in sommige delen van het land sociaal stevig ingeplant zijn. De twee voorgangers van Calderon probeerden tevergeefs om de politie te hervormen. Calderon zelf is ervan overtuigd dat het dit keer wel lukt.

In Mexico-Stad bouwt het ministerie van Openbare Veiligheid een nieuw nationaal informatiecentrum. Mannen in donkere pakken zitten nu al achter computerterminals tegenover een gigantisch, gesegmenteerd scherm dat de hele muur vult. Ze stoppen informatie in Platform Mexico, een geïntegreerde nationale database die strafdossiers combineert met onderzoeksverslagen van de politie en die in juni helemaal operationeel wordt. De verschillende schermen kunnen beelden oproepen van gesloten televisiecircuits uit het hele land. Er kan vanuit het centrum worden gecommuniceerd met elke politiepost en elke politieauto in Mexico. De politie in Mexico-Stad beschikt nu ook over helikopters en snelle interventieteams. Het is de bedoeling dat elke deelstaat geleidelijk op dezelfde manier wordt uitgerust.

WAPENWINKELS BIJ DE GRENS

In tegenstelling tot Colombia heeft Mexico weinig last van actieve guerrillabewegingen. Tegelijk mist het ook de redelijk efficiënte Colombiaanse politiemacht. Dat is voor een deel het gevolg van de federale structuur van het land. De 32 deelstaten hebben elk hun eigen politie en gerecht, die verder is opgedeeld in meer dan 1600 lokale politieposten. De strafwet is een lappendeken. Drugshandel is een federaal misdrijf, terwijl kidnapping op het niveau van de staat wordt beoordeeld. Om de chaos compleet te maken, probeerde de federale regering nog in de jaren negentig om een eigen politiemacht te bouwen uit een disparate verzameling van veiligheidsdiensten allerhande. Een poging om de gerechtelijke politie om te bouwen tot een soort van Mexicaanse FBI lukte maar half.

De poging die Felipe Calderon nu onderneemt, maakt meer kans. Een recente grondwetswijziging gaf de president de mogelijkheid om een nieuw veiligheidssysteem in werking te stellen. Het voorziet in uniforme procedures voor de aanwerving, opleiding en werking van alle politiekrachten in het hele land. Elke politieman zou nu afdoende gescreend moeten zijn, voor hij een uniform aantrekt. Tegelijk werd het korps uitgebreid van 9000 manschappen in 2006 tot 26.000 vandaag. De regering kan lokale politieposten voor het eerst dwingen om mee te werken. Ook het gerecht moet nu sneller en vlotter kunnen werken.

Bovendien levert de samenwerking met de Amerikanen resultaten op. Hele partijen drugs zijn in beslag genomen en trafikanten opgepakt. De Amerikanen zorgen voor opleidingen en materiaal zoals nachtkijkers en metaaldetectoren. De veranderde Amerikaanse houding stemt de Mexicanen tevreden. ‘We wijzen elkaar niet meer met de vingers’, zegt minister Garcia Luna. ‘We werken nu samen aan de oplossing van een probleem, dat zich aan de twee kanten van de grens voordoet.’ Het zou helpen, herhaalt de minister, als de Amerikanen de wapenverkoop beter zouden reguleren. Het valt op dat van de 107.000 Amerikaanse wapenwinkels er 12.000 in de buurt van de Mexicaanse grens liggen én dat daar hogere verkoopcijfers worden gehaald dan gemiddeld. Duizenden automatische geweren gaan illegaal de grens over. De Amerikaanse overheid belooft dat ze zal proberen om die handel aan banden te leggen.

Genaro Garcia Luna is ervan overtuigd dat de Mexicanen over enkele maanden echt een verschil zullen zien, als alle maatregelen die de voorbije twee jaar zijn voorbereid in praktijk worden gebracht. Toch is er ook twijfel. Gaat de regering wel snel genoeg? Het was aanvankelijk de bedoeling dat het leger maar tijdelijk zou worden ingezet, maar het lijkt erop dat het nog zeker twee jaar tegen de drugsbendes aan de slag moet blijven. Eind februari stuurde de regering nog 5000 soldaten extra naar Ciudad Juarez, waar de politiechef met de dood werd bedreigd en ontslag nam. De militarisering van de openbare veiligheid dreigt op die manier de noodzakelijke hervorming van de politie in de weg te staan.

Een ander probleem heeft te maken met onderlinge concurrentie. Als het over openbare veiligheid gaat, doen zeker zes ministeries hun zeg – afgezien nog van de gouverneurs en de burgemeesters. De voormalige zakenman Medina Mora (Justitie) en de professionele politieman Garcia Luna (Openbare Veiligheid) kunnen niet altijd met elkaar door dezelfde deur, terwijl geen enkele politicus greep heeft op het leger. Maar de grootste twijfel is of de regering voldoende gewapend is om de strijd te winnen tegen de corruptie. De meest gewelddadige drugsbende, de Zetas, bestaat uit een korps van keurtroepen dat een decennium geleden van kamp is gewisseld. De regering is er alsnog niet in geslaagd om haar eigen politie genoeg te betalen en voldoende bescherming te bieden, zodat ze bereid is om de strijd aan te gaan.

‘Mexico is geen falende staat’, zegt de socioloog Hector Aguilar Camin. ‘Mexico is een mediocre staat.’ Zoals Colombia tien jaar geleden leert Mexico vandaag dat de strijd tegen het drugsgeweld zonder een moderne veiligheidsstructuur onmogelijk is. Er zijn al tekens die erop wijzen dat de trafikanten zich aanpassen. Mexicaanse bendes zetten operaties op in Zuid-Amerika om vandaaruit de export naar Europa te organiseren. Ze zijn tegenwoordig ook agressief aanwezig in Centraal-Amerika. Zoals nu ook in Mexico weer blijkt, gaat dat hele proces altijd gepaard met een groot verlies aan mensenlevens. Maar de drugshandel zelf past zich aan en blijft bestaan.

© The Economist

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content