William Morris als hervormer van de toegepaste kunst : de continuïteit bleef.

WILLIAM MORRIS of het Gesamtkunstwerk van de toegepaste kunsten : typografie en kalligrafie, ontwerpen van tegels en behangpapier, van glasramen en wandtapijten, het bedrukken van stoffen en het ontwerpen van meubels. Een heroïsche poging om de consumptie aan de eisen van de ambachtelijkheid te onderwerpen. Een poging om de burgerlijke woning tot bastion van het bewuste leven te maken, om het vrouwendomein te beschermen tegen maatschappelijke verleiding door het te esthetiseren.

Een betoverend ideaal omdat de woning vandaag precies de zwakste schakel is tegen de maatschappelijke druk. Toen, net zoals vandaag, voelde de meest wakkere en realistische onder ons dat ambachtelijkheid voor een moraal en voor een esthetiek staat, voor een maatschappij waarin het individuele en huiselijke verzoenbaar zijn met en gedragen worden door de gemeenschap. Toegepaste kunst is in wezen gemeenschapskunst. Artistieke droom van een verzoend leven tegen de achtergrond van een gebroken werkelijkheid. Het lelijke is voor de estheet het symptoom van maatschappelijke onkunde : onkunde om bewust vorm te geven aan het eigen leven.

Morris is een figuur in een lange rij hervormers : allen even opdringerig, paternalistisch en betweterig. Hervormers veranderen misschien niets, maar ze geven de illusie dat het kan. Ze spelen een essentiële rol in de psychologie van een tijd : ze zijn een placebo, een onschuldiger oplossing dan die van de revolutionair. Dat hun projecten een inherente zwakheid kennen, blijkt uit het feit dat iedere hervormer de voorgaande moet corrigeren.

Morris is een typisch kind van de neogotische revival, maar ook de heftigste criticus van haar effecten. De Middeleeuwen waren in de vorige eeuw een bron van schwärmerische begeestering. In die Middeleeuwen der fantasie gingen idylle en dagelijks leven, heldhaftigheid en zelfstandigheid, handen en ideeën moeiteloos samen. Maar Morris realiseerde zich snel dat de geschiedenis niet herhaald kan worden en dat pogingen tot restauratie ook restauraties zijn in politieke zin : een verkleedpartij voor hedendaagse plannen in oude gewaden.

Aan de echte getuigen van het oude deden restauraties niets goeds : het oude monument werd er definitief door vervormd. Immers als het waar is dat de hand altijd ingebed zit in de cultuur van zijn tijd, dan is ook de restaurerende hand niet in staat de Middeleeuwen te produceren maar slechts een negentiende-eeuwse vorm. De gedachte van organische verwevenheid die alles met de idealisering van de Middeleeuwen heeft te maken, toont aan dat reconstructie van die periode onmogelijk is. Ze geeft enkel aanleiding tot perverse, vernietigende resultaten. ?Conservation? wordt het behouden van het monument tegen het vandalisme van de restauratie.

KARIKATUUR.

Morris haalde het startkapitaal van zijn leven in oude dorpskerken en in de romans van sir Walter Scott. Even dacht hij eraan om een kloosterorde te stichten, maar hij werd producent van geraffineerde en onbetaalbare luxeproducten. Een paradox zoals de levens van de negentiende eeuw er voortdurend laten zien. Het mooie is dat Morris die paradox niet passief onderging, maar er telkens weer op inging. Zo eindigde hij als die virulente tegenstander van de neogotische restauraties en als actief socialist.

Hij was vaak het onderwerp van vriendschappelijke spot en karikatuur. Hij had niets van een gekweld en kwijnend kunstenaar, maar alles van een luidruchtige, opdringerige, gulzige reus. Overborrelend van initiatieven, op zoek naar kennis, schaamteloos kinderlijk in zijn fantasiewereld, gedreven en realistisch, onvermoeibaar. Ook dat is een negentiende-eeuwse toets. De groten die de eeuw voortbracht, hadden hun komische en kwetsbare kanten : zeurderig, hebbelijk, ijdel, inconsequent. En toch is het een imposante, maar altijd zeer menselijke grandeur die hen kenmerkt.

Onder die zeer retorische levens schuilt een intens besef van het onbereikbare van het doel, maar ook van het onweerlegbaar juiste in hun aanvoelen. Alles wat wij vandaag over hen kunnen denken, lijkt tekort te schieten : domme idolatrie (zoals de hulde in het Victoria and Albert Museum) of schamper afwijzen van een vervelende zeurkous, beide verhinderen het zicht op figuren die de problemen van de moderniteit haarscherp aanvoelden. Maar zij beschikten niet over de modernistische oplossing, namelijk de optie van een radicale breuk. In de negentiende eeuw primeert bij allen de evidentie van een continuïteit : het nu is de voortzetting van het verleden.

Morris heeft niet de blanke muur van Adolf Loos ter beschikking, slechts een drukke tweedimensionele ornamentiek. Het lege blad de grote sprong der modernen is voor hen geen mogelijkheid. Saneren van het ornament, maar het zeker niet vernietigen. Ondertussen is Morris herleid tot een Beatrice Potter-achtige industrie van afgeleide, eindeloos technisch gereproduceerde ?signalen?. Het Morris-product is net zo goed mechanisch, zijn stijl is een logo geworden dat zich tot typicalEnglish omhoog heeft gewerkt. Dat is in zekere zin een verwerkelijking van zijn project : een vormentaal ontwikkelen die onlosmakelijk met zijn land is verbonden. Zijn er ?designers? die zich zo diep met hun land hebben kunnen identificeren ? Die van hoog tot laag aanwezig zijn : als een volkskunstenaar alleen vergelijkbaar met een Charles Dickens of een Gustave Doré. Mensen van de reproductietechnieken die in goed vertrouwen dachten te kunnen ontsnappen aan het inherente cynisme.

Dirk Lauwaert

?William Morris?, Victoria and Albert Museum, Londen, tot 1/9.

William Morris : een onschuldiger oplossing dan die van de revolutionair.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content