Hubert van Humbeeck

De komende weken worden er in verschillende landen in Midden- en Oost-Europa referendums gehouden over toetreding tot de Europese Unie. Het klimaat waarin dat gebeurt, is sinds enige tijd gewijzigd.

Wie bang is, krijgt er ook. Het ging er ruim een maand geleden even hard toe tussen de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie en West-Europese reuzen, zoals Frankrijk en Duitsland. Inzet: het dispuut over Irak en de houding tegenover het beleid van de Verenigde Staten. Terwijl het verzet in West-Europa langzaam vorm kreeg, verzamelden het Verenigd Koninkrijk en Spanje acht landen achter een brief, waarin Washington steun werd betuigd. Drie van die landen liggen achter het voormalige IJzeren Gordijn.

Enkele dagen later publiceerden tien vroegere Warschaupact-landen de zogenaamde brief van Vilnius, waarin de actie van de acht werd bijgetreden. Het ontlokte de Franse president Jacques Chirac een zure oprisping. ‘Er zijn er die soms beter hun mond zouden houden’, stoof hij op. Chirac kreeg de wind van voren: Leonid Ilitsj Chirac was nog het minste verwijt dat hem naar het hoofd werd geslingerd – een verwijzing naar de voormalige sovjetdictators Brezjnev en Lenin.

Van de twaalf landen die de komende jaren tot de Europese Unie zullen toetreden, maken er tien deel uit van het voormalige Oostblok. Alleen de eilanden Cyprus en Malta kunnen daar niet worden bij gerekend. Roemenië en Bulgarije vertoeven nog even in de wachtkamer. Maar met acht andere Oost- en Centraal-Europese landen werden de toetredingsonderhandelingen afgerond. De akkoorden liggen klaar om te worden getekend. Tussen eind maart en begin september houden ze allemaal referendums, waarin de kwestie aan hun kiezers wordt voorgelegd. Normaliter telt de Europese Unie op 1 mei van volgend jaar tien nieuwe leden.

Als gevolg van de ruzie over Irak – en de West-Europese verdeeldheid daarover – zijn de omstandigheden waarin die referendums worden gehouden veranderd. Eigenlijk staat de hele uitbreiding nu in een ander daglicht. Meer nog dan al het papier dat op de Europese Conventie over de toekomst van Europa wordt gevuld, bleek op dat moment hoezeer twee visies over de Unie tegenover elkaar staan. De ene wil een versterkte samenwerking; ook op politiek vlak. Voor de andere blijft de Unie in de eerste plaats een economisch instrument, waarin de lidstaten zoveel mogelijk autonomie bewaren.

De kandidaat-lidstaten zijn, zo bleek, vooral de tweede visie toegedaan. Dat kwetst veel West-Europeanen in landen zoals Frankrijk, Duitsland en België, omdat de keuze om ze snel bij de Unie te betrekken politiek en sociaal geïnspireerd was. De uitbreiding zal de hele Unie ook een smak geld kosten. Anderzijds mag het ook niet verbazen dat Oost-Europa maar schoorvoetend autonomie wil afstaan aan een supranationaal orgaan, zoals de Europese Unie met instellingen in het verre, onbekende Brussel. Ze hebben hun autonomie nog maar recentelijk verworven. De herinnering aan de dictatuur is nog vers.

AMERIKAANSE PARAPLU

De conclusie is eigenlijk: ze willen wel bij de Europese Unie, maar ze voelen zich toch het veiligst onder de Amerikaanse militaire paraplu. En als puntje bij paaltje komt, weegt dat gevoel van veilig onderdak te zijn op dit moment net iets zwaarder. Zoals de Pool Janusz Reiter, de directeur van het Center for International Relations in Warschau, het zei: ‘Zolang de VS een realiteit zijn en een verenigd Europa een droom, verkiezen we de realiteit boven de droom.’

Dat klinkt goed, maar het is niet het hele verhaal. Zo, bijvoorbeeld, komt het overgrote deel van de investeringen in Oost- en Centraal-Europa uit landen van de Europese Unie. De Verenigde Staten zijn er maar voor een luttel percentage aanwezig. Maar veel politici die het tegenwoordig in Oost-Europa voor het zeggen hebben, hebben wel in Amerika gewoond of gewerkt, of ze hebben er een opleiding gevolgd. De inspanning om mensen naar zich toe te halen, lijkt vruchten af te werpen.

Want in Washington wordt de ontwikkeling met instemming gevolgd. De Amerikanen maken er al een tijd geen geheim meer van dat een verdeeld Europa hen liever is dan een sterke, verenigde Unie. Het continent werd snel monkelend ingedeeld in een oud en een nieuw deel, waarbij de kandidaat-lidstaten van de Unie in het nieuwe Europa werden ondergebracht. Onder verstaan: dat deel waarmee er voor de VS te werken valt.

Verdeel en heers – het is een oude politieke wijsheid. Het biedt de VS uitzicht op een ‘Atlantisch’ Europa met, naast bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en Spanje, een rist landen die tot vijftien jaar geleden tot de cliëntstaten van de oude Sovjet-Unie behoorden. De repliek daarop is prompt: Duitsland, Frankrijk, België en Oostenrijk denken bijna luidop na over versterkte samenwerking, binnen de Unie. En in Moskou zien Russische strategen de kans schoon op een toenadering tot Parijs en Berlijn.

De Tsjechische schrijver Ivan Klima vindt het allemaal maar niks. ‘We moeten niet kiezen tussen Amerika en Europa, we moeten allemaal samenwerken.’ Jammer voor hem gaat het in de politiek helaas niet in de eerste plaats om ethiek. Het gaat om macht.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content