Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

In België wonen honderden Moslim-vluchte- lingen uit het Bosnische Tarevci. Dat dorp zit nu vol Servische vluchtelingen. Vertrek- ken die ooit ? Een reportage, hier en ginder.

MODRICA IS EEN SPOOKSTAD, besloot Mirsad Mesanovic in Zelzate zijn relaas over het Noord-Bosnische stadje : ?Een ruïne waarin geen mensen meer wonen.? Mirsad had een lange video getoond over Modrica, dat ligt in de mond van de fameuze corridor van Posavina, die de gebieden rondom het Servische bolwerk Banja Luka verbindt met de rest van het door Serviërs gedomineerde gebied. Levensbelangrijk voor de leefbaarheid van wat nu de ?Servische Republiek? heet, die samen met de Moslim-Kroatische Federatie het (voorlopig theoretische) concept Bosnië-Hercegovina vormt.

De videobeelden werden geschoten in de late lente van 1992, toen Mirsad met een kleine eenheid Moslim-mannen uit Modrica en omgeving het stadje op de Serviërs heroverde. Die hadden het bezet op 15 april, een dikke week na het officiële begin van de oorlog in Bosnië-Hercegovina. Vele huizen stonden in brand. Lijken van paarden en koeien lagen met een kogel door de kop in de straten. Hier en daar waren dode Serviërs achtergebleven. De mannen vonden een primitief veldhospitaal in een garage en, belangrijker, een grote hoeveelheid munitie. Een ernstige steun in de rug, want de Moslims moesten het met weinig bewapening opnemen tegen de goed uitgeruste Servische troepen.

Drie weken hielden ze het vol. Toen was de veroverde munitie op. Vanop de heuvels werd de stad door tanks en houwitsers bestookt. ?Het laatste wat we deden, was de brug over de rivier Bosna opblazen,? zei Mirsad. ?Zo stopten we de opmars van de Servische tanks, en konden we vluchten. Onze laatste verdediging waren de industriële silo’s langs de brug. Die werden onophoudelijk bestookt vanop de heuvel achter het motel van Modrica, waar de voornaamste Servische artillerie-eenheid stond opgesteld. Maar het was onhoudbaar. Op 26 juni 1992 moesten we Modrica definitief uit handen geven. Vanaf dan waren we vluchtelingen.?

AUTORIJLES.

In tegenstelling tot wat Mirsad en de zijnen denken, is Modrica geen spookstad. Vier jaar na het gedwongen vertrek van de Moslim-bevolking bruist de plek weer van het leven. Het motel waarover Mirsad sprak, is sinds kort opnieuw open, hoewel er nog geen sloten in de ramen steken. Veel klanten zijn er nog niet geweest. In het nieuwe register is zelfs de eerste bladzijde bijna leeg. De verkeerslichten in de stad functioneren. Er wordt autorijles gegeven en vuilnis opgehaald. De politie patrouilleert opvallend, maar gewapende mannen zijn uit het straatbeeld verdwenen, net als moskeeën. Winkeltjes en bars zijn open, maar de meeste klanten kopen niet. Geen geld.

?Het is op dit ogenblik niet gemakkelijk, maar we komen er wel,? zei de directeur van Radio Modrica, die er prat op ging dat zijn station in vijf landen te beluisteren valt : Hongarije, Joegoslavië, Kroatië, Servië en de ?Federatie?. Voor de duidelijkheid benadrukte hij dat hij met Servië de Servische Republiek bedoelde binnen wat de internationale gemeenschap Bosnië-Hercegovina noemt. Op de vraag hoe het zat met de terugkeer van de oorspronkelijke bewoners, zoals voorzien in het vredesverdrag van Dayton, dat een half jaar geleden werd gesloten, antwoordde hij omzichtig dat de stad al met vluchtelingen is volgelopen en dat er geen plaats meer is voor meer mensen.

Mirsad en zijn vrienden lagen er niet wakker van dat Modrica geen spookstad, maar een Servische stad geworden was. ?Dat is hetzelfde,? zei iemand grinnikend. Ze waren uitsluitend geïnteresseerd in de situatie van hun dorp, Tarevci, als het ware een verlengstuk van de stad, dat twee kilometer verder op een heuvel ligt. ?Die heuvel was van groot strategisch belang voor de Serviërs,? legde Mirsad uit. ?Van daarop controleerden ze de belangrijke spoorweg van Sarajevo naar Belgrado, de brug over de Bosna, en de frontlijn met onze troepen die een paar kilometer naar het zuiden lag.?

Met de val van Modrica moesten de Moslims naar hun eigen zeggen meer dan 99 procent van de bevolking ook Tarevci verlaten. Mirsad zwierf een tijdje met een eenheid soldaten uit zijn dorp in een andere frontzone rond, tot hij een kogel (van een compagnon) in de buik kreeg en zwaargewond werd afgevoerd. Na zijn herstel kwam hij met zijn vrouw Wahida en hun zoontje in Nederland terecht. En vervolgens, via de hulporganisatie Caritas, in Brussel, waar iemand op zoek naar mensen die Bosnische vluchtelingen wilden opnemen, hem in contact bracht met een geëngageerd priester : pastoor Raf Buysse van het havendorp Zelzate nu deken van Ledeberg.

?Hij is mijn tweede vader,? zei Wahida over Buysse, wiens foto prominent in de huiskamer van de familie prijkt, onder een klein kanon. ?Hij bezorgde ons een woning, hielp met het in orde brengen van de papieren, en integreerde ons in het dorpsleven. Hij heeft de gevolgen van de oorlog en de vlucht voor ons iets draaglijker gemaakt.? De Mesanovics konden nog genieten van het speciale ontheemdenstatuut dat toen voor Bosnische vluchtelingen werd gecreëerd (maar vorig jaar is afgeschaft). Ze krijgen een uitkering en sociale zekerheid, en ze hebben het recht om werk te zoeken, hoewel dat niet van een leien dakje loopt. Ze kregen een tweede kind. Ze zijn tevreden over de manier waarop ze in België zijn opgevangen.

PARKEERPLAATSEN.

Maar in feite hebben ze maar één droom : ze willen terug naar Tarevci, hun dorp. Zodra hij zich goed en wel in Zelzate had geïnstalleerd, begon Mirsad dorpsgenoten uit gans Europa te contacteren en naar het Gentse over te hevelen. Meer dan driehonderd mensen uit Tarevci uit een bevolking van vierduizend wonen ondertussen in de streek. Onder meer Senad Mesanovic en zijn vrouw Nuhida, de zuster van Wahida. Van vele honderden anderen in België en Nederland heeft Mirsad de telefoonnummers. De dorpelingen houden contact, en wisselen informatie uit. Maar sinds juni 1992 ontbraken inlichtingen uit de eerste hand over Tarevci.

?We weten dat het dorp niet even erg is vernield als Modrica,? vatte Mirsad de kennis samen. ?We weten dat de naam is veranderd, van Tarevci in Savinci. We weten dat het huis van onze commandant, achter de waterput in het centrum, met de grond is gelijkgemaakt, en dat er op de plaats van de twee moskeeën een parkeerplein kwam. We weten dat er de voorbije winter vele mensen uit de Krajina het door de Serviërs bezette deel van Kroatië dat ze vorige zomer aan de Kroaten moesten prijsgeven in het dorp aankwamen. Maar eigenlijk willen we zelf wel eens gaan zien.?

Zo groeide een plan, dat door Wahida en Nuhida als roekeloos werd omschreven. Maar de mannen waren niet te houden. Mirsad en Senad zouden naar Tarevci rijden. De akkoorden van Dayton voorzien in een volledige bewegingsvrijheid voor iedereen die Bosnië-Hercegovina bezoekt. En in een terugkeer van de vluchtelingen naar hun oorspronkelijke woningen. In de corridor van Posavina zien Amerikaanse troepen in het kader van de Implementation Force (Ifor) van de Navo toe op de naleving van de akkoorden. Ze zouden de veiligheid van de Mesanovics moeten garanderen.

Tot daar de theorie. In de praktijk liep het al in België fout. Navraag leerde dat het ontheemdenstatuut niet toelaat dat de vluchtelingen het land verlaten. Uitzonderlijk zouden ze een eenmalige toelating kunnen krijgen, met het risico dat hun verblijfsvergunning (die altijd voor een half jaar wordt toegekend) niet wordt verlengd. De ontheemden zitten vast in ons land. Ze zijn van derden afhankelijk om te oordelen of het voor hen veilig is naar huis terug te keren.

Een tweede probleem was dat de Kroatische regering, die onlangs de visumplicht afschafte voor Bosnische onderdanen, geen doorgang verleent aan vluchtelingen die op hun Bosnisch paspoort een adres hebben in een gebied dat in handen is van de Serviërs. (Naar verluidt, zou deze regeling binnenkort worden opgeheven.) Mirsad en Senad zouden dus al aan de Kroatische grens naar huis (België) worden teruggestuurd. Na lang aandringen kwam er volgend antwoord van de Kroatische ambassade op de vraag naar de logica achter deze regeling : het werd zo onwaarschijnlijk geacht dat de Serviërs zouden toelaten dat Moslim-vluchtelingen terugkeerden naar gebieden die zij controleren, dat de Kroaten wilden vermijden dat deze mensen op hun grondgebied zouden blijven hangen, bovenop de massa vluchtelingen die ze al moeten opvangen.

Meer dan anderhalf miljoen van de vier miljoen bewoners Serviërs, Kroaten en Moslims van Bosnië-Hercegovina zijn in eigen land op de vlucht. In de buurlanden bevinden zich naar schatting 800.000 vluchtelingen, in het Westen (vooral West-Europa) nog eens 800.000. Van deze mensen zouden er, een half jaar na het sluiten van vrede, officieel slechts 40.000 naar huis zijn teruggekeerd. Het vluchtelingenprobleem blijft immens. Daarenboven lokten de Serviërs de jongste weken herhaaldelijk soms dodelijke incidenten uit om te beletten dat Moslims, al was het maar eventjes, hun geboortedorpen bezochten. De Ifor, die in de regel de terugkeer moet garanderen, doet in feite het omgekeerde : ze belet die terugkeer, ?om veiligheidsredenen.? Ze verschuilt zich daarbij vooral achter het feit dat haar mandaat geen begeleiding van terugkerende vluchtelingen voorziet.

BUSTICKETS.

Er was nog een derde probleem met de plannen van de Mesanovics. In oktober 1994 vernamen de vluchtelingen via de Tarevci-informatielijn dat het tweede corps van het Bosnische regeringsleger, met basis in Tuzla, een aanval op Modrica plande. De mannen van Tarevci aarzelden geen ogenblik. Met de hulp van een islamitische hulporganisatie, die de bustickets betaalde, geraakten ze in Tuzla. Waar ze in een kazerne opgesloten werden, en zonder uniform eindeloze oefeningen moesten doen met houten geweren. Vechten voor hun dorp was er niet bij.

De anarchie van de eerste maanden was voorbij. De regeringstroepen hadden geen gebrek aan mankracht, wel aan zware wapens. Ontgoocheld slopen de mannen op een nacht weg uit de kazerne, en belandden na een slopende winterse trip weer in Zelzate. Een gevolg van deze onderneming was dat ze officieel als deserteurs werden geregistreerd. In principe werd er begin dit jaar een algehele amnestie afgekondigd, maar niemand weet of die ook in de praktijk wordt toegepast. Op eventueel medeleven van dorpsgenoten die in Bosnië bleven, hoeven ze in ieder geval niet te rekenen.

Er werd dus een alternatief voor de reis gevonden. Mirsad tekende uit de losse pols een kaart van het dorp, met aanduiding van de belangrijkste plaatsen, en de nummers van de huizen van de families uit het Gentse Tarevci had geen straatnamen, alleen huisnummers. Het belangrijkste punt op de kaart was café Libero : niet alleen Mirsads stamcafé, maar ook het huis langs dat van zijn vader, in wiens tuin hij zelf een woning aan het bouwen was. ?Mijn huis was nog niet af,? verklaarde hij. ?Maar alles om het te bouwen was aanwezig.?

Niet langer. De bouwwerf van Mirsad is door klimplanten overwoekerd. Alle materiaal is weg. Voor de rest ziet het dorp er vrij normaal uit. Het behield, in tegenstelling tot de informatie die de vluchtelingen kregen, zijn oorspronkelijke naam. De moskeeën zijn wel opgeblazen, maar niet met de grond gelijk gemaakt. De scholen vertonen granaatwonden en worden niet gebruikt. De meeste huizen zijn in redelijke staat, en bewoond. Zelfs het huis van de commandant, dat zogezegd totaal was vernield. Propere gordijntjes vrolijken de gevel op. Café Libero is een winkeltje geworden, met een affiche van de Bosnisch-Servische leider Radovan Karadzic tegen het raam.

Mirsad en Senad hadden ons op het hart gedrukt zoveel mogelijk foto’s te maken. Precies zes opnamen konden we maken voor een woedende man met een zeis ons uit het dorp jaagde. Pottenkijkers waren in Tarevci niet gewenst. De foto’s werden in Zelzate met de loep tot in de kleinste details ontleed. ?Overal gras,? was Mirsads eerste reactie op de beelden. ?Het dorp is groen geworden. Wij hadden de gewoonte het keurig te onderhouden. De Serviërs laten het overwoekeren.? Iemand merkte verbaasd op dat op het dak van het huis van Mirsads vader nieuwe pannen lagen. De uitbater van de winkel in café Libero bleek een Serviër uit een naburig dorp te zijn, die voor de oorlog een klein transportbedrijf had. Mirsad belde onmiddellijk naar Breda, waar de eigenaar van café Libero na zijn vlucht terechtkwam, met de boodschap dat er een foto van zijn huis was. De man kon zijn geluk niet op.

Met blijdschap werd vastgesteld dat het dorp leefbaar was gebleven. ?Het bewijst wat wij altijd hebben gedacht,? zei Mirsad. ?Meer dan 95 procent van de Servische mensen zijn goede mensen. Maar het zijn de andere 5 procent die ons land in de afgrond hebben gestort.? Met verdriet in de ogen werden de ruïnes van de moskeeën bekeken, hoewel de aanwezigen toegaven dat ze zelf nooit een voet in een moskee hadden gezet. Bosnische Moslims zijn geen echte moslims dat was al geweten. Zo waren er voor de oorlog ook acht cafés in het dorp, nu geen enkel meer. Vroeger waren er veertien winkeltjes, nu slechts twee. Van de tientallen textiel- en transportbedrijfjes was geen spoor meer. ?Moslims zijn veel ondernemender dan Serviërs,? zei iemand in Zelzate.

MIJNENVELDEN.

Die verklaring was niet volledig. ?We hebben gewoon geen geld,? zuchtte de Servische man die sinds het voorjaar van 1993 in huis nummer 402 van Tarevci woont. ?We kunnen niets beginnen. Niemand geeft ons steun. De vluchtelingen in het buitenland hebben het beter dan wij. Zij worden gesteund door de landen die hen opvingen, maar wij zijn op onszelf aangewezen. Ik begrijp zelf niet hoe we het redden. Mijn vrouw naait wat om de eindjes aan mekaar te knopen, en ik kweek groenten rond het huis.? De vruchtbare velden langs de rivier worden niet bewerkt. Niemand weet of er mijnen liggen. En de kans dat de gewassen voor de oogst door hongerige dorpsgenoten worden gestolen, is groot.

De man uit 402 wou, zoals niemand in het dorp, zijn naam geven. Hij reageerde scherp toen iemand hem met zijn voornaam aansprak. Hij liet zich voor de gelegenheid Yugo noemen. ?De mensen zijn bang,? benadrukte hij. ?Bang om voor het oorlogstribunaal van Den Haag gedaagd te worden. Bang dat iemand hier opdaagt om geld te eisen voor de eigenaars van de huizen waarin ze getrokken zijn. Bang dat de oorspronkelijke bewoners hun eigendom zullen komen claimen, zodat ze weer op de vlucht moeten, sommigen al voor de vierde keer. De onzekerheid weegt. Iedereen wacht, maar niemand weet op wat.?

De huidige bewoners van Tarevci zijn geen Serviërs uit de Krajina, zoals de vluchtelingen in Zelzate dachten, maar vooral mensen uit Zenica, Kakanj en Zavidovici : steden in Centraal-Bosnië die al vroeg in de oorlog stevig in handen van het Bosnische regeringsleger kwamen. Ze vluchtten in de herfst van 1992, toen in hun regio tienduizenden Moslim-vluchtelingen uit Noord-Bosnië terechtkwamen, verjaagd in het kader van de etnische zuiveringen door de Serviërs. Vanaf het voorjaar van 1993 stroomde het dorp geleidelijk vol, hoewel het op minder dan vijf kilometer van de frontlijn lag.

?Alles was geplunderd toen ik hier aankwam,? vertelde Yugo, die een van de eersten was die aankwam, en dus een van de grootste huizen koos. ?Er was niets van waarde meer : geen meubels, geen huisraad, zelfs geen deuren of ramen. Ik heb het geleidelijk moeten inrichten met zaken die ik elders vond.? Het principe was eenvoudig. De eerste mensen betrokken de huizen die het dichtst bij Modrica lagen, en zochten in huizen hogerop wat ze nodig hadden om hun nieuwe woonst leefbaar te maken. Een kettingreactie kwam op gang, met als gevolg dat de huizen die (letterlijk) het hoogste in het dorp liggen, het minst goed zijn uitgerust. Toch zijn ook die bewoond. Er zouden nu meer mensen in Tarevci wonen dan voor de oorlog.

VIJANDIG.

Er functioneert niets in het dorp, dat voor alles van het nabijgelegen Modrica afhankelijk is. Er zijn geen scholen en er is geen politie. Het voetbalveld wordt niet gebruikt. De bouw van een kerk wordt niet overwogen. Wagens rijden er bijna niet. Van een echte dorpsgemeenschap is, volgens Yugo, geen sprake : ?De meesten kenden elkaar voor de oorlog niet. Velen leefden tamelijk geïsoleerd in de bergen van Centraal-Bosnië. Er is veel onderling wantrouwen. Iedereen heeft het moeilijk, en het gebrek aan oude banden verhindert de groei van een blijvende solidariteit.?

Dat wordt bewezen door de enige man in het dorp die zijn naam wilde geven, zelfs met overtuiging, want hij zat met een probleem. Jovo Gujic was in de loop van 1993 uit Zenica gevlucht en na een korte zwerftocht in Tarevci terechtgekomen, waar hij ?een Moslim-huis? vond om in te wonen. In augustus vorig jaar moest hij voor de behandeling van een slepende ziekte naar de Servische hoofdstad Belgrado. Toen hij enkele maanden later terugkeerde, bleek ?zijn? huis bezet door een Servische familie die net uit de Krajina was verjaagd, en overgelukkig was dat ze nog een ?leeg? huis vond. Gujic slaagde er niet in deze Serviërs naar verluidt de enigen uit de Krajina die in Tarevci terechtkwamen uit zijn (?) huis te laten zetten.

De sfeer in het dorp was globaal genomen vijandig. Yugo en zijn buren waren vriendelijk, maar ze waarschuwden voor de agressiviteit van een aantal medeburgers. De man met de zeis was maar één voorbeeld. Enkele oorspronkelijke Moslim-bewoners, die uit het twintig kilometer verder naar het zuiden gelegen stadje Gradacac, dat in handen is van de Bosnische regering, stiekem naar hun huizen kwamen kijken, werden eveneens verjaagd.

De nieuwe burgemeester van het dorp, die evenmin zijn naam wou geven, gooide ons buiten, en zei dat we alleen konden terugkomen met begeleiding van de politie van Modrica en een officiële toelating van het stadhuis. Hij had wel een boodschap voor de Moslims in België : ?Zeg hen dat wij geen vier jaar oorlog hebben gevoerd om terug met hen samen te leven. Zeg hen dat wij geen behoefte hebben om naar onze oorspronkelijke huizen terug te keren. Daar leefden wij als minderheid in Moslim-gebied, terwijl we hier ongeremd onszelf kunnen zijn. Zeg hen dat ze hun dorp vergeten. Het is hun dorp niet meer. Het is het onze. Het is 100 procent Servisch, en het zal 100 procent Servisch blijven.?

Mirsad en de zijnen in Zelzate reageerden gelaten op de boodschap dat de kans dat ze ooit terug naar hun geboortedorp kunnen minimaal is zoniet onbestaand. Ze blijven hopen op beterschap. Naar een ander Bosnisch oord willen ze niet. Daar zouden ze zich evenveel vluchteling voelen als in Zelzate. Pastoor Raf Buysse hoopt dat de verantwoordelijke politici hun lessen zullen trekken uit de reportage : ?Het zou doodzonde zijn om de vluchtelingen in deze omstandigheden terug naar de onzekerheid te sturen. Het relaas uit Tarevci bewijst dat de situatie te velde totaal anders is dan de theorie uit de vredesakkoorden. Daar moet rekening mee worden gehouden.?

Dirk Draulans

Het dorp Tarevci is leefbaar gebleven, maar groen geworden. Bijna uitsluitend de moskeeën zijn vernield.

De Serviërs van Tarevci stellen dat ze geen vier jaar oorlog hebben gevoerd om opnieuw met Moslims samen te leven.

De kans dat de vluchtelingen in Zelzate terug naar hun stamcafé in Tarevci kunnen, is bijna nihil.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content