De Bruggeling Louis de Potter had in september 1830 de Belgische revolutie naar zijn hand kunnen zetten, maar bleek niet opgewassen tegen de praktische politiek. Geschrokken van het politieke geruzie en vooral van de hebberigheid van zijn landgenoten, verkoos deze republikein zich snel terug te trekken.

INFO : Volgende week: Als het regent in Parijs

De Moniteur Officiel van 26 juli 1859 maakte kort melding van de begrafenis, een dag eerder, van Monsieur de Potter, lid van het Voorlopig Bewind van 1830. Louis de Potter was 73 toen hij op 22 juli in zijn geboortestad Brugge overleed. Enkele dagen eerder was hij plots onwel geworden aan het strand van Blankenberge.

Zijn stoffelijk overschot werd naar de hoofdstad overgebracht, naar zijn huis in de Spellekenstraat, nu de Vesaliusstraat, waar het Brusselse volkje, dat zich nog vagelijk de volkstribuun herinnerde, een laatste groet kwam brengen.

De civiele rouwplechtigheid was kort. Er werden geen toespraken gehouden. Volgens de radicale publicist Lucien Jottrand, een vriend van Louis de Potter, was het een kleine groep vrienden die de lijkkist volgde naar het protestantse kerkhof in Sint-Joost-ten-Node – later werden zijn stoffelijke resten bijgezet op het Brusselse kerkhof in Evere.

De regering stuurde geen vertegenwoordiger naar de begrafenis. Koning Leopold I evenmin. Dat laatste valt te begrijpen. Want Louis de Potter was een uitgesproken republikein.

Alexandre Gendebien, ook een verbitterde veteraan van 1830, liep naast Jottrand in de rouwstoet. Hij moet zich toen de oktoberdag van 1830 hebben herinnerd waarop de republikeinse droom definitief werd gesmoord. Die dag kwamen de scheepslossers van de Brusselse binnenhaven een vrijheidsboom planten voor het gebouw van de Staten-Generaal, vandaag het parlement. De leden van het Voorlopig Bewind stapten naar het balkon om de honneurs waar te nemen. ‘Ziedaar het volk dat zijn soevereiniteit opeist’, zei De Potter tegen de aanwezigen. Een gepikeerde Gendebien repliceerde: ‘De soevereiniteit berust hier, niet op de straat. Als u de republiek durft uit te roepen, gooi ik u van het balkon.’ Waarop een geschrokken De Potter het volk groette en zich, zonder één woord te hebben gesproken, terugtrok.

Enkele dagen later, op 10 november, opende Louis de Potter het Nationaal Congres met een toespraak die hij met de goedkeuring van de andere leden van het Voorlopig Bewind had geredigeerd. Drie dagen na de opening van het Congres gaf hij, ontgoocheld, zijn ontslag.

De Potter stond volkomen geïsoleerd van zijn collega’s van het Voorlopig Bewind. Bovendien had hij het moeilijk met de hebberigheid van zijn landgenoten die zich, nadat de Hollanders waren verdreven, op alle vacante postjes gooiden ‘als jachthonden op het vlees van gevangen wild’.

Niet eens twee maanden had Louis de Potter deel uitgemaakt van dat Voorlopig Bewind. En toch zou hij op die Belgische Omwenteling een onuitwisbare stempel drukken. Want door zijn ijver en optreden werden alle grote vrijheden in de grondwet opgenomen.

Ten strijde tegen de katholieken

Wanneer op 25 augustus met de opvoering van De Stomme van Portici in de Muntschouwburg de Belgische revolutie wordt aangestoken, roepen de Brusselse opstandelingen ‘Weg met Willem! Leve De Potter!’ Die kreten staan ook op talloze muren gekalkt.

De Bruggeling dankt zijn populariteit aan zijn veelvuldige aanvaringen met de Hollandse machthebbers, die tot gevangenisstraffen en uiteindelijk tot verbanning leidden.

Louis de Potter de Droogewalle, want zo klinkt zijn naam voluit, werd in 1786 geboren als telg van een bijzonder welgestelde, adellijke Brugse familie. Tijdens de Brabantse Revolutie en de Franse invasie vlucht zijn familie naar het buitenland. Een groot deel van zijn jeugd zal hij in Duitsland doorbrengen. Zijn opvoeding voleindt hij in Italië, waar hij twaalf jaar lang verblijft en vol overgave de kerkgeschiedenis bestudeert.

Blijkbaar zijn ze daar in Rome niet erg mee ingenomen want zijn geschiedenis van de concilies en zijn biografie van bisschop Scipio de Ricci, die een Duitse en een Engelse vertaling krijgt, vliegen op de index van de verboden boeken.

Als hij in 1823 naar België terugkeert, geniet Louis de Potter de reputatie van een publicist van stand die, zo zal blijken, zelfs door Stendhal wordt gewaardeerd. Hij is bovendien de nieuwste vooruitstrevende liberale en sociale ideeën toegedaan, en weigert zelfs, na de dood van zijn vader, diens adellijke titel en bijbehorende voorrechten op te nemen.

Aanvankelijk toont De Potter veel waardering voor de Hollanders en hij verheugt er zich over dat Noord en Zuid onder Willem I werden verenigd. Minister Pierre van Gobbelschroy, een Hollander, behoort tot zijn vriendenkring.

De Potter is een felle tegenstander van de katholieken, die hij op het tweede plan wil houden, onder meer door het onderwijs helemaal in handen van de overheid te laten.

In 1828 echter, als de liberalen zich openlijk gaan ergeren aan de absolutistische trekken van het Hollandse regime en toenadering zoeken tot de katholieken, komt voor De Potter de ommezwaai.

In een bijdrage voor Courrier des Pays-Bas trekt hij een eerste keer van leer tegen de Hollandse ministers. Wat hem al met-een op celstraf komt te staan. Hoewel de koninklijke entourage te verstaan geeft dat gratie mogelijk is, schrijft De Potter in de gevangenis een tweede bijdrage waarin hij de persvrijheid en de invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid eist.

Acht jaar ballingschap

Een jaar later verschijnt in Brussel zijn brochure Union des catholiques et des libéraux dans les Pays-Bas, dat gerust mag worden bestempeld als de klaroenstoot voor de scheuring van 1830. De Potter stuurt zijn werkstuk naar Willem I met een begeleidende brief waarin hij de vorst verzekert dat die alliantie tussen filosofie en religie werd beëdigd ‘op het altaar van het vaderland’.

Het is de wat gezwollen taal die in die dagen wordt gehanteerd in de clubs en cercles in Brussel en Luik, waartoe tal van Franse revolutionairen en oudgedienden van Napoleon behoren die hun land waren ontvlucht en hier de jakobijnse vlam onder de pan trachten te houden. Een van hen is de gewezen Franse generaal François Mellinet, die in Waterloo had meegevochten en die na de restauratie naar Brussel was gevlucht. Een andere is Charles Niellon, eveneens een veteraan van La Grande Armee. Beiden spelen naderhand een militaire rol in de campagne tegen de Hollanders. En er is Pierre-Guillaume Seron, later afgevaardigde in het Congres voor Philippeville. Deze oud-secretaris van de Franse revolutionair Danton steekt ook na de Belgische onafhankelijkheid nog graag de driekleurige kokarde op zijn hoed. In de politieke clubs heerst, onder de Franse invloed, een uitgesproken republikeinse stemming, die ook De Potter aanspreekt.

Vanuit de Brusselse gevangenis blijft De Potter intussen het Hollandse regime bestoken. Met als gevolg dat het in februari 1830 tot een tweede ophefmakend proces komt.

Samen met zijn vrienden Jean-François Tielemans, werkzaam bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, de journalist Adolphe Bartels en de drukker Jean-Baptiste de Nève, wordt Louis de Potter ervan beschuldigd de burgers te hebben aangezet tot een complot en zelfs tot een aanslag om de regering omver te werpen. Het proces voor het hof van assisen begint in april 1830. De Potter wordt veroordeeld tot acht jaar ballingschap en nog eens acht jaar onder politietoezicht. Het tweedelige boek met het complete verslag van het proces en de vermeende bewijsstukken is een verkoopsucces.

Begin juni worden de veroordeelden uit Brussel weggevoerd naar Vaals, in de buurt van Aken. Vandaar zou de tocht naar Zwitserland moeten leiden. Maar onderweg vernemen De Potter en zijn compagnons dat in Parijs de revolutie is losgebarsten. Koning Karel X wordt tot troonsafstand gedwongen. Waarop De Potter, Tielemans en Bartels prompt naar Parijs trekken. Ze worden er onthaald als helden, want slachtoffers van de tirannie, en van het ene banket naar het andere gesleept.

Vanuit Parijs richt De Potter een oproep aan koning Willem om een einde te maken aan het gemeenschappelijke ongeluk van Noord en Zuid en vraagt hij een administratieve en politieke splitsing. Wat in zijn ogen voor Willem I de enige mogelijkheid is om als vorst over de noordelijke en zuidelijke Nederlanden te blijven regeren. Als enkele weken later in Brussel het oproer losbarst, gelooft De Potter nog steeds dat het niet tot een definitieve scheuring hoeft te komen.

Feesten in het paleis

Terwijl in Brussel de vijandelijkheden in volle hevigheid aan de gang zijn, ontmoet De Potter in Rijsel en Valenciennes zijn oude vrienden Alexandre Gendebien en zijn advocaat Sylvain Van de Weyer. Zij komen hem melden dat de opstand aan het mislukken is. Gendebien heeft eerder al getracht de Franse machthebbers voor de zaak van de Belgische revolutionairen te winnen. Maar in Parijs kijken ze de kat uit de boom.

In de nacht van 26 op 27 september trekken de Hollandse troepen zich ongemerkt terug uit het park van Brussel. In de late namiddag van 27 september verlaat De Potter Rijsel, in het gezelschap van Jean-François Vleminckx en Pierre Rodenbach, de broer van Constantin Rodenbach en ook een veteraan van Napoleon, richting Brussel. Het wordt een triomftocht met als hoogtepunt de ontvangst een dag later op het stadhuis in Brussel waar de leden van het Voorlopig Bewind hem om de hals vallen. De Potter wordt zonder dralen in het Voorlopig bewind opgenomen en zal ook, samen met Charles Rogier, Alexandre Gendebien en Félix de Mérode, deel uitmaken van het Centraal Comité. Maar daar komt het snel tot wrijvingen.

De Potter wil meteen paal en perk stellen aan de macht van Juan van Halen, de Spaans-Belgische avonturier, vriend van Charles Rogier, die de gevechten rond het park en op de barricades had geleid. Van Halen en enkelen van zijn kompanen hadden hun intrek genomen in het verlaten koninklijk paleis waar ze na het beleg uitbundig hadden gefeest en vooral de wijnkelders hadden geleegd. Dat was niet naar de zin van de ascetische Louis de Potter.

Wanneer Van Halen zich opmaakt, kwestie van zijn manschappen wat actie te bezorgen, om de Hollandse troepen achterna te zitten, stelt De Potter een einde aan het bevelhebberschap van de populaire Van Halen. Hij wil dat het bevel over de militaire operaties in handen blijft van het Voorlopig Bewind en wordt daarin gesteund door Félix de Mérode.

Ook tussen De Potter en Gendebien volgen de fricties elkaar snel op. Gendebien is net als De Potter een republikein, maar hij staat ook een aanhechting of ten minste een federatie met Frankrijk voor. Gendebien begrijpt dat de grote mogendheden, die tot grote woede van Willlem I aan de kant waren gebleven toen de ongeregeldheden begonnen, nooit zullen toestaan dat de Belgen de republiek uitroepen. De herinnering aan wat dat in Frankrijk had veroorzaakt, ligt nog te vers in het geheugen. De republiek installeren betekent volgens Gendebien, Rogier en anderen, het einde van de Belgische Omwenteling. Gendebien vreest bovendien dat De Potter zich tot president wil laten verkiezen en de dictatuur wil vestigen.

De Belgische republiek

Als op woensdag 10 november 1830 de eerste zitting van het Nationaal Congres wordt geopend, staat het voor De Potter al vast dat hij de politiek zal verlaten. Toch zal hij in naam van het Voorlopig Bewind de openingtoespraak houden. Een opmerkelijke toespraak die vooraf door de leden van het Centraal Comité werd goedgekeurd en waarin De Potter de macht overdraagt aan het Nationaal Congres.

‘Na mijn toespraak heb ik me meteen teruggetrokken, uit de zaal en uit de politiek’, schrijft hij in zijn memoires. ‘Alvorens weer deel te worden van het volk, keek ik nog even verstrooid van op het balkon naar de defilerende troepen die mij toejuichten.’

De Potter oordeelt dat het Voorlopig Bewind de gang van zaken moet blijven sturen. Maar hij staat alleen. Daarom dient hij drie dagen na de opening van het Nationaal Congres zijn ontslag in. Charles Rogier tracht nog op hem in te praten, want De Potter is zowat de enige van het Voorlopig Bewind die ook in het buitenland bekendheid geniet. Bovendien is de Belgische constructie nog wankel en kan ze elke ondersteuning gebruiken.

Maar de Bruggeling komt niet terug op zijn beslissing. In een Lettre à mes concitoyens zet hij zijn beweegredenen uiteen. Daarin legt hij uit dat hij wilde ijveren voor een Belgische republiek – een République des Provinces Belges.

Al is het niet uitgesloten dat historicus Henri Pirenne het goeddeels bij het rechte eind heeft als hij schrijft: ‘Te trots om het Congres te dienen dat hij wilde domineren, verkoos De Potter niets te zijn, liever dan een tweederangsrol te moeten spelen.’

De brochures en de artikelen die De Potter naderhand in het licht blijft geven, werken gaandeweg op de zenuwen van de nieuwe Belgische machthebbers. Vooral de Association pour l’Indépendance Nationale, een vereniging voorgezeten door De Potter, maakt sommige Congresleden nerveus. Deze politieke club ijvert voor de instandhouding van de onafhankelijkheid, tegen de terugkeer van Oranje-Nassau op de troon, en voor de installatie van de republiek. Wanneer het gerucht loopt over samenwerking met de sociaal vooruitstrevende Saint-Simoniens, achten sommigen de tijd gekomen om in te grijpen.

Op last van veiligheidschef Isidore Plaisant wordt een bijeenkomst van de Association uiteengeslagen door Brusselse havenkapoenen – die voor wat geld tot alles in staat zijn. De Potter, gewaarschuwd, blijft weg van de vergadering, maar is diep geschokt door het incident.

‘Als het volk zich laat verblinden en misleiden, en zelfs zijn wreedste vijanden dient, uitgerekend tegen hen die al was het maar een deel van hun geluk nastreven, dan zal de heer die zichzelf respecteert, het weze bedroefd en ontmoedigd, de vrije baan laten aan de intriganten, en zich terugtrekken. Dat is wat ik vandaag doe.’ Zo luidt zijn brief die op 24 februari 1831 verschijnt in de krant Le Belge.

De Potter trekt met zijn familie naar Parijs waar hij meewerkt aan L’Avenir, de krant van de progressieve geestelijke Félicité Robert de Lamennais. Hij zal die zelfgekozen ballingschap zeven jaar volhouden. In 1838 keert hij terug naar Brussel, waar hij zijn felbesproken Souvenirs Personnels uitbrengt. Het boek bevat nogal wat afrekeningen met tegenstanders van 1830. Niettemin is het nog altijd een basiswerk voor wie de gebeurtenissen van septemberdagen en de geschiedenis van de Belgische revolutie wil uitdiepen.

Maar behalve die afrekeningen met het verleden toont De Potter steeds meer belangstelling voor de sociale beweging die in de loop van de 19e eeuw op gang komt. In 1850 publiceert hij zijn Catéchisme Social die later Alfred Defuisseaux inspireert tot diens weliswaar veel opruiender Catéchisme du peuple.

Als hij op 22 juli 1859 in Brugge overlijdt, behoort Louis de Potter al tot de vaderlandse geschiedenis. Bij het grote publiek bestaat, na bijna dertig jaar onafhankelijkheid, nog slechts een vage herinnering aan een kalende, wereldvreemde, sociaalvoelende maar autoritaire man die kortstondig de droom van een Belgische republiek levendig had gehouden.

Door Rik Van Cauwelaert

‘Weg met Willem! Leve De Potter!’ stond er op de muren gekalkt.

‘Als het volk zich laat verblinden en misleiden, dan zal de heer die zichzelf respecteert de vrije baan laten aan de intriganten, en zich terugtrekken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content