Kwajongens waren het, de middeleeuwse illustratoren. Maurits Smeyers schreef er een boek over. Flemish graffiti!

Iemand zou eens een geschiedenis moeten schrijven van wat allemaal verloren is gegaan door de mechanisering en democratisering van de productiemiddelen. Denk maar aan het meubelmaken, de architectuur, het vervaardigen van uitnodigingen en menukaarten met behulp van computers die van kalligrafie geen kaas hebben gegeten, de confectie van kleding, enzovoort. In zo’n overzicht zou de teloorgang moeten worden ingepast, na de introductie van de boekdrukkunst halverwege de zestiende eeuw, van een heel specifieke verhouding tussen woord en beeld. Samen met de vrijheid van de illustrator lijkt toen ook een soort van argeloze anarchie te zijn verdwenen, een rijkdom van het onvoorziene. Zo zal men in een met gravures verlucht gedrukt boek geen drolerieën meer aantreffen. Of het zouden maniëristische moeten zijn.

Drolerieën vormen een van de boeiendste aspecten van de miniatuurkunst. Ze intrigeren in hoge mate. En ze zijn vaak wondermooi. Het zijn die gekke figuurtjes die in de marge van een handschrift opduiken, tussen, op of onder allerlei overvloedig loofwerk en overtollige bloemetjes. Zo zien we bijvoorbeeld onderaan een eerste bladzijde van een bijbel uit 1264, met het eerste hoofdstuk Genesis (“In principio…”), een man met pijl en boog in de aanslag een grote blauwe vogel langs achteren besluipen. Op een kopie (1275) van een inleiding op de bijbel door Ambrosius zien we onderaan de openingsbladzijde, op een uitloper van een rank die zelf een uitloper is van de versierde initiaal waarmee de tekst begint, Reynaert de Vos met een kip in zijn muil. Een Brugs graduale (boek met gezangen) uit 1388 bevat een bladzijde met onderaan spelende apen, een beer en een naakte man met een mijter op zijn hoofd. Daarboven staan de woorden en noten van een ongetwijfeld zeer ernstig lied ter ere van de Heilige Geest. Het zijn maar enkele voorbeelden.

HEERSERS VAN DE MARGE

Drolerieën zijn pure verzinsels, spielereitjes van de verluchter, droedels met eeuwigheidswaarde. Spelend en gekscherend bevolken ze het struweel dat het wit van de pagina overwoekert, ze zijn de soevereine anarchistische heersers van de marge. Vaak hebben ze weinig of helemaal geen uitstaans met de tekst. Dat is, voor ons althans die het functionalisme en in menig opzicht ook het realisme als het ware met de moedermelk hebben meegekregen, hoogst bevreemdend. Wij hebben immers geleerd dat de rede voorrang verdient op emoties, en zeker op zottigheid.

De aanwezigheid van luimige drolerieën gaat in elk geval regelrecht in tegen de ernst en het gewicht van de meeste teksten waar ze, min of meer toevallig, bij verzeild geraakten. De kwajongensachtigheid van de verluchter – waarin verschilt zijn actie van die van de spuiter die tags achterlaat op een historisch gebouw? – lijkt iets te zeggen over zijn onwennige omgang met teksten en met het in die dagen toch nog zeer uitzonderlijke medium dat het boek was. (Des te onbegrijpelijker lijkt zijn stoutmoedigheid, als men zich realiseert dat de tekst toen een nog welhaast magische autoriteit had – een kwaliteit die grotendeels verloren is gegaan, zeker nu de reproductietechnieken de tekst steeds verder van het papier en het boek losmaken.) Ook wordt hier maar al te duidelijk hoe ver de artistieke bekommernis waarmee wij nu toch miniaturen benaderen (we spreken van “miniatuurkunst”) buiten de interessesfeer van de aanvankelijk anonieme uitvoerders lag.

In dat verband kan toch volgende vaststelling worden gemaakt – en het boek van Smeyers met zijn vele illustraties leent zich daar toe. Waar aanvankelijk de drolerie een anarchistische en welhaast onbedoelde toevoeging was, een loutere bladvulling, een onvoorziene capriool van de tekenaar, werd dit picturale toevoegsel later duidelijk geïnstitutionaliseerd en gestileerd. In de gotische handschriften, bijvoorbeeld de Brugse, waar de marge met zijn overvloedige versiering bijna belangrijker is geworden dan de tekst, wentelen die zotte figuurtjes zich duidelijk mét een verblijfsvergunning door het gebladerte en de bloemen. De anarchie is gerecupereerd. De frivoliteit is van een bepaalde miniatuurschool het handelsmerk geworden.

Over de verhouding van marge en tekst valt veel te zeggen. Het gezond verstand zegt dat de marge, per definitie eigenlijk, in dienst van de tekst moet staan. De typografie en de lay-out vereisen dat het wit van het blad, dat in de marge overheerst, het zwart van de letter waaruit de tekst is gezet en van de bladspiegel die door deze tekst wordt gevormd, zo goed mogelijk moet doen uitkomen. Wanneer echter de marge wordt ingevuld – met aantekeningen, versieringen of niet terzake doende elementen als drolerieën – wordt aan die ideale verhouding tussen tekst en marge geraakt. De tekst moet aan gezag inboeten.

ZOEKMACHINE OP INTERNET

Vanuit deze eenvoudige vaststelling over de verhouding tussen tekst en marge, zou een vergelijking kunnen worden gemaakt tussen een van de foliobladzijden die in het boek van Smeyers staan afgedrukt, en een willekeurig scherm van een of andere zoekmachine op het Internet. Het loont de moeite eens na te denken over de manier waarop marge en tekst zich in beide gevallen tot elkaar verhouden en wat die verhouding telkens zegt over de respectieve tijden waarin beide beeldconstellaties tot stand zijn gekomen. Op het scherm van je computer buitelen de reclameboodschappen en wervende slogans als het ware over elkaar heen, ze smeken om aandacht. Ze bewegen zelfs! Ze staan volkomen los van datgene waar het op dat scherm echt om gaat, de inhoud van de tekst, die je ternauwernood nog terugvindt. De marge staat hier zo op de voorgrond, dat je aan het twijfelen slaat over wat nu marge is en wat niet.

Dat kan je alvast niet zeggen van zelfs de meest frivool verluchte middeleeuwse manuscripten. Een enkele keer komt de tekst ook hier wel eens in de verdrukking, maar over het algemeen bewaart de versiering toch een respectvolle afstand. Ze tilt de tekst op een hoger niveau. Ze versiert, eert de tekst. Zij schikt zich naar de tekst, niet omgekeerd: de vos zit op de rank die ontspringt aan de loot die ontspringt aan de stam die samenvalt met de stam van de initiaal. Was die initiaal een andere geweest, een S in plaats van een I bijvoorbeeld, dan had die hele bladspiegel er beslist helemaal anders uitgezien.

Op het Internet lijkt het er niet altijd zo toe te gaan. De periferie grijpt de macht. En in diezelfde richting lijkt het te gaan met bijvoorbeeld films op televisie. De reclameboodschappen rond de film (tekst) beginnen de bovenhand te halen. De generiek, toch een essentieel bestanddeel van de film, wordt botweg afgeknipt. De film wordt zelfs in stukken getrokken voor reclame-onderbrekingen. De marge begint de tekst te overwoekeren – en te ondermijnen.

Cultuur heeft betrouwbare dragers nodig om zich door te zetten en te ontwikkelen. In elk van die dragers valt wel op een of andere wijze een verhouding vast te stellen tussen tekst en marge. De mate waarin die verhouding gezond kan genoemd worden, waarin de marge de tekst duidelijk helpt te zijn en goed helpt over te komen, wisselt en zegt misschien iets over de levenskracht van een cultuur. Ook het uitermate boeiende fenomeen van de miniatuurkunst zou in dit licht kunnen worden bekeken.

Pascal Cornet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content