Kunnen we ons de verkiezingen van 13 juni permitteren? Hoe staan we ervoor na drie jaar immobilisme? Dreigt België met zijn tekort het Griekenland aan de Noordzee te worden? Wie kan daar beter op antwoorden dan Guy Quaden, gouverneur van de Nationale Bank? Hij schotelt de politici meteen enkele vragen voor, zoals: zijn de provincies noodzakelijk? Kunnen de verschillende onderwijsnetten niet meer samenwerken? En waarom hebben we één dag na de verkiezingen al geen regering?

‘We leven gelukkig in een democratie en dan mag je niet beweren dat we ons geen verkiezingen kunnen permitteren’, zegt de gouverneur van de Nationale Bank, Guy Quaden. ‘Ik zou zelfs zeggen: we moeten blij zijn dat we onze stem mogen uitbrengen!’ Hij pauzeert, en dan: ‘Misschien zijn er toch wat vaak verkiezingen in België.’ Weer een stilte. ‘Het is niet mijn taak om daar als gouverneur veel over te zeggen, maar ik hoor stemmen die pleiten om de federale en regionale verkiezingen te laten samenvallen. Ik begrijp die oproep, want elk jaar opnieuw verkiezingen is te veel van het goede.’

Guy Quaden is sinds 1999 gouverneur van de Nationale Bank van België en behoort tot het kamp van de Franstalige socialisten. ‘Ik ben geen man van een bepaalde politieke partij,’ benadrukt hij, ‘maar ook geen hypocriet. Ik ben niet benoemd door de Heilige Geest. En ik kan u verzekeren: geen enkele voorzitter van een centrale bank waar ook ter wereld is benoemd door de Heilige Geest. Zelfs Jean-Claude Trichet niet bij de Europese Centrale Bank (ECB) of Ben Bernanke bij de Amerikaanse Federal Reserve. Maar zodra we benoemd zijn, moeten we, zoals de rechters, onze job in alle onafhankelijkheid uitoefenen. En dat doe ik.’

Juist omdat een gouverneur onafhankelijk kan optreden én de beste kijk heeft op de financieel-economische situatie, wordt elke uitspraak die hij doet door een vergrootglas bekeken. Zeker nu er verkiezingen zijn op 13 juni. Op verzoek van Knack buigt de gouverneur zich over de stand van het land: ‘We staan er minder goed voor dan in 2007 toen de vorige federale verkiezingen werden gehouden.’ Quaden, die normaal gezien dit jaar afscheid neemt als gouverneur, spreekt zich ook uit over de voornaamste uitdagingen en geeft aan hoe die het best worden aangepakt, ‘maar ik ben geen kandidaat bij de verkiezingen’, lacht hij. ‘En nee, ook geen kandidaat-minister.’

Mijnheer de gouverneur, Europees president Herman Van Rompuy zei recent dat een economische groei van minstens 2 procent noodzakelijk is om de ‘European way of life’ te handhaven. Hoe staat België er dan voor?

Guy Quaden: In 2007 kenden we nog een groei van 2,8 procent en tot midden 2008 was onze groei positief, maar toen brak de financiële crisis uit, gevolgd door een economische crisis. Daardoor tekenden we in 2009 een negatieve groei op van 3 procent. Dat was minder slecht dan het gemiddelde van het eurogebied – min 4 procent – omdat sommige landen ook nog een vastgoedcrisis moesten ondergaan.

Voor 2010 rekenen we op een economische groei tussen de 1 en 1,5 procent. Dat is ook het gemiddelde voor het eurogebied. Er zal dus opnieuw groei zijn, maar niet bijzonder veel. Op middellange termijn is die groei onvoldoende, want ik ga akkoord met Herman Van Rompuy dat we minstens 2 procent groei moeten hebben willen we onze welvaart behouden. En goede groei is nog altijd het beste middel om jobs te creëren.

Die nieuwe banen hebben we dringend nodig?

Quaden: Ja, want de crisis veroorzaakte een hogere werkloosheid, al is het misschien toch minder erg dan we hadden voorzien. Eerder dachten we nog dat er tussen eind 2008 en eind 2009 74.000 jobs zouden verloren gaan, maar volgens recente cijfers komen we uit op de helft. De werkloosheid zal nog enige tijd toenemen.

Het Planbureau verwacht dat het aantal werklozen in 2010 met 52.900 zal toenemen. Onze raming komt er volgende maand en voor het ogenblik zitten we onder dat cijfer.

Ons overheidstekort bedroeg in 2009 6 procent…

Quaden: En daarover ben ik natuurlijk niet tevreden. Dat tekort van 6 procent van het bruto binnenlands product (bbp) is niet goed, maar het stemt wel overeen met het gemiddelde van het eurogebied. Laat ik heel duidelijk zijn: het overheidstekort is een probleem, maar er is vandaag toch een groot verschil met de jaren 1980, toen het tekort 16 procent bedroeg. Bovendien is het overheidstekort nu geen exclusief Belgisch fenomeen, maar wel een Europees en zelfs mondiaal probleem.

Sinds begin 2000 had België zijn begroting steeds min of meer afgesloten in evenwicht. Hoe trots mogen we daar op zijn?

Quaden: We moeten eerlijk zijn: dat evenwicht werd vaak bereikt dankzij eenmalige maatregelen. Bovendien waren dat jaren met zeer goede economische groei. We konden in de perio-de 2000-2007 dus makkelijk een groter overschot boeken. Dat hadden we ook beter gedaan, dan stonden we er nu beter voor.

Onze overheidsschuld groeit ook weer aan?

Quaden: Midden jaren 1990 bedroeg onze schuld nog 135 procent van het bbp, een van de hoogste in de wereld. We bouwden die schuld af tot 84 procent in 2007. Onze schuld lag toen nog steeds een stuk hoger dan het Europese gemiddelde, maar het verschil was wel kleiner geworden. Dan kwam de financiële en economische crisis en het gevolg is dat onze schuld opnieuw steeg, en voor dit jaar ramen we die op 102 procent van het bbp. In alle geïndustrialiseerde landen zag je die schuld toenemen, en soms nog sterker dan in België, maar ons probleem is dat onze aangroei startte van op een vrij hoog niveau.

België is een exportland. Behouden we ons aandeel in de wereldhandel?

Quaden: Nee, we verliezen jaar na jaar marktaandeel en dat merk je aan onze handelsbalans, waarin het verschil tussen uitvoer en invoer wordt genoteerd. Sinds eind de jaren 1980 was er een overschot, maar al meer dan een decennium kalft dat nu jaar na jaar af. In 2008 was onze handelsbalans zelfs negatief. Er was toen een scherpe daling omdat de ingevoerde grondstoffen en vooral olie veel duurder werden. Daar kunnen we weinig aan doen. Maar er is nog een andere oorzaak waarom we steeds minder overschot halen op de handelsbalans: ons marktaandeel in de wereldhandel daalt. In 1995 waren we nog goed voor 3 procent van de wereldhandel, vorig jaar 2,4 procent. Dat betekent dat België minder concurrentieel werd. Daar kunnen we wel iets aan doen: we moeten kijken naar de kostprijs en de kwaliteit en originaliteit van onze producten.

Eerst de kostprijs. Is België te duur?

Quaden: De kostprijs van een product bestaat niet alleen uit loonkosten, maar ook uit bijvoorbeeld energieprijzen. We maken in België vooral niet zo gesofisticeerde producten en daarin spelen die loonkosten een voorname rol. Daarom werd er in 1996 een wet aangenomen waarin staat dat onze loonkosten per uur niet sneller mogen stijgen dan het gemiddelde van de drie buurlanden, Duitsland, Frankrijk en Nederland. Vandaag blijkt dat onze loonkosten toch met 3,5 procent meer zijn gestegen dan dit gemiddelde. Dat komt vooral omdat Duitsland de laatste jaren een strikte loonmatiging doorvoerde. In vergelijking met Duitsland zijn onze loonkosten bijna 13 procent meer gestegen, maar over een periode van 15 jaar zijn ze dan weer minder gestegen dan in Frankrijk of Nederland. Een Belgisch bedrijf dat moet concurreren met een Duitse onderneming kampt dus met een grote loonkostenhandicap.

Moeten we om te beginnen onze loonkosten verlagen met 3,5 procent, zodat we weer op dat gemiddelde komen?

Quaden: Dat is in elk geval de geest van de wet, al zal dat onze concurrentiepositie met Duitsland nog niet zoveel verbeteren. Het is aan de sociale partners om hierover te discussiëren.

Het is ook belangrijk welke producten we vervaardigen?

Quaden: Als je producten innovatief en origineel zijn, speelt de kostprijs een veel kleinere rol. Wij produceren nu vooral traditionele producten, zoals auto’s en textiel, waarvoor de vraag niet zo dynamisch is. Bovendien zijn onze bedrijven niet voldoende aanwezig in de landen die het snelst groeien. We moeten dus nieuwe producten ontwikkelen en nieuwe markten exploreren.

We horen ook al een hele tijd dat we langer moeten gaan werken. Waarom eigenlijk?

Quaden: We hebben een structureel probleem, in alle regio’s van ons land: slechts één op de drie mensen tussen 55 en 65 jaar is nog actief op de arbeidsmarkt. Dat is absoluut onvoldoende. Waarom is het zo belangrijk dat die groep mensen blijft werken? Ten eerste, omdat we de komende jaren een steeds groter gebrek zullen hebben aan werknemers met ervaring. Ten tweede, omdat het de beste oplossing is om de kosten van de vergrijzing op te vangen: meer mensen die bijdragen en minder die een pensioen ontvangen. Omdat we langer leven, kunnen we langer genieten van een pensioen. Maar dat kan alleen als we langer gaan werken. Wat zijn de alternatieven? Lagere pensioenen. Daar ben ik niet voor, want de pensioenen zijn in België al laag. Andere mogelijkheid zijn hogere sociale bijdragen, maar dat is negatief voor de competitiviteit van onze ondernemingen, die we net moeten verhogen. De beste oplossing is dus dat 55-plussers langer op de arbeidsmarkt blijven.

Het brugpensioen moet dus worden afgeschaft?

Quaden: Ja, maar het zou niet realistisch zijn om dat vanaf morgen botweg af te schaffen. Zo eenvoudig is het ook niet. De overheid zou wel het tegenovergestelde kunnen doen van wat ze vandaag doet. Nu geeft de overheid subsidies bij een brugpensioen zodat de werknemers de arbeidsmarkt vroeger verlaten. Ze zou veel beter mensen en bedrijven subsidiëren als die 55-plussers juist aan het werk blijven.

Moet de pensioenleeftijd omhoog naar bijvoorbeeld 67 jaar, zoals in sommige buurlanden werd beslist?

Quaden: Op een dag zeker, maar niet onmiddellijk. Ik ben niet de woordvoerder van minister Michel Daerden, maar hij is bij ons de enige politicus die het durfde te zeggen: we zullen drie jaar langer moeten werken. Het is blijkbaar moeilijk om daarover te spreken, zeker nu er verkiezingen aankomen, en het zal nog veel moeilijker zijn om dat in te voeren. We zullen zien… Op een bepaald moment zullen alle landen de minimumpensioenleeftijd wel verhogen. Maar laten we er in België maar voor zorgen dat 55-plussers langer aan de slag blijven. Die uitdaging lijkt al voldoende groot.

De grootste uitdaging is de gezondmaking van onze openbare financiën?

Quaden: Dat zal allesbehalve eenvoudig zijn, niet alleen in België, maar in heel Europa en bij uitbreiding de hele geïndustrialiseerde wereld. Overal hebben de overheden bewust gekozen voor een verhoging van de overheidstekorten, in hun strijd tegen de zware recessie. Nu moeten die overheidstekorten worden afgebouwd, maar dat mag niet te bruusk gebeuren, want de economische opleving is nog te fragiel. En in België hebben we ervaring met de sanering van overheidsfinanciën. We weten dat ze in een paar jaar kunnen ontsporen en dat er 15 jaar nodig zijn om ze opnieuw recht te trekken.

Vijftien jaar, maar nu wil België al tegen 2015 een begroting in evenwicht?

Quaden: België besliste dat het tekort, vorig jaar 6 procent, dit jaar al moet verminderen, terwijl veel landen daar pas in 2011 mee starten. In 2012 moet dat tekort als onder 3 procent liggen en tegen 2015 moet er opnieuw een begroting in evenwicht zijn. En waarom moet dat zo snel gaan? Omdat we dan meer ruimte krijgen om de vergrijzingskosten, meer pensioenen en hogere gezondheidsuitgaven, op te vangen. We moeten dus de zichtbare schuld verminderen, om de onzichtbare schuld te kunnen financieren.

Mooi gezegd, maar dat zal niet zo eenvoudig zijn.

Quaden: Klopt, want dat betekent dat er globaal gezien geen ruimte is voor meer uitgaven of minder ontvangsten, integendeel, alleen voor verschuivingen. De openbare uitgaven zullen zeer beheerst en gecontroleerd moeten gebeuren en de belastingen zullen goed moeten worden geïnd. Daarbij is het noodzakelijk dat de economie de volgende jaren mooi groeit, zodat de overheid minder moet uitgeven en meer ontvangt. Dan daalt het openbare tekort sneller.

Als er gesproken wordt over een sanering van de openbare financiën, wordt ook altijd geopperd dat het aantal ambtenaren naar beneden kan.

Quaden: Misschien, maar dan moet je wel zeggen welke ambtenaren. Ik denk dat we het aantal verpleegsters bijvoorbeeld zeker niet moeten verminderen. Ik geloof ook niet dat een forse vermindering van het aantal ambtenaren de mirakeloplossing is, maar dat neemt niet weg dat elk ministerie kan onderzoeken wat mogelijk is. Waarschijnlijk zijn daar wel besparingen te vinden. Zijn bijvoorbeeld de provincies nog steeds noodzakelijk? Zijn er in het onderwijs geen rationalisaties mogelijk als de verschillende netten meer met elkaar zouden samenwerken? Enfin, ik doe niet aan politiek, maar je moet je vandaag die vragen toch stellen.

Kan België zich de huidige politieke crisis wel veroorloven, als we de overheidsfinanciën dringend moeten saneren, als onze economie sterker moet groeien, als we ons concurrentievermogen moeten verstevigen en de vergrijzingskosten moeten opvangen?

Quaden: De financiële markten zijn nerveus en het is geen goed moment om hun aandacht te trekken. Maar, bon, met de verkiezingen heb ik geen probleem, zoals gezegd horen ze bij een democratie en we mogen ons gelukkig prijzen dat we in een democratie leven. Maar in landen als Frankrijk, of normaal gezien Groot-Brittannië, heb je een dag of hoogstens een week na de verkiezingen al een regering. In België hebben we daar in 2007 194 dagen over gedaan en dat is wel een probleem, want dat betekent dat je met de verkiezingscampagne erbij zeven maanden geen echte regering hebt.

Suggereert u nu om ons kiesstelsel om te vormen tot een meerderheidsstelsel?

Quaden: Oei-oei-oei, dat is moeilijk denkbaar in België en dat is mijn job niet… Nee, nee, dat is iets voor de politici.

Maar een lange formatievorming moeten we absoluut vermijden?

Quaden: Ja, want dat berokkent ons niet alleen internationale imagoschade, maar brengt ook de beheersing van de openbare financiën in gevaar. Na drie maanden formatieberaad waarschuwde ik daar in 2007 al voor en jammer genoeg heb ik gelijk gekregen. In 2007 was het de bedoeling om af te sluiten met een overschot van 0,3 procent. En wat bleek eind 2007? We hadden een tekort van 0,2 procent van het bbp. De voornaamste oorzaak van dat tekort waren de aanslepende formatiebesprekingen. Dat maakte dus een verschil van 0,5 procentpunt of 1,5 miljard euro. En dan moet ik er nog aan toevoegen dat het vooropgestelde overschot van 0,3 procent niet echt ambitieus was, want we kenden toen een economische groei van bijna 3 procent.

Waarom zou de vorming van een nieuwe regering deze keer vlotter verlopen?

Quaden: Ik weet het, in België zijn er heel wat partijen en dan heb je ze ook nog eens aan beide kanten van de taalgrens. Soit, zo is België nu eenmaal en wat er zal gebeuren hangt niet af van de Nationale Bank, wel van de kiezers. Als gouverneur kan ik alleen maar zeggen dat we de sociaaleconomische en financiële problemen van ons land zo vlug mogelijk na de verkiezing moeten aanpakken. Indien nodig moeten we de communautaire onderhandelingen maar van de financieel-economische uitdagingen scheiden. Dan kun je die economische problemen meteen aanpakken en de communautaire problemen parallel oplossen. Het is misschien geen probleem dat een regering één maand niet echt actief is tijdens de electorale campagne. Maar als er drie maanden geen echte regering zou zijn, wordt dat dramatisch. Want onze financieel-economische situatie en de financiële markten zijn vandaag veel fragieler dan drie jaar geleden.

DOOR EWALD PIRONET

Indien nodig moeten we de communautaire onderhandelingen van de financieel-economische uitdagingen scheiden.

De overheid zou veel beter mensen en bedrijven subsidiëren als 55-plussers juist aan het werk blijven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content