Over verkiezingen, kippen, dioxine-eieren, koeien en de wereldslang.

“Kijk”, zegt Guido, terwijl hij mij een handvol chips met paprika toont die hij één voor één in zijn opengesperde mond gooit. “Waarschijnlijk gebakken in motorolie, gespoeld in besmet water en bestoven met gemalen baksteen. Trek ik mij dit aan?”

“Klaarblijkelijk niet”, antwoord ik naar het gat kijkend dat hij in mijn chipsvoorraad geslagen heeft. “Maar je hoeft je ook geen zorgen te maken. Deze aardappelschijfjes komen uit zo’n sandalenwinkel waar van die verrimpelde worteltjes in gore bakken liggen als afgevallen vingers met loof eraan. Deze chips zijn handgewassen in het smeltwater van het Andesgebergte en gefrituurd in de maagdelijkste olie van zonnebloempitten. Op zulk een chipspapje kan een zuigeling bestaan en topatleet worden.”

“Het zou wat”, repliceert mijn vriend. “Onze ploeg heeft sinds maanden bestaan op dioxinesteaks en ossenstaartbouillon met als hartversterkertje enkele eierdooiers geklutst in Stout, en zij hebben toch de beker gewonnen.” Hij ledigt een glas en vervolgt. “Het odium zit hem voor mij hierin dat wanneer ik het tot op de draad versleten frituurvet plichtsgetrouw naar het containerpark breng, datzelfde afgewerkte vet dat ik met geen tang meer wilde aanraken, langs een omweg die leidt langs wegen als kip, het ei, het zwijn, of de koe weer op mijn bord terechtkomt. Ik voel mij dan zoals de oeroboros, de wereldslang die zichzelf in de staart bijt en zo zichzelf opvreet”, zegt hij alsof hij voor een vergadering sprak.

“Je kunt het ook anders zien”, zeg ik met, enige schrik merkend dat hij nu met twee handen chips uit de schotel delft. “Dat jij die als koning der schepping aan het einde van de voedselketen prijkt, het ultieme recyclagestation bent.”

“Verdomd, je hebt gelijk man”, zegt hij terwijl hij nu met de sint-jakobsschelp, die als asbak dienst doet, de rest van de chips naar binnen schepelt. “De schillen vallen mij van de ogen! Was dit vóór de verkiezingen gereleveerd, ik had gewoed als een John Massis in het stembureau.”

“A propos”, zeg ik, de schamele resten van de chips opbergend. “Wat vond je van de verplichte stembusgang in het meest democratische aller landen?”

“O, slap,” zucht hij, “zeer slap, minder zelfs dan de Lierse derby van de jaren dertig. Dan werden er nog eens schamp- en schotsliederen gedicht en betoond. De clergé bleef nu zelfs in de schaduw. Wie herinnert zich de banbliksem van de bisschop van Gent niet die in zijn bisschoppelijke keuken een zelfgebrouwen doodzonde over de Vlaanderens hing die enkel de VU-stemmers’ zieltjes zwart maakte.

“Aan wie vertel je het!” lach ik. “Ik had een paar jaar in Oostende gewoond, was terug naar Lier verhuisd maar moest in de koningin der badsteden gaan stemmen. Gratis voor niets ontvingen wij twee treintickets 2de klas naar de hel.”

“Waarom hebben jullie je niet ziek gemeld, ouwe truffel?” lacht Guido, terwijl hij nu de rode wijn uit Roemenië keurt.

“Allemaal goed en wel, maar wie slaat er een gratis Lier-Oostenderetour af in de barre tijden van het prille huwelijksleven? Wij hadden trouwens onze zinnen gezet om een kilo uitgezochte garnaal met de gratis coupon mee naar huis te voeren, om er garnaalkroketten van te maken. Wij werden door de kromstaf en mijter dus op twee fronten gefnuikt, politiek en culinair. Nabij Melsele staken wij de doodzondegrens over, want zij besloeg de twee Vlaanderen. Ik weet niet meer of Brugge toen ook een kerkprins had, ja dan neen. In elk geval was hij dan in de greep van de Gentenaar, misschien door een ereschuld met kleurenwhist of het bakspel, maar dat zijn pure veronderstellingen. Wij haalden opgetogen adem toen wij Gent Sint-Pieter gepasseerd waren en de kaartjesknipper slechts een doodgewone kaartjesknipper was en geen diaken of een kannunik met draagbare biechtstoel.”

“Een surrealistisch verhaal zoals ik er zelden een gehoord heb”, zei Guido. “En het vervolg? Hoe is uw onsterfelijke ziel nabij Melsele de zondegrens weer overgestoken? Beschenen door het licht of in de greep van de kinderen der duisternis?”

“Zwarter dan lampzwart”, zeg ik met enige overmoed. “De feiten dateren tenslotte al van eind de jaren vijftig. Maar op de garnalen viel geen smet, zij smaakten nobel.”

“Maar”, vraagt Guido, de brauwen heffend, “heb jij die fout, die het eeuwige vuur verdient, ooit aan het oor van een biechtvader toevertrouwd?”

“Verdorie, nee”, zeg ik. “Hoe kon ik nu een pure ex-provinciale zonde gaan biechten aan een godsambtenaar die met deze territoriale misstap niets te maken had? Ik vind dat ik deze dodelijke ongehoorzaamheid in een West-Vlaams oor moet gaan bekennen.”

“Dan zal het bisdom Gent je een gratis tweedeklasticket naar Oostende moeten betalen”, roept Guido, nu met volle teugen de Roemeense wijn keurend.

“Ik denk dat ik slechts een Lier-Melseleretour zal krijgen”, mijmer ik luidop. “Prediker zegt ‘er is een tijd van nemen en een tijd van geven’, en geloof me, de tijd van geven is voorbij.”

Gommaar Timmermans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content