Guido Lauwaert
Guido Lauwaert Opiniemaker

O p 17 februari 1973 om 20.00 uur betrad hij het podium van Vorst Nationaal, nam plaats aan de microfoon, haalde een alarmpistool tevoorschijn, schoot in de lucht en zei: ‘De eerste Nacht van de Poëzie is begonnen.’ Vervolgens joeg Marcel van Maele met zijn beruchte basstem zijn gedichten de zaal in. De tweede Nacht was hij de laatste dichter. Om 8.00 uur ’s morgens nam hij, samen met Walter de Buck, een duik in de fontein voor de Hallen van Kortrijk. ‘Ge moet toch proper naar huis gaan’, zei hij, waarna hij spoorloos verdween.

Van Maele was romancier, toneelschrijver, beeldend kunstenaar, maar vooral dichter. Aanvankelijk had zijn poëzie een jachtig ritme en een bezwerend karakter. Ideaal om voorgelezen te worden voor een (liefst groot) publiek. Maar onder het showelement school een wereld van twijfel en de angst om het verlies van de verbeelding. De twijfel was een vorm van zelfbewuste bescheidenheid, de verbeelding een manier van leven en werken om geen verbittering toe te laten. Want op veel erkenning door de literaire wereld heeft Van Maele niet kunnen rekenen. Gerrit Komrij was de enige die hem opnam in zijn bloemlezing Nederlandse Poëzie van de 19e tot en met de 21e eeuw in 2000 en enige gedichten (2004). De Vlaamse literaire pausen vonden Van Maele meer een performer dan een dichter. Wie de tijd neemt voor een aandachtige lezing ontdekt echter een dichter met een sociale boodschap. Geen wereldverbeteraar, maar een aanklager van de roest in het leven. Door een oprukkende blindheid werd zijn poëzie midden de jaren tachtig minder agressief, meer beschouwend.

In het spoor van Marcel Broodthaers koos hij voor een combinatie van beeldende en literaire kunst. Zijn poëzie-objets zoals Gebottelde gedichten kende vijf ‘drukken’, telkens in een ander soort van fles. Vastgespijkerde bundels op stoelen, hermetisch verpakt in een polyesterblok – hoe gekker, hoe liever hij het had. Het leverde hem de voorbije twintig jaar enkele tentoonstellingen op in de legendarische Antwerpse Galerie De Zwarte Panter. De laatste dateert van 2005: De kleine anarchisten dansen op wolken. Keep smiling.

Een groot reiziger was hij niet. Toen hij in 1952 naar het leger moest, koos hij nochtans voor de Koreaanse Oorlog. De reden was dat de legerdienst 21 maanden duurde, tenzij je koos voor een dienst als lid van de VN-troepenmacht: dan was je er in 15 maanden van af. Kort na zijn aankomst in het oorlogsgebied vuurde hij ‘per ongeluk’ een kogel in zijn eigen voet. De rest van zijn verblijf liep hij rond op sloffen, ver van het front. Later beperkten zijn odysseeën zich veelal tot de Lage Landen. Met de derde leeftijd in het verschiet vestigde hij zich in Antwerpen.

Op zijn uitvaart, aanstaande zaterdag, zal geen muziek klinken. Een van zijn steeds weer herhaalde kreten was: I hate music!

De laatste jaren vond hij onderdak bij de Leuvense uitgeverij P. In 2001 verscheen een bloemlezing en in 2006 de bundel Over woorden gesproken. Zijn dichtbundels doorbladerend valt mijn oog op een van zijn tophits. Het gedicht uit de bundel Een rechthoek op het verkleurd behang (1986) tekent hem helemaal. Sterk autobiografisch. De jonge blinde wil er nog bij horen, maar zijn handicap is gênant voor de hogere burgerij van Letterenland.

[Amper halfweg]

Amper halfweg,

na een lange tocht met vermolmde spanen,

kroop de zeerover op een verlaten strand aan land en riep:

‘Hoera, hier ben ik!’

Maar niemand

wou z’n ooglap

ruilen voor een bedelstaf.

Nu zit hij als een blinde vink

op een betonnen muur

z’n verleden te bezingen.

Guido Lauwaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content