De moord op de voormalige leider van de Corsicaanse separatisten François Santoni, was wellicht een afrekening binnen het eigen nationalistische milieu – de liquidatie van een gemarginaliseerde lastpak die te veel wist. Het Corsicaanse vredesproces wordt zo goed als zeker een explosief thema in de campagne voor de presidentsverkiezingen van 2002.

Zes vrienden droegen zijn kist, zeshonderd medestanders volgden de begrafenisstoet van zijn huis tot het dorpskerkje van Monacia d’Aullène, in het zuiden van het eiland. Klokken luidden. Journalisten van beeld- en schrijvende pers, en andere pottenkijkers werden op een afstand gehouden. Boven het dorpje cirkelde een rijkswachthelikopter. Drie gemaskerde mannen in gevechtskledij vuurden als militair eresaluut drie schoten af. De Corsicaanse separatist François Santoni (41) werd afgelopen zondag ten grave gedragen. Hij was in de nacht van 16 op 17 augustus neergeschoten toen hij terugkwam van de bruiloft van een vriend.

Santoni was in de tweede helft van de jaren negentig de leider van A Cuncolta Naziunalista, de politieke arm van het verboden separatistische Corsicaanse Nationale Bevrijdingsfront (FLNC). Sinds 1978 was hij zelf ook lid van het FLNC. Hij pleegde aanslagen – ‘ik heb bloed aan mijn handen’, zo erkende hij in interviews – maar werd later een belangrijk politiek aanspreekpunt in de nationalistische beweging. Hij voerde onder meer onderhandelingen met voormalig minister van Binnenlandse Zaken Charles Pasqua. Onderhandelingen die niets opleverden voor de vrede, maar wel het prestige van Santoni bij zijn eigen achterban vergrootten… Een grote naam dus, die Santoni, in het Corsicaanse nationalistische milieu. Maar wel een naam uit het verleden. Dat was ook al zo voor hij vorige week door het hoofd geschoten werd.

‘Parlez, bande de tordus’ (‘Spreek, bende gekken’), was de boodschap op de voice mail van Santoni’s mobiele telefoon. Maar volgens zijn wapenbroeders van weleer was Santoni zelf de gek. Was het omdat hij écht niet geloofde in ‘het proces van Matignon’, het initiatief van de Franse premier Lionel Jospin dat Corsica enige vorm van autonomie moet brengen? Was het de frustratie dat hij geen centrale rol meer speelde in de nationalistische beweging? Of zinde hij gewoon op wraak voor de moord op zijn vriend en compagnon de route Jean-Michel Rossi, die precies een jaar geleden neergekogeld werd?

Boezemvrienden Santoni en Rossi hadden veel vijanden. Niet zozeer in Parijs als wel in hun eigen Corsica. Die hadden ze zich op de hals gehaald door de publicatie, twee maanden voor Rossi’s dood, van hun boek Pour solde de tout compte. Daarin trokken de twee van leer tegen wat ze de ‘maffieuze ontsporing’ van de nationalistische beweging noemden en beschuldigden ze menigeen van wapenhandel, corruptie en andere onfrisse praktijken. De eerste geviseerde in het boek was Charles Pieri, Santoni’s eeuwige rivaal in het nationalistische milieu: de man die niet alleen het leiderschap van hem overnam, maar bovendien zijn vriendin – de glamouradvocate van de Corsicaanse gedetineerden, Marie-Hélène Mattéi – inpikte, toen hij in de gevangenis zat.

Sinds de dood van Rossi had Santoni nog maar één obsessie: de opheldering van de moordzaak. Hij was ervan overtuigd dat Charles Pieri, die ondertussen ook achter de tralies was beland, vanuit zijn cel opdracht had gegeven Rossi te liquideren. In ieder interview dat hij het voorbije jaar gaf, nagelde hij Pieri aan de schandpaal en haalde hij uit naar de rechercheurs, die volgens hem helemaal niet alles in het werk stelden om de waarheid aan het licht te krijgen. ‘Staatsraison, de bezorgdheid om het proces van Matignon niet uit evenwicht te brengen’ was de enige reden waarom de moord niet opgelost raakte, beweerde Santoni.

De voormalige chef van de Cuncolta Naziunalista hield het niet alleen bij woorden. Officieel had Santoni al enkele jaren geleden het geweld afgezworen. Officieel gaf hij ook zijn steun aan het proces van Matignon, en de politieke lijn van de nieuwe Corsicaanse leider Jean-Guy Talamoni. Maar alles wijst erop dat hij, aanvankelijk samen met zijn vriend Rossi, het brein was achter de oprichting van Armata Corsa, een terroristische splinterbeweging die in juni 1999 het licht zag. De organisatie is tegen het vredesproces gekant, dat het eiland zou uitleveren aan projectontwikkelaars en wild kapitalisme. Daarnaast, en hierin is de hand van Santoni zeker te herkennen, is ook de opheldering van de moord op Rossi een prioritair strijdpunt van de beweging. Begin dit jaar verklaarde ze een ’totale oorlog’ te zullen ontketenen tegen de Franse staat als de moordenaar(s) niet werd(en) geklist. Armata Corsa heeft intussen al drie moorden en een twintigtal aanslagen op haar palmares prijken. Verondersteld wordt dat de bombrieven die Jean-Guy Talamoni en Santoni’s ex Mattéi in juli ontvingen, ook uit deze hoek kwamen.

INTERNE AFREKENING

De moord op Santoni is naar alle waarschijnlijkheid dus een afrekening geweest binnen het nationalistische milieu – zoals er tijdens Santoni’s glorietijd aan het hoofd van de beweging zovele zijn geweest. Het was de liquidatie van een oude lastpak die te veel wist – ‘Een concentraat aan schadelijkheid’, noemde Pieri zijn boezemvijand. Maar kan de dood van Santoni het hele Corsicaanse vredesproces in het gedrang brengen?

De aanslag heeft politiek Parijs, een week voor de officiële rentrée, in rep en roer gezet. Natuurlijk haalde de rechtse oppositie het grove geschut boven. François Bayrou (UDF), Patrick Devidjan (RPR) en Charles Pasqua (RPR) eisten alledrie dat het vredesproces onmiddellijk zou worden stopgezet. Alledrie verweten ze Jospin gesprekken met de separatisten te zijn begonnen nog voor die het geweld officieel hadden afgezworen.

Ook van de linkerzijde kwam er kritiek. De Mouvement du Citoyen mag dan wel deel uitmaken van de coalitie, voorzitter Georges Sarre beschuldigde de regering ervan ‘de terreur te hebben doen heersen’ over Corsica. Maar ja, de eigenlijke leider van deze links-republikeinse beweging, Jean-Pierre Chevènement, nam anderhalf jaar geleden ontslag als minister van Binnenlandse Zaken omdat hij het oneens was met Jospins Corsica-strategie.

De Franse premier weigerde voor deze zaak zijn vakantie op het Ile de Ré te verbreken en liet bij monde van minister van Landbouw Jean Glavany weten dat het proces van Matignon gewoon wordt voortgezet. Een wetsontwerp dat onder meer het Corsicaanse parlement het recht geeft uitzonderingen te maken op Franse wetten en het Corsicaans tot eerste onderwijstaal te bevorderen, is in mei goedgekeurd door de Franse Assemblée. In november moet de Senaat zich over de tekst buigen. Jospin mag zich nu zelfverzekerd opstellen, het wordt allesbehalve gemakkelijk voor hem om het Corsica-dossier met succes af te ronden. Met gewelddadige afrekeningen onder Corsicaanse groeperingen, zoals de moord op Santoni er een was, heeft dat niet eens zo heel veel te maken. Des te meer met het feit dat er in 2002 presidentsverkiezingen zijn. De zittende president, de gefrustreerde leiders van de oppositiepartijen, de ambitieuze rivalen aan de linkerzijde: allen hebben ze er baat bij Jospin het leven lastig te maken. Zij zullen de komende maanden in de debatten over Corsica pleiten voor een harde aanpak van het terrorisme, de veiligheid van de Franse burger willen verbeteren, drukken op het heilige principe dat iedereen gelijk moet zijn voor de wet, de ondeelbaarheid van de Franse staat verdedigen, de idealen van de Franse Republiek in herinnering brengen. Maar hun eigenlijke drijfveren zullen prozaïscher zijn.

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content