Buurlanden als Italië, Slovenië en Hongarije zijn al lid van de Europese Unie, Kroatië wil het worden. Om buitenlandse investeerders te lokken bijvoorbeeld. Enkele Belgische bedrijven die de stap al vroeger waagden, vertellen over hun ervaringen. ‘Af en toe moet je hier wat karakter hebben.’

INFO : Met dank aan Export Vlaanderen.

‘Hoe begin je eraan? Toevallig eigenlijk. Mijn vader heeft een houtagentuur in België en wilde nog wel eens iets anders beginnen. Maar een doe-het-zelfzaak? Die zijn in ons land al dik gezaaid. Een zakenkennis vertelde over zijn fineerbedrijf in Kroatië, in de buurt van Slavonski Brod. Waarom het niet samen eens proberen daar? Er was een gat in de markt: materialen en producten waren verkrijgbaar, maar doe-het-zelfwinkels kenden de Kroaten nog niet. Een goed idee dus. Spijtig genoeg brak toen de Joegoslavische burgeroorlog uit. Het project ging een tijdje de ijskast in, maar in de zomer van 1995 gingen we van start – de oorlog was zelfs nog niet officieel afgelopen. Intussen hebben we nog drie winkels geopend in Kroatië: een in Sisak, een in Osijek en deze hier in Samobor. Een nieuwe winkel in Rijeka is nog in aanbouw. En ook in Servië hebben we nu twee filialen, allebei in Belgrado. In elke winkel draaien we vandaag een omzet van minstens twee miljoen euro per jaar.’

Aalstenaar Roel Matthijs vertelt met enige trots over de ontstaansgeschiedenis van Uradi Sam (‘Doe Het Zelf’). We zijn in Samobor, het is halfacht ’s avonds, de laatste klanten verlaten de zaak. Matthijs coördineert de Kroatische vestigingen van Uradi Sam, zijn broer houdt zich met de Servische winkels bezig. De zakenkennis die mee aan de wieg stond van het concept, heeft zich onlangs teruggetrokken, in zijn plaats kwam een andere vennoot.

In tien jaar tijd heeft Roel Matthijs veel zien veranderen. Toen de eerste winkel opende, was de autoritaire nationalist Franjo Tudjman nog president. Sinds 2000 is zijn plaats ingenomen door de liberale democraat Stipe Mesic. Matthijs: ‘In de tijd van Tudjman was de markt veel geslotener, met hoge invoertaksen van 20 procent en verkooptaksen van 32 procent. Die zijn fel verminderd, de handel is veel vrijer geworden. Tegen 2007 zouden alle taksen wegvallen, heb ik gehoord. Enig nadeel: ook grote ketens zoals Bauhaus hebben de weg naar Kroatië gevonden.’

Uitbreiden en groeien kan nog, en is volgens Matthijs ook noodzakelijk: ‘In onze sector speelt schaalgrootte een belangrijke rol. Om tegen de prijzen van de grote ketens op te kunnen, moeten wij groeien. En zo snel mogelijk, nu er nog niet te veel concurrentie is. In Kroatië, maar ook in Servië-Montenegro, op termijn misschien in Bosnië-Herzegovina…’

Het juiste merk

Een bedrijf dat in die landen al actief is, en ook nog wel elders in de wereld, is InBev. Vanuit de hoofdzetel in Leuven werd al in 1994 – InBev heette nog Interbrew – beslist om in de Kroatische hoofdstad de toenmalige staatsbrouwerij Zagrebacka Pivovara over te nemen. Door die overname is InBev nu marktleider in Kroatië: Zagrebacka brouwt elk jaar 1,7 miljoen hectoliter bier, goed voor een marktaandeel van 45 procent. Met zijn 622 werknemers is Zagrebacka met voorsprong de grootste Belgische investering in Kroatië – al is InBev natuurlijk nog bezwaarlijk een zuiver Belgisch bedrijf te noemen.

‘De overname van Zagrebacka is er gekomen op een moment dat er in heel wat Centraal- en Oost-Europese landen kansen ontstonden voor buitenlandse investeerders’, zegt Phillip Vandervoort, directeur Tsjechië-Hongarije-Kroatië bij InBev. ‘Heel veel staatsbedrijven werden geprivatiseerd, en Zagrebacka was er daar een van. Onze troef was dat we voor een lokaal management kozen. Ook nu werken er amper twee Belgen in Zagreb voor InBev, ikzelf ben er dan nog niet eens fulltime.’

Met zijn 4,4 miljoen inwoners is Kroatië geen grote markt, maar dat vormt voor InBev geen wezenlijk bezwaar. ‘Het is toch nog een behoorlijke markt, zeker vanwege de hoge bierconsumptie en dankzij het toerisme. Vooral het lokale merk, Ozujsko, scoort erg goed.’

Last van communistische trekjes heeft het personeel volgens Vandervoort niet meer. ‘De Kroaten die ik ken en de mensen die nu voor ons werken, hebben zich vrij snel aangepast aan de nieuwe werkelijkheid. Het Joegoslavische communisme was natuurlijk al geen radicale vorm van communisme. Het feit dat onze werknemers medeaandeelhouder zijn, zal ook wel meespelen. Eigenlijk voelen onze Kroatische werknemers zich meer betrokken bij de zaak dan onze Belgische werknemers. Niet onlogisch: in Kroatië wil iedereen in een internationaal bedrijf werken en onze mensen zijn dan ook heel gemotiveerd om te blijven.’

De gemiddelde Kroaat verdient maandelijks 585 euro netto. Niet veel, maar ook niet zó weinig. ‘Voor de goedkope werkkrachten moet je niet in Kroatië zijn’, weet Vandervoort. ‘Dit is geen lagelonenland meer. Net als Hongarije en Tsjechië begint Kroatië heel sterk op een West-Europees land te lijken, zeker in de steden. Voor ons is dat geen probleem: we verkopen alleen op de lokale markt en in Herzegovina. Dan is het goed dat de portefeuille van de consumenten wat dikker wordt. Kroaten spenderen trouwens graag. Ze lijken in dat opzicht op Italianen: gezien worden met het juiste merk is hier toch wel belangrijk.’

Colaflesjes

Maar de regionale verschillen in Kroatië zijn groot. Wie de snelweg naar het oosten van het land neemt, merkt hoe de armoede toeneemt. Minder reclameborden, minder neonlichten, eenvoudiger tankstations. En hier en daar nog een overblijfsel uit de Joegoslavische burgeroorlog: een ruïne, een kapotte tank. Na de oorlog gingen veel bedrijven op de fles, de werkloosheid en de corruptie steken hier duidelijk boven het Kroatische gemiddelde uit. In Nova Gradiska, een grauw stadje dicht bij de grens met Bosnië-Herzegovina, vinden we toch industriële activiteit. Het Belgische familiebedrijf Boortmalt van Hubert Thirionet kocht hier acht jaar geleden een failliete mouterij op. De oude silo’s staan er nog altijd, maar zijn niet meer in gebruik. Directeur Guy Geuns: ‘Wat daar staat, beantwoordt niet meer aan de moderne standaarden, verre van zelfs. In onze nieuwe mouterij verloopt het kiemen van de gerst nu volledig computergestuurd. Vochtigheid, temperatuur en timing worden geen minuut uit het oog verloren. Geuns: ‘De kwaliteit van de mout moest verhogen, dat was het eerste wat we hier vaststelden. Door betere gerst in te kopen, maar ook door het productieproces te moderniseren. Nu produceren we 24 uur per dag, zeven per week: de follow-up en de kwaliteitscontrole zijn nu een continu proces. Er mag dan ook niets fout lopen, of we hebben twaalf dagen voor niets gewerkt. Dat is gelukkig nog nooit gebeurd.’

De klanten van Slavonija Slad zijn de vele brouwerijen in Kroatië – onder meer Zagrebacka – maar er wordt ook naar Bosnië-Herzegovina en Servië-Montenegro geëxporteerd. Niet naar de Europese Unie. Guy Geuns: ‘Op de toetreding van Kroatië tot de EU zitten wij dus eigenlijk niet te wachten. Het zou niet zo’n groot verschil maken: onze buitenlandse afzetmarkten liggen in het zuiden en het oosten. Ik ben ook niet zeker of alle plaatselijke bedrijven hier gediend zijn met een overhaast lidmaatschap. Nu is er nog een zekere marktbescherming, zeker voor de staatsbedrijven. Als ze die niet tijdig kunnen privatiseren, vrees ik voor veel van die ondernemingen het ergste.’

Slavonija Slad is een Kroatisch bedrijf, met één Belg aan het roer. Bij Omco, een bedrijf dat metaalvormen maakt voor de glasindustrie, zijn helemaal geen Belgen te vinden. Die zijn er in Hum na Sutli, een klein dorp vlak bij de Sloveense grens, eigenlijk nooit geweest. Het Belgische moederbedrijf B.M.T. uit Boechout kocht hier in 1997 gewoon een fabriek van het plaatselijke Straza Alatnica op, ook toen al een winstgevende onderneming. Omco Kroatië wordt geleid door Darko Ranogajec. Hij heeft het bedrijf sinds 1997 gestadig zien groeien. ‘Het aantal werknemers is gestegen van 120 naar 180, de omzet is verviervoudigd en bedraagt nu 12 miljoen euro. De doelstelling is om elk jaar nog 15 à 20 procent te groeien.’ Ranogajec geeft een korte rondleiding op de werkvloer. Hij toont metaalvormen voor Coca-Colaflesjes, pronkt met de hoogtechnologische Japanse – ‘veel goedkoper dan de Duitse’ – machines. En wijst zijn arbeiders hier en daar nog op onvolmaaktheden: Ranogajec is hier de baas. Met het Belgische moederbedrijf is er wel voortdurend contact, maar het runnen van de fabriek gebeurt hier. Ranogajec: ‘In feite is dit nog altijd een Kroatisch bedrijf. Alleen is er veel in geïnvesteerd en kunnen wij nu, als Slavisch land met West-Europese trekjes, in feite fungeren als een soort bruggenhoofd naar de rest van Oost-Europa en Rusland. Wellicht komt er binnenkort een nieuwe vestiging van Omco in Roemenië.’

Grijze haren

Allemaal succesverhalen, maar is er dan nergens iets misgelopen? Toch wel. Sommige ondernemers storen zich aan de voortdurend wijzigende wetgeving, de starheid van de overheidsadministratie, het gevecht met de bureaucratie. Maar, zo hoor je ze dan lachen, ‘dat kom je in België ook allemaal tegen’.

Marc Danneels, directeur van het textielbedrijf Pazinka in de toeristische provincie Istrië, zag bij zijn start veruit de meeste zwarte sneeuw. Danneels werkte al jaren in Zagreb toen de Masureelgroep uit Kortrijk hem vroeg om een failliet staatsbedrijf nieuw leven in te blazen. ‘Een leuke uitdaging, maar vanaf dag één doken de problemen op. Of beter gezegd: de inspecteurs. Natuurlijk waren nog niet alle vergunningen in orde, dat kon zelfs gewoon nog niet. Maar er was ons nu eenmaal opgelegd om het personeel dat we overnamen – 100 van de 200 werknemers – vanaf de eerste dag te betalen. Dus moet je ook produceren. Dat nog niet elke brandblusser op de juiste plaats hangt, daar komen ze je dan mee jennen. Let op, ik vind ook dat alles in orde móét zijn. Maar dit was pure pesterij. De eerste twee weken kregen we al tien inspecteurs over de vloer. En het ergste was dat ik nog niet alles kón verhelpen. Pazinka zat, en zit, voor een deel onder een soort koepelstructuur. Voor elke beslissing op dat niveau heb ik dus de toestemming nodig van de vier andere directeurs. Een van hen is dan nog mijn voorganger bij Pazinka, en dat heb ik al mogen voelen… Dát, en de totale desinteresse van de lokale politiek hebben me intussen veel grijze haren bezorgd. Maar kom, aan opgeven heb ik nooit gedacht, en de voornaamste problemen zijn achter de rug. Trouwens: van de regering in Zagreb krijg ik wél de nodige steun, het is vooral een lokale kwestie die me lang heeft gekweld. Vanaf dit jaar zullen we hoe dan ook winst beginnen te maken. Maar zeg het maar tegen iedereen die het horen wil: ‘Je moet af en toe wat karakter hebben om hier door te zetten.’

Bericht uit Kroatië

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content