Standard, en niet Anderlecht, is favoriet voor de Belgische landstitel, beseft manager Herman Van Holsbeeck. ‘En een seizoen waarin wij niet kampioen spelen, kan nooit geslaagd zijn.’

Er is eigenlijk relatief weinig ruchtbaarheid aan gegeven, maar het is wel degelijk feest bij Sporting Anderlecht. Op 29 mei werd de recordkampioen een fiere eeuweling. Dat werd niet, zoals gehoopt, gevierd met een landstitel, maar de Beker van België, traditioneel een verraderlijke competitie voor paars-wit, wist het seizoen min of meer te redden.

‘De Beker was mooi, maar op Anderlecht telt alleen het beste. En een seizoen waarin wij niet kampioen spelen, kan nooit geslaagd zijn’, erkent Herman Van Holsbeeck. De manager zegt het er niet bij, maar denkt vast: dat moet dit seizoen beter. Anderlecht kan daar deze zaterdag een aanzet toe geven op het terrein van het stugge RAEC (Royal Albert – Elisabeth Club) Mons. Terloops: wedden dat een of andere sportjournalist in de aanloop naar die match gaat schrijven dat Anderlecht ‘Bergen moet verzetten’?

Het seizoen is bijna een maand oud. Wat zijn uw eerste indrukken?

HERMAN VAN HOLSBEECK: Dat we een goede ploeg hebben en dat de ambitie om voor de dertigste keer kampioen te spelen realistisch is. Maar de concurrentie staat er óók. Club Brugge is altijd een bedreiging en na wat Standard vorig seizoen en tegen Liverpool heeft getoond, moet je besluiten dat zij de absolute titelfavoriet zijn.

In andere seizoenen beschikt Anderlecht meestal over de kwalitatief sterkste kern, en kan de ploeg bij wijze van spreken enkel zichzelf kloppen voor de titel. Dit jaar lijkt dat anders.

VAN HOLSBEECK: We moeten durven bekennen dat Standard meer mogelijkheden heeft, ja. Hun kampioenenploeg staat er grotendeels nog, op Marouane Fellaini na, en werd hier en daar zelfs versterkt. Het gaat bijna allemaal om jonge spelers, en die worden met de jaren sterker. Dat team wordt voor ons een heel zware kluif.

Standard heeft niet alleen een sterke en jonge kern, maar beschikt bovendien over het knapste trainingscomplex van het land en zou binnenkort een groot nieuw stadion bouwen. Vreest u dat Anderlecht zijn rol van leidende club stilaan aan het verliezen is?

VAN HOLSBEECK: Zover zou ik het niet drijven. Wij zijn een club die al decennia aan de top staat, hè. Anderlecht zal heus geen 25 jaar op een volgende titel hoeven te wachten, zoals Standard overkwam. Standard was een club die iedere zomer tachtig procent van zijn spelersgroep verving. Dat beleid hebben ze omgegooid, wat hen nog een pak gevaarlijker maakt dan in het verleden. Maar Anderlecht kan die uitdaging uit Luik best aan. En dat zullen we bewijzen ook. Inzake infrastructuur hebben we inderdaad een achterstand opgelopen. Vooral een nieuw stadion heeft nu de grootste prioriteit, maar zonder hulp vanuit de politiek lukt dat niet.

Brussels minister Guy Vanhengel (Open VLD) heeft voor Anderlecht een oplossing klaar: het parkeerterrein van de Heizel biedt plaats voor een nieuw multifunctioneel stadion. Hebt u interesse?

VAN HOLSBEECK: Zeker, alleen blijkt dat politiek een erg complex dossier. Dat parkeerterrein is eigendom van de stad Brussel, maar ligt blijkbaar op Vlaams grondgebied. Ik vrees in een situatie terecht te komen waar we opnieuw ontzettend veel tijd verliezen om weer niet tot een akkoord te komen.

Het liefst van al zouden we in de gemeente Anderlecht blijven, maar dan wel in een nieuw stadion en dat is niet mogelijk. Volgens de analyse van minister Vanhengel, die volgens mij klopt, bestaan er in de Brusselse Rand maar twee opties voor een grote nieuwe voetbaltempel en dat is ofwel de Heizel platgooien en er een nieuw stadion bouwen – maar wat doe je dan met de atletiekpiste voor de Memorial Van Damme – ofwel een nieuw stadion op de parkeerplaats.

Voor Anderlecht zijn beide mogelijkheden bespreekbaar, maar het mag niet duren tot 2018. Want dat is nog tien jaar en tegen die tijd zijn we sportief dood. Om deze club leefbaar te houden, hebben we zeker tegen het seizoen 2012-2013 een nieuwe thuis nodig. U begrijpt dus dat het nu daarvoor al vijf voor twaalf is.

Indien de plannen van Vanhengel op niets uitdraaien, moeten we bekijken wat we in het Constant Vanden Stockstadion kunnen doen om ons budget de hoogte in te krijgen. Maar dat is hoe dan ook een pleister op een houten been.

De vraag is of onze achterstand op het buitenland sowieso nog te overbruggen valt. Wat dacht u tijdens de match tegen BATE Borisov?

VAN HOLSBEECK: Ik kon het op dat moment niet helemaal vatten, eerlijk gezegd. Dat was een dreun, je verwacht niet om in twee wedstrijden door een club uit Wit-Rusland te worden uitgeschakeld. Voor een stuk was het onderschatting. We hebben BATE drie keer zien spelen en de rapporten zeiden: degelijk elftal, maar ook niet meer dan dat. Probleem is dat we hen bekeken in hun competitie, en BATE heeft daar gespeeld aan het ritme dat nodig was om daar te winnen, die club staat ongeslagen op kop. Blijkbaar konden ze nog een stuk beter. Maar zelfs dan nog, laat ons 100 maal spelen tegen Borisov en we winnen 99 keer. Nu dus niet. Dat is en blijft onaanvaardbaar, maar het is wel gebeurd.

In België blijven we de reflex hebben: ach, een Wit-Russische ploeg…

VAN HOLSBEECK: Ja, maar die tijd is voorbij. BATE heeft nadien Levski Sofia uitgeschakeld en speelt nu Champions League. Zo slecht zullen ze dus toch niet zijn. Toch moet Anderlecht normaal gezien wel bekwaam zijn om die club af te houden, maar ik stel vast dat een paar van onze spelers, Mbark Boussoufa, om er maar één te noemen, tegen BATE totaal onder hun niveau voetbalden. Niet uit kwade wil of zo, we waren gewoon nog niet klaar voor die match. Ik zie dus wel iets in het voorstel van Marc Degryse, die onze competitie wil hervormen naar Russisch model, met een kalender die van februari tot december loopt. Dan heb je in de kwalificatiematchen een voordeel op landen die dat niet doen. Alleen: gaan de kleinere clubs bereid zijn om ook dat nog aan te passen?

De Europese uitschakeling is een financiële tegenvaller. Moesten jullie verkopen?

VAN HOLSBEECK: We hadden twee begrotingen opgesteld, een op basis van de Champions League en een voor de UEFA-cup. Ook in het slechtste scenario, dat van de UEFA-cup, stonden miljoenen ingeschreven die we nu aan onze neus zien voorbijgaan. We moesten dat dus ergens compenseren, maar gelukkig konden we Cheik Tioté en Roland Lamah, spelers die we vorig jaar uitleenden aan Roda JC, voor meer dan 5 miljoen euro van de hand doen. Daardoor is en was Anderlecht niet verplicht om zijn leidinggevende spelers te verkopen, tenminste als het bod ons niet aanstaat.

Het waren dus geen solden bij Anderlecht.

VAN HOLSBEECK: De clubs die dachten dat ze Jan Polak voor een prijsje konden overnemen, zijn van een kale reis thuisgekomen. Wie een speler van Anderlecht wou, heeft ónze prijs op tafel moeten leggen. Zoals Espanyol deed voor Nicolás Pareja.

De laatste seizoenen valt op dat veel van jullie jeugdspelers nooit doorbreken bij de eerste ploeg, maar wel voor goed geld naar het buitenland trekken.

VAN HOLSBEECK: De jeugd kansen geven en tegelijk resultaten halen, valt bijna niet te combineren. Dat is gewoon een vaststaand gegeven, maar wanneer ik zoiets nu vertel, reageert iedereen: en Standard dan? Maar men vergeet dat Standard in een erg uitzonderlijke situatie zit. De lichting Defour, Witsel en Fellaini was voor hun leeftijd ongelooflijk matuur. Steven Defour voetbalt alsof hij al vijftien jaar meedoet, maar dat is atypisch voor een jeugdspeler. Standard heeft nu een buitengewone lichting, maar we zullen zien wat er gebeurt als die lichting er niet meer is, en lang kan dat niet meer duren. Fellaini is al weg, de anderen zullen wel volgen. Gaan de jongeren die dán moeten overnemen voor evenveel continuïteit kunnen zorgen? Ik heb daar zo mijn twijfels over.

Bijkomend probleem met jeugdspelers is dat ze tegenwoordig erg vlug ontevreden zijn als ze geen basisplaats kunnen veroveren. Ik kan dat begrijpen, en misschien moeten we voor sommigen inderdaad onze politiek herzien. Als je echt overtuigd bent van de kwaliteiten van een jonge speler, dan moet je hem kansen geven. Dan moet je eigenlijk kordaat plaatsmaken en zeggen: voor dit jaar is dat onze man, wat er ook gebeurt. Al loop je dan het risico dat het rendement tegenvalt.

Dit had kunnen gaan over Dieumerci Mbokani, die u gratis naar concurrent Standard heeft laten vertrekken.

VAN HOLSBEECK: In mijn vijf jaar bij Anderlecht heb ik twee grote ontgoochelingen opgelopen, namelijk in het dossier rond Vadis Odjidja Ofoe en vooral in de zaak Mbokani. Anderlecht heeft die speler ontdekt, onze scouting heeft hem destijds in een privévliegtuig uit de Congolese jungle geplukt. Als ik dan zie hoe bepaalde trainers hier later met het talent van Mbokani zijn omgesprongen en wat er nu van die jongen geworden is… Walter Meeuws zei in de krant dat Mbokani een speler van 15 miljoen euro wordt. Ik ben geneigd om hem te geloven. En mijn maag keert daarvan om, hè. Wat een gemiste kans! Voor die sportieve aderlating en al die verloren miljoenen dragen sommige trainers een verpletterende verantwoordelijkheid. Wie precies, dat houd ik voor mezelf.

In die woorden zal men een fel verwijt aan het adres van uw ex-trainer Frank Vercauteren lezen.

VAN HOLSBEECK: Dat is uw analyse. Ik wens daar geen verdere commentaar op te geven.

Ondertussen voetbalt bij Anderlecht, met zijn gereputeerde jeugdwerking, geen enkele speler uit de eigen jeugd. U bent de enige club in België die dat presteert.

VAN HOLSBEECK: Zoiets werkt in cycli. Nog niet zo lang geleden speelden wij hier met een verdediging van gemiddeld 19 jaar, maar van het viertal Anthony Vanden Borre, Vincent Kompany, Lamine Traoré en Olivier Deschacht is alleen de laatste gebleven. Tja, hoelang kun je een jong toptalent houden? Maximum twee jaar, realistisch gesproken. We zullen zien hoeveel er volgend jaar nog overschiet van de jonge as van Standard. En binnenkort maken we op dat vlak trouwens een inhaalbeweging, want er zitten weer een paar erg goeie jeugdelementen aan te komen.

Weet u wat het voor een Belgische club extra moeilijk maakt om veel in te zetten op de jeugd? De mentaliteit van de jongeren en vooral het feit dat wij daar zelf geen vat meer op hebben. Een Belgische jeugdspeler is pas beschermd voor een transfer vanaf 16 jaar. Dus heeft iedere club heilige schrik dat de besten eerder vertrekken. Dat heeft tot gevolg dat je geweldig moet oppassen wat je met zo’n jongere doet op disciplinair vlak.

Laatst hadden we een aanvaring met een jeugdspeler die bij ons normaal achter de spitsen speelt. Een goede hoor, een echt talent. Op een bepaald moment wil de trainer eens experimenteren: wat als ik die speler op de flank probeer? Diezelfde dag nog vraagt de vader een onderhoud met de club. ‘Als mijn zoon nog één keer flank moet spelen, dan vertrekt hij’, zei die man. Tja, wat doe je dan, als je weet dat de scouts van de Franse clubs onze jeugdmatchen platlopen? Dan geef je toe. Ook al weet je dat je daardoor zo’n speler niet de opvoeding en de opleiding geeft die hij eigenlijk nodig heeft.

En jullie krijgen de ouders er niet van overtuigd dat het in hun voordeel is dat hun kind een zekere basisdiscipline meekrijgt?

VAN HOLSBEECK: ( wrange lach) Ik zal u eens uitnodigen op zo’n gesprek. Ze bestaan nog, de ouders die redelijk zijn, maar het wordt een uitstervende soort.

Hebt u met Roland Lamah een nieuwe fout à la Mbokani gemaakt? Van die speler hoorden we vanuit Nederland veel moois. Hij is een linkerflankaanvaller en op die plaats zit u niet breed. Toch verkoopt u hem voor hij ooit echt bij Anderlecht is kunnen doorbreken. Dat is toch vreemd?

VAN HOLSBEECK: De technische staf heeft in alle eerlijkheid gezegd: Lamah is goed, maar niet zo goed dat hij zeker is van een basisplaats. Waarop de speler wou vertrekken, iets wat ik van zijn kant begrijp. Als je dan Lamah voor 3,5 miljoen euro kunt verkopen, dan moet je niet twijfelen. ’t Is te hopen voor Le Mans dat hij dat geld waard is.

Nee, dan heb ik van een Vadis of een Mbokani veel meer spijt. Die spelers zijn zo goed als gratis gegaan, puur omdat de trainer hen niet wou opstellen. Dat zijn twee drama’s voor ons hè, zo’n enorme vernietiging van clubkapitaal. Daarom ook dat ik er voortaan tweehonderd procent tegen ben dat een trainer alles bepaalt in een club. Een trainer is een doorgangsfiguur. Daarboven moet iemand staan die denkt aan wat voor Anderlecht het beste is.

Begrijpt u dat de buitenwereld zich stilaan vragen stelt over Nicolás Frutos?

VAN HOLSBEECK: Zeker. Wij ook trouwens. Het is niet normaal dat een jongen van 26, in de fleur van zijn leven, constant met pijn speelt. Ik hoor nu vanuit Argentinië signalen dat hij weer op de goede weg zit. We verwachten hem uiterlijk op 15 september terug op de club. En als hij dan weer topfit is, zoals onze bronnen in Argentinië suggereren, dan zullen we toch eens een hartig woordje moeten praten met onze medische staf.

Hebben jullie voor zijn carrière gevreesd?

VAN HOLSBEECK: Ja. Vooral omdat hij het zelf heel zwart begon in te zien. Frutos heeft de voorbije jaren zoveel verschillende diagnoses te horen gekregen dat hij het zelf ook niet meer wist.

Het spelsysteem van Anderlecht is voor een groot deel rond Frutos gebouwd. En pas nu trok de club met Dmitri Bulykin een vervanger aan.

VAN HOLSBEECK: Met Bulykin hebben we een speler op de kop getikt die perfect aan het gezochte profiel beantwoordt, en toch haalbaar was binnen onze financiële beperkingen. Hij is 1m92, sterk, en kan met de rug naar doel spelen en kaatsen naar de opkomende mensen uit de tweede lijn. Er bestaan twijfels over zijn productiviteit, maar Bulykin komt met een goede reputatie over uit de Bundesliga. Dan ben je binnen de Belgische competitie normaliter een meerwaarde.

En iedereen binnen de club staat achter zijn komst? Want dat is op Anderlecht, bijvoorbeeld bij Cyril Théréau, al anders geweest.

VAN HOLSBEECK: ( schamper) Dat zullen we pas nadien weten. Wordt Bulykin topscorer dan zal iedereen zeggen dat hij van het begin af aan achter hem stond. Faalt hij, dan was het iemand anders zijn schuld, waarschijnlijk de mijne. Succes heeft vele vaders, een mislukking blijkt meestal wees. Ook op Anderlecht.

De naam van Tom De Sutter circuleert nog steeds. Komt hij in de winterstop uw kern versterken?

VAN HOLSBEECK: De Sutter interesseert ons, en in een ander seizoen zou hij financieel haalbaar zijn. Maar nu niet.

U begint aan uw zesde jaar bij Anderlecht. Gaat u het even lang volhouden als uw illustere voorganger Michel Verschueren?

VAN HOLSBEECK: Tot mijn 75e dus? ( lacht) Er bestaat niks mooiers dan werken in het topvoetbal, maar dit is geen job om oud in te worden, daarvoor is het milieu veel te meedogenloos. Langer dan mijn zestigste zie ik mezelf daarin niet meegaan. Ik ben nu 53, dat is dus nog maximaal 7 jaar te gaan. Fysiek voel ik me nochtans goed, ondanks dat ik van vrienden steeds vaker te horen krijg dat ik er afgepeigerd uitzie. Meestal in periodes dat de druk weer erg hoog ligt.

Als u één hoogtepunt moet kiezen uit uw tijd bij Anderlecht. Het hoeft zelfs geen sportief te zijn…

VAN HOLSBEECK: Dat de familie Vanden Stock, behoeders van de grootste sportieve erfenis binnen het Belgische voetbal, mij van bij de aanvang haar onvoorwaardelijke vertrouwen geschonken heeft. De momenten dat je dat ervaart, maken alle opofferingen goed.

DOOR JEF VAN BAELEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content