Stefan Everts wil de grootste motorcrosser aller tijden worden. Een citaat van hemzelf. Zondag in Leuven rijdt hij de Grote Prijs van Europa. Alweer een rit naar de eeuwigheid.

Dit keer geen interview met Everts zelf. Dat ging als volgt: “Drie van de vier Grote Prijzen heb ik al gewonnen. Als ik Vohland niet onbesuisd had aangevallen, was ik in Valkenswaard ook eerste geweest. Ik had stiekem gehoopt dit jaar alle Grote Prijzen te winnen. Dat kan nu niet meer. Dus wil ik ze nu allemaal min één winnen.”

Triomfgesprekken zijn mooi. Triomfgesprekken waarin veel teleurstelling doorklinkt, zijn nog mooier. De inleiding daarvan gaat een kwarteeuw terug.

Willy Linden (50) werkt bij de politie. Jarenlang stond hij in het doel van Patro Eisden. Hij speelde er onder trainer Ernst Künnecke. Na zijn afscheid ging de keeper zich zelf specialiseren in het trainen. Dat wist motorcrosser Harry Everts. Op zekere dag kwam hij bij Linden met de vraag: “Heeft het zin om te gaan lopen ?” Een vraag die je meestal niet aan een politieman stelt. Maar het had zin. Gevolg: vier wereldtitels voor Harry Everts.

Later kreeg Willy Linden ook zoon Stefan in handen. Dat talent wou hij niet verknoeien. Hij schreef zich twee jaar in als vrij student Sportbegeleiding aan de VUB (Vrije Universiteit Brussel). Linden en Everts waren de eersten in motorcrossland die met de hartslagmeter trainden. Gevolg: opnieuw vier wereldtitels. Toen de laatste wereldtitel op til was, kwam het tot een breuk. Willy Linden zegde de medewerking op. Hij begeleidt nu Leon Giesbers, Jaimy Scevenels en nog jongere rijders. Dat verbond is vooral zakelijk. Gevoelsmatig houdt Linden de boot af. Hij weet waarom: een tweede menselijke teleurstelling wil hij niet meer meemaken.

Die hartslagmeter was niet de enige nieuwigheid.

WILLY LINDEN: Ik zat al een tijd met het probleem van de rustperiode tussen de twee reeksen. De rijder heeft opgehoopt melkzuur en hoe kan hij daar dan vanaf? Ik heb er toen professor Bart Van den Eynde van de KU Leuven bij betrokken, dat is de zoon van de vroegere atletiektrainer Mon Van den Eynde. Ik telefoneerde hem. Ik kijk nu tegen een oude hometrainer aan, zei ik, ik sta op het punt hem naar de schroothoop te brengen, maar als ik die nu eens gebruik om de piloot na de eerste reeks tegen een lage polsslag te laten uitfietsen? Dat kom ik meteen opmeten, zei hij.

De volgende cross was in Koersel, Van den Eynde was er met heel zijn apparatuur. Het bleek dat Stefan niet zoveel melkzuur maakte in vergelijking met de meeste andere piloten en dat hij erin slaagde om dat na twintig minuten weg te fietsen. We hebben dat zo lang mogelijk geheim gehouden, maar dat lukt natuurlijk niet. Ooit steekt een journalist zijn hoofd binnen en vraagt: wat ben jij bezig ? Nu heeft elke motorcrosser op een Grote Prijs een hometrainer mee. Ik ben fier dat ik dat op mijn rekening mag schrijven.

Het zou goed zijn, mochten de grote motorcrossteams méér investeren in de medische en fysieke begeleiding van de rijders. Het is ongelooflijk hoe weinig aandacht ze daarvoor hebben. Vorig jaar op de Grote Prijs van Polen heb ik bij de Fransman Bolley eigenhandig een bandage moeten aanbrengen. Hij was ’s morgens van zijn motor gevallen. Had ik het niet gedaan, was hij niet eens aan de start verschenen. In het motorcrossen gebeurt er nog veel te weinig rond begeleiding. Er zijn andere ontwikkelingen: de teammanager van Everts pakt het nu formule 1-achtig aan. Op elke belangrijke cross verschijnen ze met twee grote wagens: één staat vol blinkende motoren; de andere is erop voorzien om sponsors en genodigden te ontvangen. Die trend hou je niet tegen, maar ondertussen mag je niet voorbijgaan aan de man zelf die het moet doen en de begeleiding die hij daarbij nodig heeft.

Kan u zeggen waarop de samenwerking met Everts uiteindelijk spaak gelopen is?

LINDEN: Te weinig respect. Daar komt het op neer. Ik heb Stefan opgevangen toen hij zestien was. Zijn ouders waren toen aan het scheiden. Ik was zowat de enige aan wie hij zich kon vastklampen. Ik heb altijd geprobeerd méér dan alleen maar een trainer voor hem te zijn. Waar ik bijzonder fier op ben, is dat ik hem discipline heb bijgebracht. Maar nog méér moeite heb ik gedaan om hem menselijke waarden bij te brengen. Dat vond ik het belangrijkst van al. Blijkbaar ben ik daar niet in geslaagd.

Dat klinkt vaag.

LINDEN: Stefan heeft te weinig waardering en respect voor de anderen. Dat weet ik uit eigen ervaring. Tot vorig jaar heb ik er telkens zelf voor moeten zorgen dat ik een toegangskaart voor de Grote Prijzen in handen kreeg. Longo, de organisator, weet dat ik zijn trainer ben. Wat is dan het probleem voor Stefan om bij hem een kaart voor mij te reserveren?

Stel, we zouden in de namiddag om vijf uur gaan trainen. Om halfzes ging dan de telefoon: sorry, ik ben wat later. Terwijl ik hem zo vaak gezegd had: Stefan, je hebt een gsm, je kan mij vooraf van overal telefoneren dat het later wordt. Je eigen omgeving raakt er uiteindelijk door geïrriteerd. Mijn vrouw zei: waar ben je mee bezig? En dat was waar, want ondertussen moest zij het avondeten opschuiven.

Of ik vertrok van het werk naar de sporthal, omdat we daar samen zouden poweren. Daagde hij niet tijdig op. Het is wel eens gebeurd dat ik weggereden ben en hij mij achternakwam.

Maar zijn dat niet de reacties van een jonge sportman: speels, zich van geen kwaad bewust?

LINDEN: Twee jaar geleden was ik op een viering van zijn wereldtitel. Daar werd iedereen van belang uit zijn omgeving vernoemd. Geen woord over zijn trainer. Mijn naam viel niet één keer. Ik had collega’s uitgenodigd. Ik was ervan uitgegaan dat Stefan mij op één of andere manier zou betrekken bij het succes dat hij behaald had. Ik was van plan om bij die gelegenheid mijn werkmakkers te bedanken. Al die jaren zijn ze voor mij ingesprongen, telkens als het motorcrossen de diensturen doorkruiste. Maar er gebeurde niets. Dat was heel pijnlijk. Sommigen van hen vroegen: zijn we niet op het verkeerde feest?

Gebeurde dat bewust, denkt u?

LINDEN: Ik had hem, ook namens mijn vrouw en twee vrienden, een cd-bon gegeven. Ik had er een persoonlijk briefje bijgestopt. Later op de avond zijn mensen mij de bon en het briefje komen terugbrengen. Ze hadden die op de dansvloer gevonden. Stuk gescheurd. Dat vond ik verschrikkelijk.

Al bij al heeft het nog lang geduurd. Mensen die heel dicht bij mij staan, zeggen: niet te geloven dat je het zo lang hebt volgehouden. Maar het was ook moeilijk om afstand te doen van hem. Zelfs als er dingen gebeuren die je raken. Ik was een vaderfiguur voor hem, ik had 25 jaar omgang met de familie Everts, samen acht wereldtitels behaald, lief en leed gedeeld. Dat zet je niet zomaar opzij.

Hebt u zelf kinderen?

LINDEN: Ik heb een zoon die twee jaar jonger is dan Stefan. En ik heb altijd met het gevoel rondgelopen dat ik hem tekortdeed. Elke dag besteedde ik twee, drie uur aan Stefan, soms maar een half uur aan mijn zoon. Die verhouding zat scheef.

Kinderen moeten respect voor hun ouders hebben, dat zit er bij mij heel diep in. En dat heb ik Stefan ook altijd voorgehouden. Nooit één kwaad woord over zijn pa of ma gezegd. Er was een periode dat zijn vader nogal hard voor hem was, dat heeft hij trouwens zelf toegegeven, maar ook toen heb ik gezegd: en toch bedoelt hij het goed.

Stefan hangt heel erg aan zijn moeder. Mijn verstandhouding met haar is enkele jaren geleden al afgesprongen. Op een heel domme manier. De teammanager had een vergadering samengeroepen, omdat het op dat ogenblik slecht ging. Dat was bij Stefan thuis. Aan het einde vroegen ze ook aan mij of ik wat te zeggen had. Eigenlijk niet, was mijn antwoord, maar nu ik de gelegenheid toch heb: zijn ma is altijd bezorgd over wat ik met Stefan doe, hoewel dat niet hoeft; de resultaten van de dokterstests zijn goed en dat geldt ook voor de trainingen. Toen maakte ze zich boos: ik zeg nooit wat. Waarop Stefan zei: mama, jij hebt altijd commentaar op Willy, je denkt dat hij te hard voor mij is. Van toen af heeft ze nooit meer met mij gepraat.

Er zijn dingen gebeurd. Ik ging Stefan afhalen voor de training, ik zag haar achter de glazen deur van het huis staan, maar ze deed niet open. Dan ben ik weggegaan. Stefan is achter mij aangekomen. En alweer werd het gelijmd.

Wanneer hebt u voor uzelf beslist dat u de samenwerking zou opzeggen?

LINDEN: Toen hij vorig seizoen zijn wereldtitel in Polen behaalde, heb ik hem gelukgewenst. Vooraf had ik al enkele keren gezegd dat we uit mekaar zouden gaan, maar hij was me telkens komen ompraten. In Polen heb ik hem gezegd dat het de laatste keer was geweest. Het is toen niet tot hem doorgedrongen, denk ik, want hij heeft daarna nog verscheidene keren getelefoneerd. Zijn laatste woorden daarover waren: Willy, ik kan niet zonder u.

Laatst heb ik hem nog een brief gestuurd, omdat ik het mondeling niet zo goed onder woorden kan brengen. Ik ben bijzonder fier dat hij vier keer wereldkampioen geworden is, vooral omdat ik weet dat hij dat zonder enige vorm van doping of oneigenlijke medische hulp gedaan heeft.

Hoe kan u daar zo zeker van zijn?

LINDEN: Als hij wat genomen had, zou ik het de dag nadien gemerkt hebben. Op training, bedoel ik. En in zijn bloed viel nooit iets terug te vinden dat daarop wees. Voor mij is hij de grootste wereldkampioen. Elke ingewijde weet wat er in de topsport en in de wielrennerij gebeurt. Als ik Johan Museeuw tegen de wind in zie rijden met achteraan een 11, alsof hij door de boter trapt, stel ik mij vragen.

U suggereert nu heel veel.

LINDEN: Maar ik weet best wat er gaande is. Ik ben bijna een heel seizoen met oud-wielrenner Fedor den Hertog opgetrokken. Ik ben naar de wedstrijden geweest, ik heb tot in de intiemste bijzonderheden meegemaakt wat zich achter de schermen afspeelt. En ik heb gezien dat het niet zuiver op de graat is. Ik weet ook wat intensieve training is. Ik heb met Stefan alles samen bijna 10.000 kilometer gelopen. Tienduizend. Maar sommigen knoeien om er te geraken. Dat is bij Stefan nooit het geval geweest. Daarom is hij voor mij de ware wereldkampioen.

Bedoelt u dat bepaalde tegenstanders van hem zich wèl aan het gebruik van ongeoorloofde middelen bezondigen ?

LINDEN: Dat weet ik zeker. Honderd procent.

U weet wat u zegt.

LINDEN: Ik weet heel goed wat ik zeg. En ik neem dat ook niet terug. In elke sport zijn er subtoppers die naar die middeltjes grijpen.

Heeft Everts genoeg zelfdiscipline om nu alléén voort te doen? Zijn prestaties van begin dit seizoen zeggen: ja.

LINDEN: Ik ben laatst nog bij hem geweest. Dat was op vraag van een journalist die een sportboek maakt. Ik wil me niet haatdragend opstellen en het gesprek ging ook over het voorbije seizoen. Toen kreeg ik inderdaad de indruk dat hij het op eigen krachten kan volhouden. Maar misschien moeten de slechte tijden nog komen. Ik weet niet of hij het dan alléén kan bolwerken. Toen hij twee jaar geleden zeventig punten in het verlies stond en Marnicq Bervoets bijna zeker wereldkampioen leek te worden, was ik de enige die nog in Stefan geloofde. Hij zelf had alle hoop opgegeven. De week vòòr de Grote Prijs van Engeland zei ik hem: als je zondag die twee reeksen wint, spring ik maandag hier in het kanaal. Stefan won die twee reeksen. Het was een regenachtige maandag. Hij zei nog: het hoeft niet vandaag, Willy, vergeet het maar. En ik antwoordde: maar dat doe ik ook niet. We waren op de terugweg van onze trainingsronde en aan het laatste stukje kanaal zei ik: hou mijn polsmeter even vast. Vòòr hij het wist, lag ik met kleren en al in het water. Zoiets vindt hij geweldig. Het pept hem helemaal op. Ik heb toen gezegd: Stefan, als je wereldkampioen wordt, spring ik van die brug af. Ik ook, was zijn antwoord. En zo is hij begonnen zijn achterstand weg te knagen. Ik heb in die periode op onze looptochten zelfs een sticker van Bervoets op de achterkant van mijn pet gekleefd. Ik liep al zo’n twintig minuten lang vòòr Stefan uit toen hij het in de gaten kreeg. Ik zei: die moet je pakken. Achteraf heeft hij ook toegegeven dat hij het zonder mijn hulp toen niet gered had. Alleen lijkt hij dat nu terug te trekken.

Met uitzondering van de ingewijden wist vrijwel niemand dat Everts een trainer had. Waarom gaf hij daar weinig of geen ruchtbaarheid aan?

LINDEN: Ik was méér dan zijn trainer. Ik gaf hem telkens ook zijn massagebeurt. Ook dat had ik bijgestudeerd: bandage en massage. Hij had alles in één man en tegen een prijs die neerkwam op een vergoeding voor de massages en de verplaatsingskosten naar de crossen. Hij was bang, denk ik, dat een ander dezelfde begeleiding zou vragen maar méér wou betalen. Ik vind zelf ook dat hij die kosten niet moest dragen. Dat moest het team voor hem gedaan hebben.

Hoe lang kan Everts voort zonder begeleiding?

LINDEN: Dokter Debruyne, met wie ik goed samenwerk, heeft nu een stuk overgenomen. Debruyne was er het hart van in dat mijn samenwerking met Stefan ophield. Hij heeft nog geprobeerd om de scherven te lijmen. Hij probeert nu de schriften die ik in de voorbije jaren heb aangelegd, om te zetten naar ’98. En Stefan zelf heeft in de loop der jaren ook veel geleerd. Hij heeft vooral geleerd naar zijn eigen lichaam te luisteren. Soms liet ik een geplande intensieve training vallen, omdat ik zag dat hij die dag niet goed zat. Daarom heeft hij doorheen het seizoen nooit een verzwakking gekend. Tenzij omdat hij ziek was. Drie jaar geleden hebben we hem in Valkenswaard met medische middelen op de motor gehouden. ’s Morgens nog dacht hij niet te starten. Dokter Debruyne zei: als je de koorts onder de 38 graden kan houden, doe ik mee. We hebben het geklaard. Maar het logische gevolg was dat het resultaat bij de bloedcontrole de dag daarop hetzelfde was als bij een deelnemer die een volle triatlon heeft gewonnen. Dat geeft aan dat Stefan heel diep kan gaan. Maar de sporen vielen drie, vier weken lang te merken.

Wie klopt hem dit jaar?

LINDEN: Niemand. Op voorwaarde dat hij blijft trainen. Hij is er de voorbije winter later aan begonnen. En als het goed gaat, is de verleiding groot om al eens over te slaan. Zijn talent maakt veel goed natuurlijk: door zijn rijstijl verbruikt hij gewoon 25 procent minder energie dan de andere rijders. Ik zeg erbij dat ik op training nooit moeilijkheden gehad heb met Stefan. Als ik zei: vandaag gaat het hard worden, zei hij altijd: ik volg je blindelings. Ik denk niet dat ik nog ooit zo’n makkelijk rijder zal begeleiden.

Vòòr het seizoen zei Everts in een vraaggesprek dat hij de grootste motorcrosser aller tijden wil worden. Was dat ten opzichte van zijn tegenstanders een verstandige uitspraak?

LINDEN: Ik heb hem altijd op het hart gedrukt om zo’n dingen niet te zeggen. Nu ik niet meer met hem samenwerk, hoor ik méér stemmen uit de rest van het rennerspark. Als sportman krijgt hij een tien. Als mens scoort hij bij de anderen stukken minder. Dat vind ik spijtig.

Zou u graag hebben dat hij wereldkampioen wordt?

LINDEN: Ik gun het hem. Van ganser harte zelfs. Vanop afstand geniet ik nog altijd van hem.

Elke vader moet ooit zijn kinderen laten gaan?

LINDEN: Dat gevoel is het, ja.

Piet Cosemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content