Hoe ver het schandaal van het nazi-goud nog zal uitdeinen, weet niemand: het einde is niet in zicht.

Men weet bij benadering wel – het is een halve eeuw geleden – hoe de nazi’s en andere Europese fascisten voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog joodse bezittingen gestolen hebben. Men beseft veel minder de orde van grootte van de plundering, of dat er helemaal niets van teruggegeven is, ook na de oorlog niet. Dat nazi-Duitsland met de opbrengst van gestolen goud een deel van zijn verschrikkelijke oorlog financierde, kon men vermoeden: daar heeft Berlijn in Turkije, in Portugal en elders munitie- en machineleveringen mee betaald. Anoniem goud? Het is een verhaal met veel uitlopers en vertakkingen waar we zeker het laatste en gemeenste nog niet van gezien hebben, en die kwestie van het goud is er maar één hoofdstuk van. Maar als het zo groot is, dat verhaal, en er zoveel landen, regeringen, nationale banken en gigantische privé-belangen mee gemoeid zijn – het Zwitsers bankgeheim, het Britse verzekeringswezen, de Europese en Amerikaanse musea -, waarom komt het dan nu pas bovendrijven, waarom brengt de joodse gemeenschap, die dit alles het meeste aanbelangt, pas een halve eeuw later dit loodzware dossier op tafel?

Enkele antwoorden op deze vraag werden aangereikt door Israel Singer, medevoorzitter van de World Jewish Restitution Organization, tevens algemeen secretaris van het Joods Wereld Congres, die een rondreis langs verschillende Europese hoofdsteden maakte en daarbij Brussel aandeed.

Waarom na vijftig jaar? Het is een verhaal, zei Israël Singer, dat minder met geld te maken heeft dan men verwacht. Het gaat in de eerste plaats over mensenrechten. Bovendien waren in veel landen de dossiers niet toegankelijk tot vijftig jaar na de feiten. In de jaren 1990 tot 1992 hield de communistische wereld zoals we die gewend waren, op te bestaan, en ging een tot dan toe onbekende geschiedenis van Oost-Europa voor ons open.

ISRAEL SINGER: We werden overspoeld door een zee van informatie die ook onze perceptie van de tragedie veranderd heeft: we wisten er wel wat van, maar we hadden geen idee van de proporties. We kenden de getallen wel, we wisten hoeveel mensen vermoord waren of overleefden, maar veel andere aspecten van het gebeuren ontgingen ons. En bovendien: vijftien of twintig jaar geleden was dit werk ondoenbaar geweest, omdat de daders toen nog aan het hoofd stonden van de instellingen waarin ze hun misdaden hadden begaan. In hún tijd hadden we het over schuld gehad, in plaats van over verantwoordelijkheid. Het is moeilijk op een open manier over schuld te praten, omdat mensen dan dingen verbergen. Nu zijn die mensen vervangen door een nieuwe generatie, in regeringen, financiële instellingen en ondernemingen die ontvreemde rijkdom geërfd hebben. Omdat er geen schuld meer aan te pas komt, valt er met hen gemakkelijker over te praten.

De andere kant is die van de slachtoffers. Die hadden zelf vaak de grootste moeite met die problemen, omdat ze te gruwelijk waren. Zodat er uit die hoek bijna geen informatie loskwam. Veel overlevenden wilden daar niet meer over spreken, omdat ze een nieuw leven aan het opbouwen waren, en zich andere aspecten, zeker de financiële, van de tragedie niet meer konden aantrekken. Dezer dagen komen mensen bij ons aan met de schokkendste documenten, met details van bankrekeningen en verzekeringspolissen, waar ze soms nooit meer naar gevraagd hadden. Of waarmee ze door de betrokken instellingen weggestuurd waren.

Waar zijn wij mee bezig? Hiermee: de nazi’s pakten van miljoenen mensen – onder andere van zes miljoen joden – hun mensenrechten af. Eens zover, vonden anderen het gewoon de eigendommen van die mensen te stelen, aangezien ze toch geen rechten hadden. Toen de oorlog gedaan was, nochtans, vielen sommige excuses daarvoor weg: in 1946 was er geen gevaar meer dat men zou worden aangevallen en bezet door nazi-Duitsland, financiële instellingen werden toen niet meer door de As-mogendheden bedreigd, maar die eigendommen kwamen niet terug. Dan heb je ’t over goud, op verschillende manieren geroofd, waarvan geen ons is teruggegeven. Over kunstvoorwerpen, die gemakkelijker te identificeren zijn: tienduizenden schilderijen zijn door veilingen gegaan. Over dertigduizend treinwagons met persoonlijke bezittingen, geroofd uit bezette landen. Over zeventigduizend appartementen, die alleen al in Frankrijk en de Benelux werden aangeslagen. Over negentig miljoen boeken. Mensen vonden dat het niemands eigendom was. Wat niet waar was.

In de óórlog hebben we daar begrip voor. Na de oorlog hebben we daar géén begrip voor. Gestolen goed werd niet teruggegeven, dat is een misdaad. En dàt is waar wij nu, in België, in Zweden, in Zwitserland enzovoort, mee bezig zijn. In België zijn wij goed onthaald en men lijkt hier van hoog tot laag bereid, uit eigen beweging, om dit probleem te helpen oplossen. Dat stemt optimistisch. Hoe we het uiteindelijk moeten oplossen, weten we nog niet. We zijn het probleem nog maar in kaart aan het brengen.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content