De ene is een man met een missie voor de wereld, de andere werkt in alle stilte aan zijn loopbaan. In Manchester duelleren ze om het nummer een van de voetbalhoofdstad van Engeland te worden. Een dubbelportret van Vincent Kompany en Marouane Fellaini.

Zondag 22 september 2013. Derby der Mancunians: City-United. Manchester is sinds 2010 de voetbalhoofstad van Engeland geworden als gevolg van de overname van het vrijwel failliete City door de Abu Dhabi United Group uit de Verenigde Arabische Emiraten. De ‘noisy neighbour’ – zo doopte de voormalige Unitedcoach Alex Ferguson de kabaalschoppende sjeik Mansour – bikkelde de voorbije drie jaar voor de prijzen met de grote rivaal van Old Trafford. Met de komst van Marouane Fellaini naar United zullen in de toekomst voor het eerst twee Rode Duivels de degens kruisen in de Manchesterderby. Maar het zal dus nog niet voor deze week zijn, want City-aanvoerder Vincent Kompany kijkt geblesseerd toe vanaf de eretribune van het Etihad Stadium.

Twee Belgen in Manchester, twee ‘ketjes’ uit de Brusselse driehoek Koninklijk Paleis Laken-Noordstation Schaarbeek-basiliek Koekelberg. Zonder het van elkaar te weten, voetbalden ze daar op de straten en de pleintjes, met een leeftijdsverschil van amper achttien maanden. Vincent Kompany en Marouane Fellaini zijn de respectievelijke zonen van de Congolese politieke vluchteling Pierre en de Marokkaanse migrant Abdellatif. Het pad van de eerste liep via de jeugdopleiding van RSC Anderlecht op rozen richting top. De andere kwam via omzwervingen door de Borinage bij het centre de formation van Standard terecht. De ene ontving techniek en inzicht als ware het een natuurlijke gave. De andere toonde zich als een genetisch bepaalde atleet die de balvaardigheid pas op latere leeftijd onder de knie kreeg. De ene is een man met een missie voor de wereld, de andere werkt in alle stilte aan zijn loopbaan. Twee Belgen, twee levens. Zo verschillend en toch samen in Manchester. Duellerend met United en City: wie wordt de nummer een van de voetbalhoofdstad van Engeland, met uitzicht op het Europese metropoolschap van het spel om de bal?

Marouane Fellaini: VOLLE OVERGAVE 1. DE VADER

Abdellatif Fellaini zit alleen in zijn ruime woonkamer aan de overkant van het Koning Boudewijnstadion. Om zijn mondhoek krult zich een triomfantelijk lachje waarmee hij een beetje spottend naar de wereld kijkt als hij weer eens een opinie omtrent voetbal ten beste heeft gegeven. Zoals: ‘Lev Yashin was de grootste doelman aller tijden. Ik keek naar hem op, het keepersvak trok me aan want ik was een beetje apart. Het is iets voor originele mensen.’ Waarmee hij zonder woorden bedoelde: ‘Voor mensen zoals ik.’

Hij nam me mee naar zijn persoonlijke memory lane: sterke reflexen, zelden angst. Rond 1970 haalde hij het Marokkaanse belofteteam en topclub Raja Casablanca. Een job lokte hem onverwachts naar België. Dat dwarsboomde zijn loopbaan, want de internationale spelregels legden hem een speelverbod op. Hij trok de handschoenen nog aan op een lager niveau bij FC Boom, Uccle Sports, Daring Leuven en Etoile Marocaine Bruxelles. Dan meldde de liefde zich. Ze woonden aan de Avenue de la Reine aan het Koninklijk Paleis van Laken. Hij herkende het vermogen van le petit Marouane om te voetballen en oefende uren met hem op pleintjes in de omgeving van de oude Heizel. Hij hoopte op Anderlecht, want hij supporterde voor Van Himst, Rensenbrink en Lozano. Die doopte hij om tot glorieuze drie van ‘le meilleur club de Belgique’. Op zijn zevende tekende de zoon zijn paars-witte aansluitingskaart. De droom van de vader leek uit te komen.

En toch knaagde er iets, hij zag de straten van Schaarbeek verloederen en vroeg na twee decennia bij zijn werkgever, de stedelijke trammaatschappij, zijn overplaatsing naar een rustig dorpje in de Borinage. Hij stelde RSCA voor om zijn zoon over en weer te rijden in ruil voor een ‘onkostenvergoeding’, maar hij kreeg geen gehoor en voelde zich vernederd.

Na passages bij derdeklassers AEC Mons en Franc Borains werd Marouane op zijn vijftiende uitgenodigd door Sporting Charleroi. Abdellatif voelde zich niet goed bij de begeleiding: ‘Ik bestudeerde de bondsreglementen en achterhaalde dat mijn zoon een vrije speler kon worden. Van dan af zou ik hem als vader onder mijn hoede hebben.’ Hij scharrelde al zijn moed bij elkaar en sprak ferm tegen de bestuurders van de Zebra’s: ‘Messieurs, mon fils est libre.’ Met deze woorden ondernam pa Fellaini zijn vrijheidstocht. Met als enige programmapunt: zijn zoon begeleiden tot aan de top. Om zijn mondhoek krulde zich weer een triomfantelijk lachje. ‘Messieurs, mon fils et libre’, hij herhaalde het monkelend en traag articulerend. Keepers zijn originele mensen.

2. DE OPLEIDER

Christoph Dessy staart door het raam van SartTilman, le centre de formation van Standard. Ik schrok even, want hij wikte zijn woorden niet. Had hij niet gezegd dat ‘wie pas op zijn zestiende in de leer gaat bij fatsoenlijke opleiders veel tijd heeft verloren’? Bij hem primeerde de techniek op de winst. Dat was voor Fellaini een nieuw gegeven want die presenteerde zich als een atleet: geboren voor de box-to-box met een genetisch voorbestemd loopvermogen. Christoph Dessy draaide niet om de hete brij heen: ‘Zijn voetbaltechniek bleek nogal belabberd. De twee-eenheid balcontact-timing haperde, net als het voetenspel.’ De balans tussen controle en pass zat dus scheef en sommigen schreven hem om die reden af. Zo niet Dessy, want die geloofde dat ‘het een kwestie van tijd zou zijn’ en hij bleef methodisch met hem aan de slag. Hij voelde iets bij het talent van de wat rare snaak, zonder dat hij het rationeel kon duiden maar dat vond hij nu net de essentie van zijn werk: ‘De enige absolute voetbalwaarheid is dat er geen waarheid bestaat in het voetbal.’

Fellaini trainde wel als een ‘bezetene’ en leerde meer bij in vier weken dan anderen in zes maanden. Dessy poneerde: ‘Hij moest vechten en aanvaardde ook het lijden dat bij een leerproces hoort: se battre et souffrir, c’est dur.‘ De jongen van zeventien kreeg het hard te verduren, hij weende al eens wegens dat verdomd zware regime. Christoph Dessy vermoedt echter dat hij er wel tegen bestand was: ‘Een half uur lopen zonder drinken, mondde met gemak uit in een uur.’ Bovendien had vader Fellaini het toch niet anders gewild? Die kwam bij hem aankloppen met de merkwaardige boodschap: ‘Ik geef mijn zoon in uw handen. Behandel hem alsof het uw eigen zoon zou zijn.’ Het klonk enigszins religieus. Dessy krabde zich even achter het oor want zoiets had hij nog niet eerder gehoord: ‘Leggen we de lat te hoog, dan horen we dat we niet te ver mogen gaan.’ Ouders reageren voorspelbaar: ‘Pas op, ga niet te ver, het zijn nog kinderen.’ Vader Fellaini vroeg exact het tegenovergestelde: ‘Breng Marouane alles bij, welke eisen je ook stelt. Met één voorwaarde: behandel hem correct.’

En zo evolueerde de roekeloze, rudimentaire slungel tot een voetballer die in één onderdeel de beste van de wereld is geworden. Christoph Dessy klopt zich trots op de borst en wijst er tegelijk naar: ‘De bescherming van de bal door de borst, daarin is hij de nummer één. Dat heeft hij bij ons geleerd.’

3. DE VOETBALLER

Hij bracht me met zijn bescheiden Opel Corsa naar een restaurant aan de rand van Manchester. Twee bejaarde dames volgden geamuseerd zijn speelse conversatie met de serveerster: zij sprak met hem in het Frans, mét Engels accent; hij antwoordde haar in het Engels, mét Franse tongval. Hij hield wel van ‘de recuperatie van de bal’, zei hij. En van het aftasten tot waar de scheidsrechter tolereerde dat ‘hij zijn voet zet’. Marouane Fellaini weet dat hij met zijn tackles het andere elftal kan openbreken om vervolgens de tegenaanval te definiëren. Hij noemt het een hele moeilijke, veel aandacht en precisie vergende discipline. Ontleden wat er op het veld gebeurt, want de recuperatie dient in een fractie van een seconde te worden uitgevoerd. De job is hard, ze ligt hem wel: het volgen van de koers van de bal. Dat vergt naast fysieke inspanning een hoge graad van geestelijke concentratie. Hij schakelt over op het vraagstuk van ‘son style de jeu’. Hij verwijst naar Frankrijk, het elftal van Les Bleus, wereldbekerwinnaar 1998 en Europees kampioen 2000.

Hij keek zich de ogen uit op Zizou, zijnde Zinédine Zidane, Franse spelmaker met Algerijnse roots. De multifunctionaliteit van de maestro op het middenveld leek zo simpel dat hij verbluffende schijnbewegingen kon uitvoeren. Waaronder zijn klassieke draai: bal op de voet, schuin scharrelen en halve slag draaien. Fellaini verklapte hoe hij er uren op had geoefend tot hij de Zizoupirouette zelf kon demonstreren in het heetste van de strijd. In Match of the Day riepen ze de ‘Marouane move’ uit tot moment van de dag. Zidane prikkelde hem ook omdat hij weleens explodeerde in de verkeerde richting, zie zijn beruchte kopstoot in de wereldbekerfinale van 2006. Fellaini maalt daar niet om want hij heeft het voor mensen met een irritant randje in zich. Bij Zidane vond hij een voetballer zonder zwakheden, maar zijn sterkste zijde trof hem het meest: hij ging tot het uiterste voor zijn elftal om te kunnen winnen. Gagner, c’est tout! Desgevraagd beaamde Lieven Maesschalck, kinesist bij de nationale ploeg, dat met de woorden: ‘Het lichaam, Marouane is zijn lichaam. Dat zegt zonder woorden dat hij de volle overgave verkiest. Kent zijn recuperatiegrens ter zake een limiet? Ik betwijfel het.’ Met als beeld bij Manchester United – Everton (april 2012) zowel de volley in het volle strafschopgebied als de Fellaini Turn die de 4-4 op een schoteltje aanbod. Het begin van het einde voor United, de weg naar de titel leidde langs City. Van de technische twijfel restte niets meer.

Vincent Kompany: POSITIEF DENKEN 1. DE VADER

Pierre Kompany stapt goedlachs binnen in het volkscafé aan de overkant van de basiliek van Koekelberg. Iedereen wil hem groeten: een knuffel aan een bejaarde dame met Baghwankleding en sympathie voor de Duivel; een kneepje in de wang bij een oudere jongere met halflange grijze haren die dateren uit de jaren zestig; een omhelzing met een oude en Anderlechtmoppentappende tandeloze man die lijdt aan RWDM- en zelfs Daringnostalgie; twee kussen voor de immer jonge uitbaatster uit het zwarte newwavetijdperk en drie keer een coup de boule van een Congolese vriend. Hij is geliefd hier, iedereen houdt van hem. Het is café Le Grand Duc in Ganshoren, het is de kroeg van het kleine verdriet en de grote leut. Of omgekeerd. Pierre Kompany kent de levensverhalen van de tooghangers. Hij weet wat er schuilgaat achter de zoveelste sigaret, de donkere en het licht schuwende brilglazen of de zevende Carlsberg. Dit is het café van zijn gemeenschap, het is geen café van rijke mensen maar van heel gewoon volk. Dit café is het leven zelf. Hij legt hier zijn oor te luisteren.

Voor de mensen uit deze buurt doet Vader Kompany aan politiek: sinds 1976 voor de Parti Socialiste en vanaf 2006 voor de lijst PRO Ganshoren, een verzameling van onafhankelijke christelijke en sociaaldemocratische progressieven. Het politieke engagement stroomde hem al door zijn bloed sinds zijn jeugd. Van toen hij nog… voetbalde bij dé topclub van Congo: Tout Puissant Mazembe, de trots van Lubumbashi en in zijn tijd de beste van Afrika. De toen twintigjarige Pierre (1947) brak net niet door tot het eerste elftal. Hij zette alles op zijn universitaire ingenieursstudie en zijn sociale idealen. De tijden waren rumoerig. Hij demonstreerde met zijn vrienden tegen het regime van Mobutu Sese Seko en vroeg aandacht voor democratie en vrijheid. De dictator stuurde het leger af op de betogende studenten. Er vielen doden. Pierre Kompany werd gearresteerd en veroordeeld tot dertien maanden strafkamp. In 1975 vroeg hij in ons land het statuut van politiek vluchteling aan en in 1982 kreeg hij het volwaardige Belgische staatsburgerschap.

Dertig jaar later vertoeft vader Kompany hier nog steeds, in Café Le Grand Duc in Ganshoren. Aan de muur prijkt een gesigneerde foto van zoon Vincent, de kapitein van Manchester City. Een jongen die in Ganshoren op de grens leefde en er de finesses van het balspel leerde op de pleintjes tussen de Noordwijk en de basiliek.

2. DE OPLEIDER

Op wandelafstand van Neerpede – het gesofisticeerde jeugdopleidingscentrum van RSC Anderlecht – schuift Albert Maertens aan. Hij grijnst als hij zich de eerste confrontatie met de negenjarige Vincent Kompany herinnert: ‘Coach, ça ne va pas aujourd’hui, on va perdre comme ça.’ Hij luisterde even en greep toen in: ‘Oké, kom er maar af Vincent, je hebt gelijk, je bent inderdaad niet goed bezig.’ Hij las hem met de glimlach de levieten en legde hem uit dat hij zijn kritiek voor zich diende te houden als hij zelf bleef steken op zestig procent van zijn mogelijkheden. Enkele weken later kwam de RTBF een interview afnemen bij de duiveltjestopper tegen Standard. Albert Maertens hoorde, zoals hij het zelf zegt, ‘die grote kop op dat magere mannetje’ zonder complexen vertellen aan de camera dat ‘Anderlecht te weinig kansen gaf aan de eigen jeugd’. Een jongen van negen jaar had gesproken. Van kindsbeen af had Kompany die persoonlijkheid. Hij redeneerde steeds een stapje sneller dan de anderen en dacht als een volwassene. De opleider zat dus opgescheept met een nieuwsgierige jongen die al snel over alles een mening had: ‘Ja Vincent, zeker Vincent, ’t is waar Vincent.’ Hij gaf hem gelijk om hem vervolgens op zijn fouten te wijzen. De opgroeiende puber luisterde als het voorstel hem beviel. Meer zelfs: met goede argumentatie kon men hem met gemak iets ‘wijsmaken’.

Albert Maertens kijkt met plezier terug op de eigen grapjasserij. Een motivatiecursus had Vincent niet nodig, de winnaarsmentaliteit diende niet te worden opgepookt en natuurlijk talent was ten overvloede aanwezig. Hij viel wél te pakken als hij niet de beste was geweest met oneliners genre: ‘Pas op, want meneer Collin (Anderlecht-topman, nvdr) komt kijken.’ Als aanvoerder zette hij de anderen op scherp, hij koerste als ‘een beest’, ze liepen niet graag rondjes met hem maar hij dreef zijn zin door tot de tong bij de anderen uit de mond hing. De opleider laat zijn twee vingers over zijn getrimd baardstreepje glijden en zwijgt even. Om er dan verrassend aan toe te voegen: ‘Hij kwam toen al met zijn charisma voor de dag en bekritiseerde openlijk het feit dat in België amper aandacht werd geschonken aan trainingsvelden en opleidingen.’ Zijn ogen twinkelen van de pret als hij zich een vloekende twaalfjarige Vincent voor de geest haalt: ‘De A-ploeg mag op een schoon veld trainen en wij niet. Terwijl wij toch beter zijn, coach?’ Om dan over te schakelen op ernst. Hij lichtte toen meteen zijn vader in: ‘Als uw zoon geen topper wordt, dan kan ik maar beter stoppen met deze job.’ Hij voegde er wel aan toe: ‘Koppen, dan kan hij niet. Dat kan hij écht niet.’

3. DE VOETBALLER

Men ziet Vincent Kompany overal. Bij persbabbels van de Rode Duivels, in televisieflitsen, op reclameborden en zelfs in de vorm van een esthetische muurschildering aan het stadion van Manchester City. Men ziet hem overal: tastbaar maar onbereikbaar. Hij is de behoeder van België, het zwarte zondagskind van de Rode Duivels, het frivole idool van de natie. En de beschaafdste burger van Manchester City, in de volksmond ‘The Citizens of Manchester’.

Men weet veel, zoniet alles, van hem. De geboren kapitein met uitgesproken opinies bezit een imposant lichamelijk incasseringsvermogen. Hij speelt voor de ploeg om prijzen te pakken en met zijn verdedigers voert hij speciale sessies uit om zich te verbeteren. Daarnaast doet hij aan zelfstudie – sportmarketing – en zet hij zich vanuit persoonlijke generositeit in voor de gemeenschap: SOS Kinderdorpen, BX Brussels, Stichting VICA. Dat laatste is een verwijzing naar Vincent en Carla, waarbij het koppel talentvolle jongeren zonder financiële middelen wil helpen bij het waarmaken van hun levensdroom. Hij is een sterke communicator en wil via de nationale ploeg het land – Vlamingen, Walen, Brusselaars – bij elkaar houden. Hij bezit de kracht van het positieve denken en verkondigt zijn zending met passie. Hij bestudeert de dingen grondig vooraf en doet weinig of niets op basis van improvisatie. Hij staat met zijn Rode Duivels voor de nieuwe samenleving van de 21e eeuw waar taal, ras, kleur, godsdienst en cultuur ondergeschikt zijn aan saamhorigheid.

Gezegend met de natuurlijke nonchalance van de topspeler, die onorthodox en op pure klasse durfde uit te verdedigen: balletje door de benen van een tegenstander, handen in de heup. De kunst van het voetballen in het genre van de opbouwende centrale man, de libero van weleer: in de herinnering drijven Nico Dewalque, Franz Beckenbauer, Marcel Desailly voorbij. Vandaag denkt men aan: Vince the Prince. De bressendichter met klasse, die vanuit zijn zowel punctuele persoonlijkheid als open geest het meest woelige elftal bij elkaar kan houden en tot prestaties kan dwingen: Manchester City anno 2012, kampioen van de Premier League in de laatste seconde dankzij én ondanks Carlos Tevez, Mario Balotelli, Sergio Agüero. In een regie van captain Kompany. Volgens kinesist Lieven Maesschalck bestaat zijn ‘pijnpunt’ niet omdat ‘zijn mentale kracht te groot is om op te geven. Het lichaam staat er maar de geest is nog sterker. Body meets mind.’ Met als beeld bij City-United: klimmende kopbal Kompany (1-0), hét fundament voor de landstitel van 2012. Van dan af ging hij door het leven als kopbalspecialist.

DOOR RAF WILLEMS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content