De Democraat Barack Obama wordt de eerste president met een kleurtje in de geschiedenis van de Verenigde Staten.

Misschien zouden we nooit van Barack Obama hebben gehoord als John Kerry in 2004 geen zwarte spreker had gezocht voor de Democratische Conventie in Boston. De toenmalige presidentskandidaat hoopte Afro-Amerikaanse kiezers naar de stembus te lokken met het succesverhaal van de zwarte wonderboy uit Chicago. Barack Obama, een advocaat van 43 die zijn studielening nog aan het afbetalen was, zat toen al een paar jaar in het parlement van Illinois. Op de conventie van Boston hield hij een nogal indrukwekkende toespraak over burgerrechten, die helemaal in de lijn lag van de preken van zwarte politici als Jesse Jackson en Al Sharpton. Op het gigantische podium vertelde hij heel zelfverzekerd over zijn ouders: een Afrikaanse man en een blanke vrouw uit Kansas. ‘Een gezamenlijke droom geboren op twee continenten’, oreerde hij. ‘Ik sta hier voor u, en ik ben dankbaar voor mijn erfenis. Ik ben me ervan bewust dat mijn verhaal past binnen de geschiedenis van Amerika. Meer nog: ergens anders was het niet mogelijk geweest.’

In november 2004 behaalde Obama in Illinois 80 procent van de zwarte maar ook 70 procent van de blanke stemmen. Daarmee werd hij de enige zwarte senator van de Verenigde Staten. Meteen begonnen jonge Democraten en intellectuelen hem een grootse toekomst in de nationale politiek te voorspellen. En ze zouden sneller gelijk krijgen dan ze dachten.

Barack Obama is de verpersoonlijking van een nieuwe era in de Amerikaanse politiek en samenleving. Hij is de incarnatie van een hybride American dream: de zoon van een Afrikaanse man en een blanke vrouw uit de Midwest, die is opgegroeid in Hawaï en Indonesië en een Arabische voornaam heeft. Zijn vader, die ook Barack heette, was de zoon van een vooraanstaande Keniaanse medicijnman. De paters van de plaatselijke missieschool namen hem onder hun hoede, betaalden voor zijn studie in Nairobi en stuurden hem daarna met een beurs naar de universiteit van Hawaï om er econometrie te gaan studeren. Als enige zwarte student op de faculteit verwierf de charismatische Obama senior al snel een sterrenstatus. Hij verleidde er ook de antropologiestudente Ann Dunham, met wie hij in 1960 trouwde. Op 4 augustus 1961 werd hun zoon, Barack Hussein Obama, geboren.

Het huwelijk hield echter maar twee jaar stand. In zijn autobiografie Dreams from my Father uit 1995 schrijft Obama dat hij lang heeft geloofd dat er een vloek rust op gemengde huwelijken. Tot hij van zijn moeder te horen kreeg dat zijn vader alleen maar was vertrokken om zijn eigen ambitie na te jagen: hij kreeg een baan aan de universiteit van Harvard, en kon het zich niet veroorloven om zijn gezin mee te nemen.

Door zijn afkomst distantieerde Obama junior zich al vroeg van de klassieke indeling van de Amerikaanse maatschappij in blank en zwart. Wellicht hebben ook zijn grootouders, Gramps en Toot, op dat vlak een grote impact op hem gehad. In Hawaï gaven die twee blanken hun zwarte kleinzoon een zo degelijk mogelijke opvoeding. Als toeristen op de Hawaïaanse stranden de donkere huid van Barack van al te dichtbij wilden inspecteren, zei zijn grootvader: ‘Weet u wel dat u de achterkleinzoon van de Hawaïaanse koning Kamehameha aan het bewonderen bent?’ Zelf beweerde de kleine Barack graag dat hij de zoon van een Afrikaans stamhoofd was.

TUSSEN TWEE WERELDEN

In 1968 besloot zijn moeder, die ondertussen was hertrouwd met een Indonesische student, om Obama mee te nemen naar Jakarta. Door die verhuizing naar de andere kant van de wereld raakte de jongen al zijn houvast kwijt. Hij leed ook onder de slechte verstandhouding tussen zijn ouders, en had het moeilijk met de neerbuigende manier waarop zijn stiefvader met dienstbodes en andere arme Indonesiërs omging. Uiteindelijk ging Obama terug naar Honolulu, waar zijn grootouders een beurs voor hem regelden voor de beste privéschool van het eiland.

Daar werd hij heen en weer geslingerd tussen zijn passie voor basketbal, die hij deelde met de weinige zwarte leerlingen op de school, en zijn uitjes met zijn grootvader, die dacht dat zijn blanke pokervrienden geschikte vaderfiguren waren voor zijn kleinzoon. Obama viel tussen twee werelden. ‘Ik leerde van de zwarte wereld in de blanke te stappen’, schreef hij over die periode. ‘Ik was me ervan bewust dat bij elke wereld een andere taal en symboliek en afzonderlijke gewoontes hoorden. En ik dacht dat het volstond me die eigen te maken om erbij te horen.’

Zijn leven speelde zich niet alleen tussen twee rassen maar ook tussen twee sociale klassen af. Toen zijn moeder gescheiden uit Indonesië terugkwam, ging hij met haar en zijn halfzusje Maya in een piepkleine flat wonen. Elke avond kwam Obama van zijn chique school thuis in een gezin dat van de hulpkas moest leven.

Na de middelbare school ging hij studeren aan het prestigieuze Occidental College in Los Angeles, en daarna behaalde hij een diploma politieke wetenschappen aan Columbia University. Een tijdlang werkte hij bij een groot financieel bedrijf, maar hij wilde iets anders doen met zijn leven. De eeuwige outsider had er genoeg van om altijd tussen twee stoelen te vallen, en wilde zijn wortels zoeken of desnoods Afro-Amerikaanse roots voor zichzelf creëren. Hij besefte immers maar al te goed dat zijn huidskleur altijd een bepalende factor zou blijven. Hij mocht dan een gecultiveerde kosmopoliet zijn, in Manhattan stopte geen enkele blanke taxichauffeur om hem mee te nemen.

Dus solliciteerde hij voor een slecht betaalde baan in het getto van Chicago. Het credo van verandering, dat hij vandaag op het spreekgestoelte blijft herhalen, zat al in zijn hoofd toen hij in 1985 aan die baan begon. ‘Ik wil verandering’, schreef hij. ‘Verandering in het Witte Huis, waar Reagan vuile zaakjes doet. Verandering in het Congres, dat volgzaam en corrupt is. Verandering in de mentaliteit van dit land, dat nu krankzinnig en introvert is. Maar veranderingen kunnen nooit van boven uit worden opgelegd. Die moeten uit de basis ontstaan. Dus ga ik de zwarten mobiliseren.’ In de praktijk kreeg hij 800 dollar per maand om door het verrotte Southside te lopen, wijkverantwoordelijken aan te stellen, en de bewoners ertoe aan te zetten samen hun belangen te verdedigen. De basis verroerde echter geen vin.

Eind jaren tachtig besloot hij dan maar rechten te gaan studeren aan Harvard University, waar hij de eerste zwarte hoofdredacteur van de gerenommeerde Harvard Law Review werd. Toen hij na zijn studie naar Chicago terugkeerde, wist hij al beter hoe hij de man in de straat moest mobiliseren. Half Chicago herinnert zich nog de magere jongen met de vreemde naam, die na een briljante rechtenstudie terugkeerde en meteen 150.000 nieuwe kiezers wist te registreren voor de presidentsverkiezingen. Daardoor kreeg de toenmalige Democratische presidentskandidaat Illinois in handen. Dat was een zekere Bill Clinton, die toen nog sterk geloofde in het sprookje genaamd Barack Obama.

KLEUR BEKENNEN

Begin 2007 kondigde senator Barack Obama aan dat hij een gooi zou doen naar de Democratische nominatie voor de presidentsverkiezingen. Kort na het begin van de primary’s bleek al dat hij het in de eindspurt zou moeten opnemen tegen de voormalige first lady Hillary Clinton. Nog voor het begin van de campagne was zij een household name in het hele land, maar de charismatische Obama haalde haar al na een paar maanden in. De media vergeleken hem graag met Amerikaanse iconen als Martin Luther King en Abraham Lincoln, de oud-president die een einde maakte aan de slavernij. Maar het vaakst werd hij de zwarte John F. Kennedy genoemd.

Hoewel hij niet ‘de zwarte presidentskandidaat’ wilde zijn, vormden zijn huidskleur en afkomst onmiskenbaar een belangrijke factor in de race naar het Witte Huis. Zodra hij met zijn vreemd klinkende naam in de media opdook, begon bijvoorbeeld het gerucht de ronde te doen dat hij eigenlijk een moslim was. Al snel werd ook verteld dat hij bevriend was met Bill Ayers, de stichter van de groepering Weather Underground, die in de jaren zeventig met bomaanslagen tegen de Vietnamoorlog protesteerde. Bill Clinton vergeleek Obama dan weer met de zwarte dominee Jesse Jackson, die tot twee keer toe naast de Democratische nominatie greep.

In maart 2008 werd Obama in verlegenheid gebracht door Jeremiah Wright, de zwarte dominee van zijn kerk in Chicago. Op internet verschenen filmpjes waarin Wright beweerde dat de aanslagen van 11 september 2001 een reactie waren op het terrorisme van de Verenigde Staten. Ook had Wright felle kritiek op de macht van de rijke blanke Amerikanen.

Aanvankelijk leken veel zwarte kiezers eerder geneigd op Hillary Clinton te stemmen. Obama, die niet van slaven afstamt en dus geen traditionele Afro-Amerikaan is, moest hen echt voor zich winnen. Uiteindelijk wist hij de zwarte Amerikanen ervan te overtuigen dat hij wel degelijk van plan is hun belangen te verdedigen. Vooral in de zuidelijke staten stemden de zwarte kiezers in de primary’s massaal op Obama. Dat bleek tezelfdertijd zijn kracht en zijn zwakte. Want hoe meer zwarten hem steunden, hoe meer hij ‘de zwarte presidentskandidaat’ werd en het risico liep blanke kiezers af te schrikken.

En dan was er nog zijn uitgesproken mening over de oorlog in Irak. Terwijl er voor zijn Republikeinse opponent John McCain niet genoeg Amerikaanse soldaten naar Irak konden worden gestuurd, wilde Obama die daar zoveel mogelijk weghalen. Zijn conservatieve tegenstanders noemden hem vaak spottend Barack Osama. De Democraat kreeg ook nogal wat kritiek omdat hij maar weinig militaire ervaring heeft. Meer nog: het was al meer dan twee jaar geleden dat hij zijn eerste en enige stappen in Irak had gezet. Volgens McCain wist Obama niet waarover hij het had.

Een ander zwak punt was dat Obama zijn politieke loopbaan had opgebouwd met geld uit het bedrijfsleven. Al vroeg wist hij grote fondsen te werven bij de zwarte zakenelite van Chicago. Op zich zou daar niets mis mee zijn, alleen pakte Obama ook graag met zijn grote onafhankelijkheid uit. ‘Ik ben de enige kandidaat die geen dollar aanneemt van de lobbyisten uit Washington’, zei hij geregeld. Nochtans wisten de Amerikaanse media in zijn entourage al een paar lobbyisten van grote bedrijven te ontmaskeren.

Dat vormde echter geen probleem voor zijn groeiende schare aanhangers, die gaandeweg een ware Obamamania ontketenden. Zelf stelde Barack Obama zich relatief afstandelijk op, waardoor hij steeds onaantastbaarder en presidentiëler overkwam. Ondertussen bleven de campagnemiddelen uit alle hoeken van het land binnenstromen en kozen steeds meer prominente Amerikanen openlijk partij voor de Democraat. Een paar weken geleden kreeg hij zelfs de steun van de voormalige Republikeinse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell.

Gaandeweg begonnen sommige Republikeinen, onder wie John McCains running mate Sarah Palin, met scherp te schieten. Ze noemden Obama een moslim, een maoïst, een terroristenvriendje zelfs. Maar het enige wat ze daarmee bereikten, was dat Obama nóg populairder werd. Ook de financiële crisis, die pas laat in de campagne de politieke agenda begon te bepalen, was een cadeau voor het Democratische kamp. McCain was immers altijd al een groot voorstander van de vrije markt geweest en beweerde eind september zelfs nog dat de fundamenten van de Amerikaanse economie stevig waren. Obama kwam in dat verband veel stabieler en geloofwaardiger over. Zo liet hij meteen weten dat sommige van zijn plannen voor de organisatie van een universeel ziekteverzekeringssysteem en bijkomende investeringen in het onderwijs zouden moeten wachten tot de financiële crisis is beslecht. Bovendien beloofde hij de belastingverlagingen terug te schroeven die huidig president George W. Bush voor de rijkste burgers doorvoerde. In plaats daarvan zei hij de gewone Amerikanen te willen helpen door middel van belastingverlagingen en overheidsbijdragen voor de aflossing van hun hypotheken.

Wie hem in de eindspurt toch nog te berekenend en te glad vond om de VS te leiden, veranderde wellicht van mening toen Obama in de laatste weken voor de verkiezingen zijn campagne onderbrak om zijn zieke grootmoeder op Hawaï te gaan bezoeken (Madelyn Dunham overleed op de vooravond van de verkiezingen). ‘Ik denk dat de meeste mensen beseffen dat als je niet zorgt voor je familie, je ook niet het soort mens bent dat voor anderen zal zorgen’, zei hij. Op 4 november gaf de meerderheid van de Amerikaanse kiezers hem gelijk.

bron l’express

DOOR ANN PEUTEMAN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content