De zoon van zijn vader

BASHAR AL-ASSAD Hij deinst niet terug voor een bloedbad in Hama, zo bleek de voorbije dagen. © SHARIF KARIM/REUTERS
Piet Piryns
Piet Piryns Piet Piryns is redacteur bij Knack.

Hij was er niet voor in de wieg gelegd, heeft hij altijd volgehouden. President worden was nooit zijn ambitie. Hij was dan wel de zoon van zijn vader, de Syrische dictator Hafez Al-Assad, die dertig jaar met ijzeren hand regeerde, maar het was zijn oudere broer Basil die werd klaargestoomd voor de opvolging. De enige publieke functie die Bashar Al-Assad als jongeman bekleedde was die van hoofd van de ‘Syrische computervereniging’. Hij had voor oogarts gestudeerd in Teheran en in Londen, sprak vloeiend Engels en Frans, en was getrouwd met een Britse van Syrische komaf. Rijzige gestalte, blauwe ogen, gesoigneerd snorretje, altijd strak in het pak, opera- en theaterliefhebber, gevoel voor humor – every inch a gentleman.

Toen Basil Al-Assad in 1994 in een auto-ongeluk om het leven kwam, werd Bashar ijlings terug naar Damascus gesommeerd om diens plaats in te nemen. Hij kreeg er een militaire opleiding, verwierf de graad van kolonel, en in 2000, na de dood van zijn vader, werd hij met het in Syrië niet ongebruikelijke percentage van 97,2 procent tot diens opvolger gekozen.

Het aantreden van Bashar Al-Assad wekte, vanwege zijn westerse en ‘liberale’ achtergrond, grote verwachtingen. Hij beloofde democratische en economische hervormingen, liet honderden politieke gevangenen vrij en verzocht de media hem niet langer ‘onze onsterfelijke leider’ te noemen. Plotseling was er sprake van ‘lente in Damascus’.

Die lente was van korte duur. Binnen de kortste keren was Syrië weer de politiestaat die het altijd geweest was en waar de alomtegenwoordige geheime diensten korte metten maakten met iedere vorm van dissidentie. Een regime dat in velerlei opzichten de vergelijking met dat van Saddam Hoessein kon doorstaan: in beide gevallen was er sprake van een religieuze minderheid (in Irak soennitisch, in Syrië alavitisch) die de meerderheid haar wil oplegde – en niet zo zachtzinnig.

Dat de Arabische lente ook de poorten van Damascus zou bereiken, kwam niet echt als een verrassing. Bashar Al-Assad aarzelde tussen wortel en stok. Hij kondigde nog maar eens hervormingen aan, maar liet de opstand intussen genadeloos neerslaan. Westerse landen reageerden – anders dan tegenover de Libische kolonel Khaddafi bijvoorbeeld – buitengewoon omzichtig, want de ene dictator is de andere niet en vooral: Syrië is Libië niet. De geopolitieke belangen die er op het spel staan, zijn vele malen groter: het regime van Assad onderhoudt nauwe banden met Iran, Turkije, China, en Rusland. Niemand scheen ook te geloven dat Assad junior zo ver zou durven te gaan als zijn vader Hafez Al-Assad, die in 1982 in de stad Hama een massale slachting liet aanrichten.

Wel dus. Na het bloedbad van het voorbije weekend sprak Bashar Al-Assad zijn ‘bewondering’ uit voor de militairen die ‘loyaal aan hun volk, land en geloof’ in Hama ‘de vijanden van Syrië hebben gestopt’. Hoeveel doden daarbij zijn gevallen, is nauwelijks in te schatten: Syrië wordt nog altijd hermetisch afgegrendeld van de buitenwereld. En voor een veroordeling door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties hoeft het voorlopig niet te vrezen.

Piet Piryns

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content