De geneesmiddelenindustrie trekt een debat op gang over de toekomst van de gezondheidszorg. Een gesprek daarover met haar vertegenwoordiger, Marc Van Steenbergen van Janssen-Cilag.

De gezondheidszorg lijdt aan een inwendige ziekte. Geen week gaat voorbij zonder dat een artsenvereniging, een ziekenfonds, een patiëntengroep, een witte vakbond of zelfs een minister een achtenswaardige verzuchtig uit, als het al geen striemend protest is. Dat zo’n honderd topmensen, die de organisatie van de gezondheidszorg in dit land draaiend houden, deelnamen aan de Belgian Health Summit, bewijst dat politici, ziekenfondsleiders, artsen en anderen ermee in hun maag zitten. Een debat over het gezondheidsbeleid in de 21ste eeuw is immers niet vanzelfsprekend. De betrokken partijen liggen vastgeankerd aan de bureaucratie van de wettelijke ziekteverzekering en de corporatistische belangen van de eigen beroepsgroep. Maar zij tilden er uiteindelijk niet zwaar aan dat de Algemene Vereniging van de Geneesmiddelenindustrie (AVGI) de dialoog over de toekomst op gang trok, hoewel de farmaceutische sector als meest welvarende partner het zwarte schaap van de gezondheidszorg is.

Marc Van Steenbergen, gedelegeerd bestuurder van Janssen-Cilag en bestuurder van de AGVI, was een van de stuwende krachten achter de top. Hij is ervan overtuigd dat twee weken geleden een schoon debat op gang is gekomen. Niemand wil dat het nu stilvalt.

Is het niet ongewoon dat de geneesmiddelenindustrie het debat over de gezondheidszorg, dus ook over de ziekteverzekering, lanceert?

Marc Van Steenbergen: Iedereen vond wel dat het nodig was om eens te praten. Wij hebben het hardst geroepen om zo’n debat. Ook omdat wij het zwaarst getroffen zijn door de besparingsmaatregelen. Sinds 1993 leverde de farmaceutische industrie twintig miljard frank in. Dat is geen klein bier.

U bent die extra belasting beu?

Van Steenbergen: Zulke maatregelen maken ons ongemakkelijk. Ze lossen niet eens het fundamentele probleem op en uiteindelijk zijn de zieken er het slachtoffer van. Structurele oplossingen zijn noodzakelijk. Daarom proberen wij het debat om te keren. Hoe moet het gezondheidsbeleid van de toekomst eruitzien? Wat staat centraal? Alle spelers in het gezondheidsbeleid zijn er eensgezind over dat de patiënt centraal staat.

Dat is geen verrassing. Wel dat de wereld van de gezondheidszorg dat zegt.

Van Steenbergen: Dat de zieke het hoofdpersonage is in het gezondheidsbeleid spreekt niet vanzelf. Op dit ogenblik gaat het vooral om de financiële middelen en de verdeling van de pot van de ziekteverzekering over de verschillende actoren, die vaak hun eigen belangen laten primeren. Wij lieten onderzoek doen en dat leert ons dat de bevolking fundamentele principes onderschrijft: vrije keuze van de patiënt, therapeutische vrijheid en toegang voor iedereen tot de beste behandelingen.

Bewaken de ziekenfondsen dan de belangen van de patiënten – hun leden – niet?

Van Steenbergen: Zij spelen een belangrijke rol. Naast hen zullen in de toekomst patiëntenorganisaties, die gespecialiseerd zijn in een bepaald ziektebeeld, mee de gezondheidsdoelstellingen formuleren. Dat is al zo in de buurlanden, waar de patiëntenverenigingen beter uitgebouwd zijn.

Verkeert de Belgische gezondheidszorg in crisis?

Van Steenbergen: Wij hebben een goed gezondheidsbestel opgebouwd, dat nu dreigt te wankelen. De oorzaak hiervan is dat er geen toekomstvisie bestaat en er geen duidelijke gezondheidsobjectieven zijn. Het ontbreekt aan een modern politiek beleid. In het zog van de Maastrichtnormen bekijkt de overheid de gezondheidszorg vanuit een louter budgettair standpunt. Hierdoor geraken de echte behoeften van de bevolking op de achtergrond en wordt geen rekening gehouden met de ontwikkelingen op zowel medisch als maatschappelijk vlak. Daarover is een maatschappelijk debat nodig.

U hebt nu wel een gezondheidstop opgezet, maar de farmacie-industrie is niet vertegenwoordigd in het beheer van de ziekteverzekering.

Van Steenbergen: Wij zijn niet in de overlegorganen aanwezig. Hoewel wij een belangrijke component zijn in het gezondheidslandschap. Beter dan anderen weten wij op welke manier geneesmiddelen kunnen bijdragen tot een performant systeem. Daarom willen wij meepraten. En een zekerheid krijgen over de inpassing van de geneesmiddelen in het gezondheidsbeleid van de 21ste eeuw.

De ziekteverzekering kost nu 450 miljard frank per jaar, 45.000 frank per Belg. Kan dat niet volstaan?

Van Steenbergen: Een mensenleven is onbetaalbaar. Men kijkt te veel naar de kost en te weinig naar goede gezondheid. Op de top klonk duidelijk dat de ziekteuitgaven niet onbegrensd kunnen groeien, maar dat een jaarlijkse begrotingsgroei geblokkeerd op anderhalf procent onhoudbaar is. Dat was ook de stelling die eerste minister Jean-Luc Dehaene op het podium verkondigde. Een paar jaar geleden besteedde het land nog 8,5 procent van zijn bruto binnenlands product aan gezondheidszorg. Dat is tot 7,6 procent gedaald. Andere landen besteden 9, 10 en zelfs 11 procent van hun bbp aan gezondheid.

Probleem is dat niemand kan meten of het afremmen van de gezondheidsuitgaven leidt tot een zwakker gezondheidspeil of minder gezondheidscomfort.

Van Steenbergen: Dat klopt, meer investeren leidt niet steeds tot een betere gezondheid. Maar onder de moderne landen staat België toch aan de lage kant. Voor de toekomst moeten we zeker rekening houden met de steeds sneller evoluerende therapieën, de enorme veranderingen in de onderzoeks- en diagnosetechnieken, met de vergrijzing van de bevolking en met de nieuwe behoeften en verwachtingen van de patiënten. Daartoe zullen investeringen en een grotere efficiëntie in het gezondheidsbeleid nodig zijn.

Hoe draagt de farmacie-industrie daartoe bij?

Van Steenbergen: Het gebruik van moderne geneesmiddelen kan vermijden dat patiënten voor behandeling naar het ziekenhuis moeten. Betere geneesmiddelen leiden tot een besparing op gezondheidszorg.

Het aanbod van de zorgverstrekkers is niet elastisch. Zij pogen hoe dan ook hun inkomen of hun omzet op peil te houden.

Van Steenbergen: Het aantal ligdagen in de ziekenhuizen is spectaculair gedaald. Een grote besparing.

Omdat een vorige minister van Sociale Zaken, die Dehaene heet, met harde hand het aantal ziekenhuisbedden heeft afgebouwd.

Van Steenbergen: Niet met harde hand. Het was een gelukkige maatregel. Maar de keuze moet inderdaad worden gemaakt waarvoor de uitgaven stijgen en waarvoor ze dalen. Het geeft geen zin de patiënten door de radiologie te blijven jagen als betere nieuwe technieken bestaan. We hebben nieuwe beheers- en financieringsinstrumenten voor de ziekteverzekering nodig. Het huidige enveloppestelsel voor radiologie, ziekenhuizen, geneesmiddelen enzovoort werkt geen besparingen in de hand. Dat is geen systeem van communicerende vaten, dat een beter gebruik van de financiële middelen mogelijk maakt. Een kostenefficiënt beheer zal moeten vertrekken vanuit de pathologieën. Op de top bleek dat onder de partners van het gezondheidsbeleid de wil nooit eerder zo sterk was om een langetermijnvisie te formuleren. Iedereen zal op een gegeven moment water in zijn wijn moeten doen, ook de industrie. Zo pleiten wij voor innovatie, maar wij krijgen zeker vragen gesteld over de effectiviteit van de bestaande geneesmiddelen.

België heet een land te zijn met een hoge geneesmiddelenconsumptie.

Van Steenbergen: We zouden die mythes eens moeten concretiseren. Een Nederlander met buikloop eet beschuit en drinkt slappe thee en blijft drie dagen thuis, ziekteverzuim. De Belg slikt pilletjes en gaat werken. Men hekelt de overconsumptie van bepaalde geneesmiddelen, of van therapeutische technieken. Maar men kan waarschijnlijk evengoed onderconsumptie in bepaalde domeinen aanduiden. Studies tonen aan dat van echte overconsumptie geen sprake is. In meerderheid maken de mensen op een normale manier gebruik van gezondheidszorg. Zij misbruiken hun vrije keuze niet. De overgrote meerderheid van de zieken loopt niet van de ene dokter naar de andere. De hele gezondheidswereld verwacht dat de overheid het mogelijk maakt dat de Belgische patiënt even snel als in de buurlanden toegang krijgt tot nieuwe therapieën en geneesmiddelen. Wij lopen nu systematisch achter.

De Nederlandse zieken staan in rijen te wachten voor ziekenhuisopname.

Van Steenbergen: Niemand pleit voor het Nederlandse, Britse of Amerikaanse voorbeeld, waar er een gezondheidszorg bestaat met wachtlijsten of met twee snelheden. Iedereen gaat ermee akkoord dat ons systeem globaal gezien goed werkt. Maar minister van Sociale Zaken Magda De Galan (PS) moest toch bekennen dat acht kankerpreparaten in België niet beschikbaar waren en wel in de buurlanden. Dat is natuurlijk dramatisch. Onze gezondheidszorg is kwalitatief goed, maar budgettaire beperkingen vertragen een aantal zaken.

Meer geld uitgeven voor gezondheidszorg veronderstelt meer sociale bijdragen en een verhoging van de loonkost. Dat zal de industrie toch niet pikken.

Van Steenbergen: Dat de verplichte ziekteverzekering voor een groot stuk gefinancierd wordt door sociale bijdragen heeft natuurlijk een effect op de loonkost. Op de top hebben sommigen daarom gesuggereerd om het via de belastingen te doen. Inderdaad, het zijn dezelfde mensen die betalen. Niettemin, wij moeten investeren om ervoor te zorgen dat het systeem binnen tien jaar nog betaalbaar is.

Daarom legt de geneesmiddelenindustrie het accent op de innovatie.

Van Steenbergen: Het geneesmiddel speelt een cruciale rol in de gezondheidstoestand van de bevolking. Daarom moeten de onderzoekers in staat worden gesteld om nieuwe geneesmiddelen te ontwikkelen, nieuwe moleculen te vinden die doeltreffender en krachtiger zijn. Gelukkig krijgen de beleidsmensen meer begrip voor de noodzaak van ruimte en klimaat voor innovatie.

Lijkt dat niet op een vraag naar meer subsidies?

Van Steenbergen: In vergelijking met de Verenigde Staten doet België heel weinig voor het ondersteunen van onderzoek en ontwikkeling. Twee miljard frank in Vlaanderen is wel een zeer beperkte begroting. Innovatie, onderzoek en ontwikkeling zouden een macro-economische beleidsoptie moeten zijn. Aan de universiteiten, in de industrie, onder de artsen is enorm veel talent aanwezig. Met een aantal centers of excellence zou België zich in Europa strategisch kunnen profileren als een centrum van gezondheidszorg. Dat kan zeker interessante economische gevolgen hebben. Bijvoorbeeld kunnen patiënten uit andere Europese landen België verkiezen voor hun chirurgische ingreep. Dat biedt een macro-economisch hefboomeffect.

Daar is de Belgische socialezekerheidsbijdrager niet bij gebaat.

Van Steenbergen: Er komen andere bronnen van inkomsten. Gezondheidszorg kan ook een economische activiteit zijn, waarin meer marktmechanismen spelen.

De farmacie-industrie zal het toch vooral om geneesmiddelen te doen zijn.

Van Steenbergen: Wij zouden een aantal gezondheidszorgvalleien kunnen creëren, die rechtstreeks en onrechtstreeks de economie stimuleren. Janssen Pharmaceutica is al een vallei op zich, SmithKline Beecham is prachtig. Wij zouden meer van die kenniscentra moeten hebben. Het kan ook ruimer dan de farmaceutische research. Er is de academische wereld, of een centrum als Aalst dat een topper is voor hartchirurgie. Een tiental dergelijke valleien, daar komen spin-offbedrijven rond. Maar de ontwikkeling daarvan moet een bewuste beleidsoptie zijn, mondjesmaat iets doen, helpt niet.

De farmacie-industrie in België geniet internationaal van een stevige reputatie.

Van Steenbergen: Wij hebben in België enkele parels op het vlak van onderzoek en ontwikkeling. De Belgische markt is niet zo belangrijk, zodat wij de farmacie-industrie moeten stimuleren met een goed klimaat voor innovatie. De geneesmiddelenindustrie blijft zeer interessant voor de toegevoegde waarde in dit land, voor de werkgelegenheid en de export.

Moeten we voorlopig wat bang zijn om in België ziek te worden?

Van Steenbergen: Als patiënt zou ik met geen enkel ander land willen ruilen.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content