De bange blanke mannen worden banger, de migranten bitterder, de bange blanke mannen banger, de migranten… En de moraalridders zelfgenoegzamer.

Als er één straat is in België waar je ziet dat er verkiezingen op komst zijn, is het wel de Gentse Steenweg in Molenbeek. Winkel na winkel is er behangen met affiches. Aan de etalage van een frituur hangen naast de vergeelde foto’s van curryworsten: Fouad Ahidar (VLD-VU-O), Amidou Si M’Hammed (PS), Roberto D’Orazio (Debout), Philippe Moureaux (PS) en Ahmed Bouda (PS).

Bizar, in een straat waar straks wellicht amper de helft van de inwoners kan gaan stemmen.

Fouad heeft tweeduizend stemmen nodig om verkozen te worden. Hij maakt zich sterk dat hij het volgend jaar moeiteloos tot in het gemeentehuis kan schoppen. Als al die mensen die hem op straat begroeten, zouden kunnen kiezen. De zittende burgemeester, Philippe Moureaux, behoort tot een partij die zich nu al jarenlang in het openbaar een veel warmere voorstander van dat stemrecht betoont dan de Vlamingen. O zo trots is Robert Collignon als hij op de Waalse Feesten nog eens mag herhalen dat hij en alle “niet-nationalistische” Walen voor dat stemrecht zijn, maar de Vlamingen niet.

Het valt te betwijfelen of de supporters van Amidou en Ahmed het volgende zuinige zinnetje uit het PS-verkiezingsprogramma kennen: “Niet-Europese buitenlanders in België moeten het recht krijgen om te gaan stemmen en verkozen te worden, met het oog op de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 2006”.

Tweeduizend-en-zes! Dat is niet meer of niet minder dan het zeer voorzichtige standpunt van de CVP. En van de meeste andere partijen. Alleen “ten persoonlijke titel” zullen politici wel eens in een beperkt gezelschap zeggen dat ze verder zouden willen gaan dan hun partij. Dat deden Top Ergün (CVP), Fientje Moerman (VLD), Dany Vandenbossche (SP) en Karel Van Hoorebeke (VU) onlangs op een debat in Gent, georganiseerd door de Anatolische Kulturele Vereniging en de Federatie van Vooruitstrevende Turkse Verenigingen.

Ruim vijftien jaar geleden hield een vooraanstaand CVP-senator in het openbaar nog een pleidooi voor het stemrecht voor “gastarbeiders”. Daar rustte toen volstrekt geen taboe op. Het heeft zelfs nog in een lang vergeten regeerakkoord gestaan. Later zijn de politici met zijn allen alleen maar banger geworden. Want er was een fundamentalistische Vlaamse partij opgestaan die het spook opriep van een vijfde colonne, van het islamfundamentalisme. Uit angst voor het spook dat die partij zelf was, werd het migrantenstemrecht – en wat dat verder inhoudt aan reële integratie – op sterk water gezet.

Angst bestaat uit communicerende vaten. Alleen de spoken van links en rechts werden er groter van. Hoe luider de xenofobe angstkreten, hoe stiller zij die wel beter wisten maar niet durfden. Hoe bitterder de stemlozen, hoe groter de fabeltjes over de zegen van de multiculturele samenleving.

Verzuurde mensen, gekwetste mensen. Je vindt ze na tien jaar verdoemenis zowel in de migrantengemeenschap als in het Blok-electoraat. Ze zeggen almaar luider, maar dan in spiegelbeeld: Je m’en fous. Samenleven met verbitterde mensen is géén zegen, basta.

Al die angsten hebben een echte genormaliseerde multiculturele samenleving geen stap dichterbij gebracht. Het Vlaams Blok is er sterker van geworden, net zoals de Grijze Wolven en andere nationalistische clubjes. Realisten als Fouad hebben het er niet makkelijker door gekregen.

In zijn aftandse Golf rijdt hij door de straten van Molenbeek. Hij moet overal vuurtjes gaan blussen. Want “die van de PS” gaan overal rondstrooien dat “wie Vlaams stemt, Vlaams Blok stemt”. “Ik probeer nu iedereen te overtuigen dat het in ons aller belang is dat we in de beide gemeenschappen goede contacten hebben. Dat we met Vlamingen en Franstaligen kunnen samenwerken.”

Ze hebben misschien geen stemrecht, ze houden wel een lekker Belgische kiesstrijd.

Fouad houdt niet van fabeltjes, niet van de zwartkijkers en niet van diegenen die het door een roze bril bekijken. Hij vertelde het eerder al: “Als ik mij in Molenbeek druk maak over de boefjes zeggen sommigen mij: Fouad, je bent verkocht. Maar ik zeg gewoon waar het op staat. Ik zie Molenbeek met zijn probleemstraten en zijn wijken waar te werken valt. Ik zie jongeren die niet deugen, ik zie jongeren die hun vleugels uitslaan, die werk vinden, die goed boeren. Kijk naar de realiteit, man. Dat is het enige wat telt. De rest is prietpraat.”

“Gewoon hard werken”, zei een Marokkaanse verkozene van het Nederlandse GroenLinks toen hij aan de vooravond van de verkiezingen in 1995 was uitgenodigd in Gent voor een debat over het migrantenstemrecht. De man zat een hele avond met open mond te luisteren. Naar de sprookjes van de zelfverklaarde multiculturalisten, naar de spoken van de bange blanke mannen.

“Het is gewoon hard en soms saai werken”, veegde die man uren gepalaver van tafel. Na enkele jaren in de Tweede Kamer of de gemeenteraad was hij niet meer Moustafa, maar een politicus van GroenLinks. Iemand met wie de anderen niet meer hoogdravend of laaghartig over integratie, multiculturalisme of tsjoektsjoeken praatten, maar over het Poldermodel. Zoals Elio Di Rupo ook nog wel Italiaan is, maar toch eerst socialist en minister in België.

We zijn al een beetje geleerd in België. Nog nooit eerder hebben er zoveel allochtone namen op de verkiezingslijsten gestaan. Het is een begin van normalisering. Straks hoeven we het ook niet meer over die ellendige semantiek te hebben: zijn het migranten of allochtonen? Het worden autochtonen, gedomme, politieke medestanders en opponenten, fijne en wijze mensen en ambetanteriken.

Muren van wantrouwen, rooskleurige en zwarte clichés moeten ervoor naar beneden. Want nadat er zovele jaren op hen is ingebeukt, hebben ze een bedrieglijke fierheid ontwikkeld: wij tegen hen. Dat verklaart waarom naturaliseren – en dus het automatisch stemrecht verwerven als Belg – geen wondermiddel is. Eerst het stemrecht en als ze dan worden ondergedompeld in het dagelijkse, concrete reilen en zeilen van dit land worden ze wel vanzelf Belg. Omdat ze er eindelijk bij betrokken zijn en niet langer gedwongen worden tot ledigheid in hun politieke niemandsland, hun getto. Het wantrouwen van de een reflecteert overigens dat van de ander. Ook de Blok-kiezers hebben na jaren gematrakkeerd te zijn hun eeltige fierheid ontwikkeld.

***

“Negentien witte hoeden slaan samen op een zwarte hoed – ook dat is nationalisme. Wie heeft die witte hoeden het recht gegeven? Hun geweten?”

György Konrad over Kosovo, over de oorlog tegen Milosevic. Vrij te interpreteren.

Allemaal witte hoeden op een debat in Kasteel Bouckenborgh in Merksem. En één zwarte. Die van Luc Sevenhans, kamerlid voor die enge partij, opvolger van de voor zedenfeiten veroordeelde Xavier Buisseret. Als Sevenhans eindelijk de microfoon krijgt, stamelt hij een eind weg. Sevenhans is dokwerker in de Antwerpse haven. Hij ziet en hoort daar dingen die het goed opgeleide publiek in het kasteel van Merksem zich amper kan voorstellen. Dat publiek lacht zich een breuk met die stamelaar, het wil er eigenlijk niet mee praten, laat staan hem op andere gedachten brengen. Het wil gelijk krijgen in eigen kringen. Voor Nahimi Lanjri is Sevenhans, in tegenstelling tot de giftig bespraakte FDW, geen partij. Ze grijpt de microfoon en begint een rekwisitoor over “Eigen volk eerst”. Allemaal juist, daar niet van. Maar Sevenhans zwijgt. Je ziet zijn gezicht verstrakken. Wat hij denkt, staat op zijn voorhoofd te lezen: “Lach maar, en kust de volgende keer nog wat harder mijn kl****.”

Politiek stelt zo’n Sevenhans misschien niets voor. Maar wie hem uitlacht, maakt hem groter. En zijn peers met hem.

Mark Elchardus vertaalt de collectieve bewustwording van dit bange volk zo: “Wij laaggeschoolden, hebben weinig kansen in deze wereld waar iedereen pakt wat hij maar kan krijgen en er wordt neergekeken op ons, op onze smaak, op onze cultuur.”

Moet je ze naar de mond praten? Nee. Je moet ermee praten.

Een scène in een café. Een Franstalige vrouw begint te sakkeren op de migranten. Aan het tafeltje naast haar zitten drie weldenkende jongeren. Ze kunnen zich een tafeltje verder gaan zetten om hun avond niet te verpesten, en mevrouw laten voortsudderen. Tot in het stemhokje. Maar ze bedenken zich. Ze zeggen dat criminaliteit en onbeschoftheid niets met ras te maken hebben. “Je hebt crapuul en wijze mensen in alle kleuren en maten.” Zo simpel, zo waar. Het gezicht van die vrouw ontspant een beetje. Er volgt zoiets als een normaal menselijk gesprek. Ze begint te vertellen over haar kindertijd in Congo. Er bestaan geen oninteressante mensen.

Een scène in een ander café. Een Algerijn valt twee meisjes lastig met zijn haantjesgedrag. Die meisjes staan voor de keuze: ofwel verlaten ze het café, ofwel spreken ze hem aan. Ze doen het laatste. Hij is wanhopig op zoek naar een kippetje om mee te trouwen, het is de enige manier om in België te blijven. De meisjes leggen hem geduldig uit dat de Belgen er fijnere manieren op na houden om een liefje te versieren. De Algerijn komt er bij zitten, spoken verdwijnen. Meisjes niet langer geïntimideerd, Algerijn een tikkeltje meer geïntegreerd.

Het werkt beter dan een pamfletje.

Heeft iemand ooit eens geprobeerd om te praten met de mensen die straks weer op Luc Sevenhans zullen stemmen? Met al die mensen die volgende week niet zullen afzakken naar de D-Dag van de Democratie? Heeft iemand het ooit echt geprobeerd, tien jaar geleden toen er nog een stop op de bitterheid kon worden gezet?

***

Frank Albers doet in het Nieuw Wereldtijdschrift de “ongelooflijk onprettige suggestie” of er in 2000 toch niet eens moet worden geprobeerd om het Vlaams Blok “hier en daar op gemeentelijk niveau de macht te geven”. “Indien zou blijken dat het Blok aan het bewind ook maar een partijtje is, zouden de dwazen haar minder eren en de bezorgden haar minder hoeven te duchten.”

Er mag al eens over worden nagedacht, over die verbrandingsstrategie. Nu onderhand toch wel gebleken is dat al het overige het Blok er niet heeft onder gekregen.

Het is een zware gok. Maar dat is onze eigen schuld. Het risico is vandaag veel groter dan toen de partij haar eerste groeischeuten kende. Net zoals stemrecht voor migranten alleen maar gevaarlijker is geworden naarmate er langer werd getalmd, de frustratie onder allochtonen verder kon woekeren.

Misschien moeten we eindelijk maar eens op de blaren gaan zitten, de catharsis aandurven. In beide richtingen. Door Hitler-snorretjes op affiches te tekenen enerzijds, of een minaret op het Brusselse stadhuis anderzijds zullen we er nooit meer komen. Met een welgemeende waarschuwing van de premier op Rerum Novarum ook niet.

***

Ja, verkiezingen zouden een moment van deemoed moeten zijn. Voor die zure man die nog verder verzuurt onder de banbliksems van de zelfgenoegzame weldenkenden. Voor die migrant die een affiche van Amidou Si M’Hammed voor zijn venster hangt zonder dat de Belgen hem daar uit schrik voor de zure mensen willen laten op stemmen. Gerard Walschap schreef dienaangaande een behartenswaardig doordenkertje: “Het is doorgaans gevaarlijk iemand die onze vaste waarheden verwerpt gek te verklaren, het is beter te trachten hem te doorgronden.” Of hij nu Ali of Sevenhans heet.

Faites vos jeux. En let op de kleintjes.

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content