De Gouden Palm voor de gebroeders Dardenne is ook een bekroning van het Waalse filmbeleid dat duidelijk andere prioriteiten heeft dan het Vlaamse.

Er gebeurde iets heel ongewoons op het tweeënvijfigste filmfestival van Cannes: de sterkste film uit de competitie won de Gouden Palm. In “Rosetta” vertellen de gebroeders Luc en Jean-Pierre Dardenne het prangende verhaal van een meisje van achttien dat wanhopig poogt om een normaal bestaan op te bouwen. Nog ongewoner: de winnende film was Belgisch – de eerste keer in de annalen van de vaderlandse filmgeschiedenis dat zoiets gebeurt. ( Raoul Servais won in 1979 al een Palme d’Or met zijn animatiefilmpje “Harpya”, maar dan wel in de categorie kortfilms.)

De hoofdrolspeelster, de achttienjarige Emilie Dequenne, studente in Vaudignies, een klein gehucht tussen Mons en Ath, kreeg bovendien de prijs voor de beste actrice (ex aequo met een andere debutante, Séverine Caneele uit “L’Humanité”).

Werd de acteursprijs nog door sommigen voorspeld, de Palme d’Or kwam als een complete verrassing over.

“Rosetta” kreeg maar één officiële vertoning op zaterdagnamiddag, zodat dit harde sociale document het galapubliek bespaard bleef. Alsof festivalbaas Gilles Jacob dit Belgische kleinood probeerde weg te moffelen tussen de grote artillerie van het laatste weekend ( Greenaway, Lynch en de slotfilm “An Ideal Husband”).

Allicht heeft de vertoning in extremis de doorslag gegeven en was de jury onder voorzitterschap van David Cronenberg danig onder de indruk van deze rauwe film, zeker na tien dagen van chique producties, waarin zelfs de grootste miserie en tragiek vaak betoverend en bekoorlijk in beeld werden gezet.

De Dardennes doen echter niks om onze zintuigen te strelen of om sympathie op te wekken voor hun halsstarrige heldin, die even nukkig is als de taaie uit het leven gegrepen verteltrant.

Even obstinaat als “Mouchette” in het meesterwerk van Robert Bresson, vecht Rosetta, die met haar verslaafde moeder een caravan bewoont, voor een baan. Alle middelen zijn goed. Uiteindelijk verraadt ze de enige jongen bij wie ze een beetje begrip en tederheid vond.

De schokkende camera beweegt rusteloos met haar mee, zit haar beklemmend dicht op de huid. De Dardennes, zonen van een verzetsstrijder en een operettezangeres, volgen haar op de voet, als guerrillafilmers in een jungle van asgrauwe sociale ellende. “C’est un film de guerre. Quand elle part chercher du travail, Rosetta va au front”, zeggen de cineasten.

ZONDER FRANJES

Het broederlijk duo probeert niets te bewijzen of aan te klagen maar laat de dingen gewoon zien – ruw, direct, zonder franjes, excuses of compromissen. Een genadeloze opeenvolging van sterke situaties, zonder enige flauwe psychologie. Rosetta die met geweld aan de deur wordt gezet in de fabriek waar ze na haar proeftijd wordt ontslagen. Rosetta die telkens voordat ze door de modder op de camping ploetert, haar laarzen aantrekt en haar schone schoenen in het bos verstopt. De aan haar lot overgelaten Rosetta die zelf moet zorgen voor een moeder die voor een fles drank met een vent naar bed gaat. Rosetta die in bed met de haardroger warme lucht op haar buik blaast. Rosetta die zichzelf voor het slapengaan hardop moed inspreekt: “Tu t’appelles Rosetta. Je m’appelle Rosetta. Tu as trouvé du travail. J’ai trouvé du travail. Tu ne tomberas pas dans le trou. Je ne tomberai pas dans le trou.”

Simpele troostende zinnetjes die langer blijven hangen dan de fijngeslepen literaire dialogen in vele andere festivalfilms.

“Rosetta” was lang niet de enige Belgische film die een goede beurt maakte op het belangrijkste filmfestival ter wereld. “Les Convoyeurs attendent” waarin Benoît Mariage met gitzwarte humor (en in klassiek belichte zwart-witbeelden) het leven schetst van een worstelend gezin in een armmoedige voorstad van Charleroi, was een van de favorieten in de Quinzaine des réalisateurs”. In dezelfde sectie werd de documentaire “Sud” van Chantal Akerman door de Franse pers lyrisch onthaald (een meesterwerk volgens “Le Monde”).

Terwijl de Franstalige Belgische film duidelijk in de lift zit, schitterde de Vlaamse film door zijn afwezigheid, afgezien van enkele vertoningen op de “Marché du film”, onder andere van de nieuwe film van Erik Van Looy,”Shades”, een voor insiders bestemde satire op de Antwerpse filmwereld. In de zogeheten “trades” (de dagelijkse krantenedities van diverse vakbladen) en op reclameborden op de Croisette werd nochtans trots uitgepakt met de Damiaan-film, voor de internationale markt omgedoopt tot “Molokai”. De aangekondigde vertoning werd echter op het laatste moment afgeblazen (zou er dan toch een nieuwe montage in de maak zijn?). Een daad van barmhartigheid die de titelheld zeker zou hebben gewaardeerd.

Het filmbeleid in Wallonië heeft duidelijk andere prioriteiten dan dat in Vlaanderen, waar “Father Damien” als model geldt voor een meer internationaal gerichte filmproductie van eigen bodem (met desastreuze resultaten: de film heeft in België zowat een tiende opgebracht van wat werd vooropgesteld).

De zielloze prestige-coproductie met megalomane ambities is slechts het laatste stadium in het Vlaamse filmbeleid dat voortdurend van koers verandert, altijd krampachtig op zoek naar succes en erkenning. Een wispelturig beleid ook waar allerlei voogdijministers nadrukkelijk hun stempel op drukten: eerst de op literaire leest geschoeide boerenfilms onder het bewind van Rika De Backer; daarna de leute en lolbroekerij gesponsord door Karel Poma; gevolgd door de internationale coproductiepolitiek onder Patrick Dewael; en nu de laatste jaren de bekeringsijver met epische portretten van zwartrokken, eerst “Daens”, daarna “Damiaan” en wie weet binnenkort ook “Danneels” (de Vlaamse film in 3-D?). Voorts was er de faliekante poging van de stoere jongens van Independent (inmiddels PolyGram) om buiten de gesubsidieerde kanalen om met onnozele pretfilms de jongerenmarkt te veroveren.

Natuurlijk zijn er binnen dit officiële beleid altijd uitzonderingen en outsiders geweest, zoals André Delvaux, de laatste echte Belg, product van twee culturen. Jongere cineasten die afwijken van de platgetreden paden van de Vlaamse filmerij – Dominique Deruddere en recent Patrice Toye met “Rosie” – voelen zich trouwens meer verwant met hun jongere Franstalige collega’s dan zeg maar met de tenoren van de Antwerpse Fugitive groep.

AUTEURSFILM

Aan Franstalige kant is het beleid altijd geënt geweest op de auteursfilm volgens het Parijse model. Er werd geïnvesteerd in het talent van een cineast die zijn persoonlijke visie doordrukt, zonder daarbij altijd rekening te houden met het commerciële aspect. Typerend is dat bij de Franse gemeenschap het filmbeleid nog altijd bij het ministerie van Cultuur en Sociale Zaken hoort (in Vlaanderen ressorteert film onder mediaminister Eric Van Rompuy).

In de jaren zeventig en tachtig leidde de Waalse filmpolitiek vaak tot een Belgische pendant van het Franse nombrilisme: navelstaarderij waar bijna niemand een boodschap aan had, bestemd voor een kleine kring van ingewijden. Veel van die quasi experimentele artistieke probeersels vonden geen distributeur en bleven op de plank liggen. Mary Jimenez gold als de hogepriesteres van een film vol socio-culturele pretenties. Vanaf 1990 kwam daar verandering in en wierp de continuïteit van het beleid vruchten af. De ene Waalse film na de andere gooide hoge ogen op het festivalcircuit: “Le Maître de musique” (de voorloper uit 1987) van Gérard Corbiau, “Toto le Héros” van Jaco Van Dormael, “C’est arrivé près de chez vous” van het trio Benoît Poelvoorde, Remy Belvaux en André Bonzel, Van Dormaels “Le huitième jour” (acteursprijs voor Pascal Duquenne in Cannes), “Ma vie en rose” van Alain Berliner (inmiddels ingehuurd door Hollywood-diva Demi Moore voor de Disney-productie “Passion of Mind”). Franstalige cineasten voelen zich ook meer gesteund door de overheid dan hun Nederlandstalige collega’s. Ze krijgen meer subsidies, promotie en aanmoediging. Binnenkort zou de oprichting van een aparte Waalse filmcommissie nog extra fondsen moeten vrijmaken, al wordt dit project ook tegengewerkt door de Franse Gemeenschap die voor een versplintering van het eigen talent vreest.

Volgens filmjournalist Robert Malengreau vond de Franstalige Belgische film zijn identiteit door niet langer de Franse cinema achterna te hollen. In plaats van de sterren in Parijs te plukken, zocht men voortaan het – lange tijd verwaarloosde – talent in de eigen achtertuin. Zodat nu ook Belgische actrices in Franse films mogen schitteren, vorig jaar nog Natacha Régnier in “La vie rêvée des anges”. “Faire du belge” is niet langer een vies woord. “Alleen als men lokaal durft zijn, kan men ook internationaal zijn”, weet Malengreau, al meer dan een kwarteeuw hoofdredacteur van het tijdschrift “Pour le cinéma belge”.

“C’est arrivé près de chez vous” was een pseudo-documentaire, een briljant staaltje van wat de Amerikanen zo mooi een “mockumentary” noemen. “Les Convoyeurs attendent” is de eerste lange speelfilm van een ervaren documentarist, die zijn sporen verdiende bij het bejubelde RTBf-pogramma “Strip Tease” waarin op ironische wijze een “belgitude profonde” werd gevat. De filmografie van Chantal Akerman beweegt voortdurend heen en weer tussen fictie en “cinéma du réel”. De Waalse film steunt minder op de clichés van het surrealisme dan op een sterke documentaire traditie, met schrijnende en poëtische getuigenissen als “Misère au Borinage” (1933) van Henri Storck en “Déjà s’envole la fleur maigre” (1960) van Paul Meyer.

De Luikse gebroeders Dardenne hebben geen filmschool bezocht. Jean-Pierre (48) begon zijn carrière als acteur, Luc (45) studeerde filosofie. In 1975 richtten ze hun eigen productiemaatschappij op – “Dérives” – en gingen ze samen documentaires maken. Over werkloosheid, sociale onrechtvaardigheid, alles wat slecht gaat in hun geteisterde geboortestreek. Na een valse start (de maniëristische toneelverfilming “Falsch”) vonden ze in 1996 met “La promesse” hun eigen stijl. Het verhaal van een adolescent die zijn onschuld verliest en in opstand komt tegen zijn vader die hem gebruikt om illegale immigranten te exploiteren. De Taviani’s van het Belgische neorealisme draaiden hun doorbraakfilm in Seraing, in de buitenwijk waar ze naar school gingen toen de staalindustrie nog welvaart en stabiliteit bracht. Nu straalt de sociale malaise in de zwaar getroffen regio van elk beeld af, zonder dat je de makers van enig didactisch opzet of miserabilisme kon beschuldigen. Een duister portret van België aan de vooravond van de Dutroux-affaire.

Dezelfde kwaliteiten vinden we terug in “Rosetta”, maar in een verhaal dat veel uitzichtlozer en wanhopiger is.

GROOT CONTRAST

Na de oscar is de Gouden Palm de meest begeerde filmprijs. Geen groter contrast denkbaar tussen die twee onderscheidingen. De in Los Angeles uitgereikte Academy Awards zijn de triomf van de consensus en van de middlebrow goede smaak – het resultaat van stemrondes bij een overwegend bejaard clubje van gegoede showbizzveteranen uit Beverly Hills. De meeste van de ruim vijfduizend leden komen hun villa niet meer uit en bekijken de films op cassette, stemmen voor vrienden of favoriete studio’s en producenten. Als ze het zelf niet meer weten, mag de adolescente zoon van de Portoricaanse meid de knoop doorhakken. Haast zonder uitzondering gaan de oscars naar kassuccessen en publieksvriendelijke films.

De competitie in Cannes geeft een totaal ander beeld: hier zegeviert de filmkunst “pure et dure”. Algemeen directeur Gilles Jacob stelt het programma samen en privilegieert daarbij auteursfilms uit alle windstreken. Ook uit het programma van deze laatste editie voor het nieuwe millennium bleek dat Jacob geen moer geeft om commerciële en demografische belangen. Zijn enige toegeving aan Hollywood was de vertoning “hors compète” van “Entrapment” en “EdTV”, gewoon om de noodzakelijke supersterren naar de Riviera te lokken: de tv-ploegen die het festival bestormen, zien uiteraard meer brood in Sean Connery of Elisabeth Hurley dan in een Iraanse filmmaker of Taiwanese actrice.

Jacob stelt ook zelf zijn jury samen. Als uitgekookte strateeg waakt hij erover dat hij de voorzitter, wiens persoonlijkheid doorslaggevend moet zijn, omringt met voldoende met hem verenigbare leden. Concreet voorbeeld: voorzitter David Cronenberg werd bijgestaan door twee Hollywoodsterren die in zijn eigen films speelden, Jeff Goldblum (“The Fly”) en Holly Hunter (“Crash”).

De laatste jaren gaat de Gouden Palm naar uitermate cinefiele films: “De Smaak van Kersen” van Abbas Kiarostami, “Eternity and a Day” van Theo Angelopoulos. Ook nu heeft de regisseur van “eXistenZ” duidelijk voor een radicaal palmares gekozen. Het begon al met het uitreiken van de gewone juryprijs aan Manuel de Oliveira voor “La Lettre”, zeker niet de geijkte academische literaire adaptatie. De prijs voor het beste scenario ging naar Youri Arabov en Marina Koreneva voor “Moloch” van Aleksander Sokoerov, een zeer omstreden plechtstatige stijloefening over de persoonlijke problemen van Adolf Hitler en Eva Braun in hun monumentaal gestileerd arendsnest in Berchtesgaden. Heel veel boegeroep ontlokte de dubbele bekroning van “L’Humanité”, een strenge, compromisloze film over een sullige politieman uit de provincie die geen raad weet met het hem omringende kwaad. Bruno Dumont kreeg voor zijn tweede film de Grand Prix du Jury – zeg maar de tweede grote prijs -, Emmanuel Schotté werd tot beste acteur uitgeroepen en Séverine Caneele beste actrice. Beiden hadden nog nooit geacteerd. Hij is werkzoekend, zij werkt in een fabriek. Door films te kiezen die elk op hun manier de uiterste grenzen van het realisme en naturalisme aftasten (“L’Humanité” bevat ook rauw gênante seksscènes), zette de jury zich duidelijk af tegen de meer behaagzuchtige artistieke festivalfilms.

EIGENZINNIGE VOORZITTER

De Canadese voorzitter bekroonde overigens een filmkunst die haaks staat op zijn eigen werk, dat tegelijk grotesk, conceptueel en schokkend tragisch is. Opvallend was ook dat cineasten die op het eerste gezicht veel meer affiniteit hebben met Cronenberg rustig werden gepasseerd: David Lynch die met “The Straight Story” zijn gevoel voor het perverse, het bizarre en het kronkelig vertellen afzweerde; de Japanse cultregisseur Takeshi Kitano die met zijn eentonigeroad movie “Kikujuro” alle surreële gewelduitspattingen liet varen en op de kinderachtige toer ging; en vooral de Canadees Atom Egoyan die met het sombere “Felicia’s Journey” de afwisselend tedere en angstaanjagende ontmoeting toont tussen een van huis weggelopen Iers meisje en een oudere heer ( Bob Hoskins) uit Birmingham die niet uitsluitend op culinair gebied een maniak blijkt te zijn.

De enige toegeving aan de consensus was de regieprijs voor Pedro Almodovar voor diens prachtige vrouwenmelo “Todo sobre mi madre”. Deze flamboyante ode aan vrouwen, moeders en actrices ( Bette Davis, Gena Rowlands en de fictieve Blanche en Stella uit Tennessee Williams’ “A Streetcar Named Desire” was inderdaad de enige film die unaniem door pers en publiek aan de borst werd gedrukt.

Iedereen was het erover eens dat er voor “Todo sobre mi madre” ook leven is na Cannes. Wat lang niet van iedere inzending kan worden gezegd. In zijn slotbeschouwing in “Variety” noemde Todd McCarthy het de enige competitiefilm die ook aan het publiek dacht. De rest van het programma werd door het Amerikaanse vakblad afgedaan als esoterisch, intellectualistisch en highbrow. Met andere woorden: tot welke onverantwoorde excessen artistieke vrijheid leiden kan.

Zeker is dat het festival van Cannes een erg vertekend beeld geeft van het filmbedrijf. Twaalf dagen lang zijn in de officiële programmasecties de meest obscure narcistische bespiegelingen te zien. Festivaliers hebben het over de nieuwe “Dumont”, alsof het om Kubrick of Kurosawa zou gaan, terwijl deze Franse cineast alleen bekend is van één film, zijn debuut “La vie de Jésus”. In heel België trok “La vie de Jésus” – ondanks juichende kritieken – nauwelijks 900 toeschouwers. Na het feest in Cannes, volgt dan meestal ook de ontnuchtering van het echte (film)leven.

“Les convoyeurs attendent” loopt nu in de Belgische bioscoop; “Rosetta” wordt eind september uitgebracht.

Patrick Duynslaegher

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content