Ook minister van Binnenlandse Zaken Luc Van den Bossche is niet onverdeeld tevreden met de Octopus-hervormingen van politie en gerecht. Dat blijkt uit een soms verrassend gesprek.

Het Federaal Comité BOB heeft met zijn beperkte, toch wel corporatistische eisen ten voordele van de rijkswachters van de Bewakings- en Opsporingsbrigades (BOB) een protest op gang gebracht, waar sinds eind vorige week ook vakbonden zich bij aansluiten. De inschaling van de duizend leden van de BOB en hun twaalfhonderd collega’s van de Gerechtelijke Politie bij de Parketten (GPP) is slechts een van de redenen van de vakbondsacties. Zij betreffen zowel het voorgestelde statuut van de geïntegreerde politie als andere aspecten van de hervormingen van politie en gerecht, zoals acht politieke partijen van meerderheid en oppositie die sinds mei 1998 binnen de Octopus-werkgroep voorstaan.

Aan minister van Binnenlandse Zaken Luc Van den Bossche (SP) eerst de vraag hoe hij tegen dat protest aankijkt.

Luc Van den Bossche: De reacties zijn voorbarig. Er was afgesproken dat de vakbonden de documenten van de Ambtelijke Werkgroep op maandag 15 maart kregen en veertien dagen later commentaar zouden geven met het oog op de onderhandelingen in april.

Het protest van het Federaal Comité BOB kwam er vorige week op basis van de tekst van 8 maart, die toen door premier Dehaene aan zijn Octopus-partners van de oppositiepartijen is overhandigd.

Van den Bossche: Die versie is, wat de inschaling van de BOB betreft, tot op heden de juiste. Intussen zijn er wel enkele tabellen met barema’s en andere cijfers aan toegevoegd. Maar, nogmaals, de reacties zijn voorbarig.

Ze wijzen wel op onvrede en misschien zelfs op barsten in het Octopus-front. De Octopus-partners VLD, PRL, FDF en VU beklaagden er zich bij Dehaene over dat zij niet op de hoogte werden gehouden van het geplande statuut van de leden van geïntegreerde politie, van de capaciteitsverdeling tussen het federale en lokale niveau en van de afbakening van de nieuwe politiezones.

Van den Bossche: De vraag van de partijvoorzitters van de vier oppositiepartijen was ten dele gewettigd. Toch hielden wij ons, zowel bij de capaciteitsverdeling als bij de voorgestelde opdeling van het land in nieuwe politiezones, nauwgezet aan de Octopus-wet. Ik heb van meet af aan duidelijk gemaakt dat ik dicht bij de bestaande en grotendeels maatschappelijk verantwoorde 209 interpolitiezones wou blijven. Daarover hebben de gouverneurs nu voorstellen gedaan, die ik zonder meer heb overgenomen en die thans voor advies aan de burgemeesters werden bezorgd. Zelfs de negentien Brusselse burgemeesters blijken nu een voorstel te formuleren. Wel blijven er enkele problemen in de provincie Luxemburg, waar de politiezones wellicht hertekend moeten worden. In het algemeen zouden ze allemaal voldoende omvang en voldoende bezetting moeten hebben om levensvatbaar te zijn. De KU Leuven bestudeert welke de vereiste minimumnormen zijn. Zo kunnen de politiezones nog voor de verkiezingen goedgekeurd worden. Ingrijpende wijzigingen kunnen over enkele jaren gebeuren, na een evaluatie.

Reacties, zoals die van het Federaal Comité BOB en de vakbonden, waren toch te voorzien, als een overheid een megafusie van een kleine 40.000 beambten doordrukt zonder veel uitleg of begeleiding. Uzelf hebt destijds meer tijd uitgetrokken om onderwijs en ambtenarenzaken te hervormen.

Van den Bossche: Het Octopus-akkoord van 24 mei 1998 en de vooropgestelde snelheid van uitvoering beantwoordde aan een plots gekwadrateerde malaise. Omdat het vertrouwen in de politiediensten en in het gerecht voordien al was aangetast, blijft het politiek antwoord om dat democratisch toch essentiële vertrouwen te herstellen een ronduit briljante repliek. Temeer omdat vier oppositiepartijen meteen de regering bijtraden om de nodige remedies uit te dokteren.

Ook op de tribune van de Kamer heb ik echter voor de eindstemming in oktober duidelijk gemaakt dat ik beheersmatig, zeg maar managerieel, problemen heb met de voorgestelde hervormingen. Deels omwille van de voorgeschreven snelheid. Deels omdat er weinig of geen begeleidingsmaatregelen voorzien zijn. De wet “tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus” dateert van 7 december 1998. Er blijft ons geen twee jaar meer over om alles op zijn poten te zetten. Daar begrijp ik de kritiek van de vakbonden dus wél. Voor eind april moeten nog een aantal essentiële beslissingen genomen worden. Begin mei komt de regering in een periode van voorzichtige zaken en onmiddellijk na de verkiezingen van 13 juni mag zij alleen nog lopende zaken afhandelen. Daarna moet er hoe dan ook een nieuwe regering komen. Augustus wordt een vakantiemaand en in september wordt de draad mogelijk opgenomen door nieuwkomers. Dit alles impliceerde dat ik, tegen alle logica in, verplicht was om eerst het syndicaal statuut te laten goedkeuren, nu al het tuchtstatuut in de Kamer bespreek en pas nadien het algemeen administratief statuut van de geïntegreerde politie met de bonden zal doornemen. U moet mij niet zeggen dat het beter andersom ware geweest. Het tuchtstatuut voorziet, bijvoorbeeld, de terugzetting in graad, maar wij moeten nog beslissen over welke graden het precies gaat. Terwijl wij de winkel aan het verbouwen zijn, moet hij bovendien open blijven en de klanten voortreffelijk blijven bedienen. Want politiewerk is en blijft, ongeacht alle mogelijke apparatuur, een werk van en met mensen. Jammer genoeg besteedt de Octopus-hervorming niet echt aandacht aan human resources. Dit gebrek zal zich tijdens de hele hervorming laten voelen.

Is het protest van het Federaal Comité BOB, dat niet eens als vakbond erkend is en niet deelneemt aan de onderhandelingen, een eerste signaal?

Van den Bossche: Dit protest is niet eigen aan de snelheid. Vergeet niet dat wij drie politiekorpsen met elk hun eigen cultuur, wervingsvoorwaarden, opleidingen, werkomstandigheden en bezoldigingen, samensmelten tot één geïntegreerde politie, weliswaar op een federaal en een lokaal niveau.

De problemen stellen zich het scherpst bij de gerechtelijke functie. De rijkswacht had de gewoonte eerste-wachtmeesters en hogere graden met relatief grote vrijheid en verantwoordelijkheden te laten werken bij de BOB. Het zijn echter mensen van niveau 2, met een humanioradiploma, een eigen vorming en dito getuigschriften. De rijkswacht heeft altijd geïnvesteerd in een voortgezette opleiding. De Gerechtelijke Politie bij de Parketten ging zich daarentegen vrij vlug specialiseren en mensen aanwerven met algemeen erkende diploma’s uit het hoger onderwijs. Bovendien hebben zij een eigen voorgeschiedenis. Zo is de GPP erin geslaagd zijn niveau 2-min in één pennentrek te laten opwaarderen en te laten betalen als een niveau 2-plus. De rijkswacht niet.

Dit was een politiek bijna onverantwoorde beslissing van toenmalig minister van Justitie Melchior Wathelet (PSC) in 1991.

Van den Bossche: Dit was onverantwoord omdat je zoiets niet kon doen voor één korps, en ondertussen de anderen laten stikken.

Onder de verantwoordelijkheid van justitieminister Stefaan De Clerck (CVP) liet de GPP in 1997 nog eens een hele reeks inspecteurs zomaar tot commissaris benoemen.

Van den Bossche: Dit maakt het probleem nog moeilijker. Daarom begrijp ik de BOB’ers en hun Federaal Comité als ze zeggen dat ze bij de inschaling niet de knechten van de GPP willen worden. Daar kan ik hen volgen. Ik heb hen dat trouwens al gezegd en geschreven.

Toch moeten we goed uitkijken als we hen plots een wedde van niveau 2-plus betalen. Want er zijn ook andere rijkswachters van dezelfde graad, die niet tot de BOB behoren. En er zijn ook hoofdbrigadiers bij de gemeentepolitie. Ook zij zouden dezelfde bezoldiging kunnen vragen als de leden van de BOB. Op die manier belandt iedereen in het middenkader en loopt het basiskader leeg.

Bovendien voorzien de Octopus-hervormingen wel 5 miljard frank extra voor lonen, maar niet veel meer. Hoe dan ook zullen bijna alle politiemensen meer verdienen dan vandaag. Wie minder dreigt te verdienen, kan opteren voor zijn huidig statuut – dus, geen inkomen verliezen en later, op elk moment, naar het nieuwe overstappen als dat voordeliger wordt. Niemand zal dus slechter af zijn.

Wachtmeesters en eerste-wachtmeesters van de BOB worden in de geïntegreerde politie zogezegd “aangesteld” tot inspecteur, maar ze krijgen noch de verantwoordelijkheid, noch de wedde noch de promotiekansen van een inspecteur van de gerechtelijke politie.

Van den Bossche: We hebben hen ondergebracht in het middenkader. Daarmee krijgen die BOB’ers dezelfde kansen om verantwoordelijkheden en leiding te nemen als de andere inspecteurs. Maar ze krijgen inderdaad niet dezelfde wedde…

…en niet dezelfde promotiekansen.

Van den Bossche: Daarover kan nog onderhandeld worden. Ik wil gerust een aantal van de vormingen, die de BOB’ers genoten hebben, in rekening brengen. Temeer omdat ze uiteindelijk hetzelfde werk doen als hun toekomstige collega’s van de GPP.

U moet toch toegeven dat de Ambtelijke Werkgroep de politicieel-gerechtelijke opdrachten, de vormingscycli, de ervaring en de verantwoordelijkheden van de BOB miskent.

Van den Bossche: Dat is juist. Ik heb trouwens de commandant van de rijkswacht, luitenant-generaal Herman Fransen, vorige maand gevraagd me de lijst te bezorgen van alle interne vormingen van de rijkswacht. Precies om die in rekening te kunnen brengen. Deze vormingscycli zijn eigen aan de rijkswacht en ze zijn mij niet bekend. Terwijl die van de gemeentepolitie bij Koninklijk Besluit geregeld zijn en algemeen erkende attesten opleveren. In dit domein zullen we de teksten van de Ambtelijke Werkgroep zeker moeten bijsturen.

De toekomstige Directie Gerechtelijke Politie moet door een combinatie van ervaring, academische graden, terreinervaring en bijscholing voldoende kwaliteit bieden. Hoe kan u die kwaliteit garanderen?

Van den Bossche: Het officierenkorps zal moeten instaan voor een gedegen leiding en veel human engineering. In het middenkader zullen echter ook experten – specialisten in vennootschapsconstructies, boekhouding, computers, psychologie of andere disciplines – een eigen loopbaan kunnen uitbouwen op basis van een diploma hoger onderwijs. Ze moeten zelfs geen officier zijn, maar ze zullen wel goed betaald worden. Dit was in de oorspronkelijke versie niet voorzien, en werd vorige week al toegevoegd.

Krijgt u nu de rekening voorgeschoteld van de voormalige commandant van de rijkswacht, luitenant-generaal Willy De Ridder, en zijn medestanders? Die lieten de rijkswacht jaren geleden koste wat het kost aan community policing doen – dit in concurrentie met de gemeentepolitie -, maar verwaarloosden intussen de uitvoering van en de controle op de gerechtelijke opdrachten.

Van den Bossche: We worden vanzelfsprekend geconfronteerd met alle mogelijke erfenissen. Commandant De Ridder heeft verschillende bewegingen binnen de rijkswacht op gang gebracht. Hij heeft onder andere voor een beter management gezorgd, heeft geprobeerd de communicatie te verbeteren, enzovoort. De historische verdiensten van De Ridders ploeg zijn groot. Zelfs hun keuze voor community policing zette de rijkswacht jaren geleden al op de weg die de nieuwe politie nu kiest.

Had de rijkswacht nog de tijd gekregen, dan had ze wellicht ook haar gerechtelijke zuil bijgewerkt. Door de snelheid van Octopus is die tijd er niet en dat voel je inderdaad. Het sluimerend ongenoegen binnen de BOB komt nu ineens naar boven. Temeer ook omdat de verhouding tussen het gerecht en de rijkswacht niet zo best was. De rijkswacht beklaagde zich over de gebrekkige kennis van de onderzoeksmagistraten, en dus over de leiding van het onderzoek. Die lag theoretisch in de handen van de magistraten, maar berustte in de praktijk bij de BOB of bij het Centraal Bureau voor Opsporingen (CBO) van de rijkswacht.

De Octopus-hervormingen betreffen gelukkig zowel politie als gerecht. Daarom wijs ik er nog eens op dat het geen zin heeft magistraten verantwoordelijk te maken voor de leiding van een gerechtelijk onderzoek als zij daartoe noch de vorming noch de middelen krijgen. Een diploma in de rechten zegt niks over de manier waarop een onderzoek gevoerd, laat staan geleid moet worden. Het volstaat evenmin een goed jurist te zijn om een hof of een rechtbank te leiden.

Structuurwijzigingen garanderen nooit meer kwaliteit. Nooit. Ze kunnen slechts een omgeving scheppen waarin het kwaliteitsstreven minder gehinderd of meer gestimuleerd wordt. Ik denk wel dat de huidige hervormingen meer kwaliteit kunnen genereren. Als er tenminste voldoende aandacht wordt besteed aan het management op het terrein. Precies daarom moeten we nog begeleidingsmaatregelen uitwerken voor politiemensen en magistraten. Als het vormingsbudget in de magistratuur geen 6 à 7 procent van de personeelskost gaat bedragen, maakt het gerecht geen kans om beter te performeren. Magistraten moeten niet alleen de mogelijkheden maar ook de tijd krijgen om zich op de hoogte te houden en zich bij te scholen. Zeker om de verantwoordelijkheden uit te oefenen die hen nu ten volle toegeschoven worden. En als onderzoeksmagistraten uitsluitend via tussenpersonen contact zouden mogen hebben met de mensen die het onderzoek op het terrein uitvoeren, dan zullen we er zeker niet op vooruitgaan. Integendeel. Want dan zal de magistraat even verantwoordelijk als blind zijn.

De politie van haar kant heeft het voordeel dat ze, naast de gespecialiseerde taken die de federale politie zal uitvoeren, een laagdrempelige organisatie wordt. In feite willen we de politie een door de samenleving opnieuw aanvaarde functie geven. Ze was in wezen een Fremdkörper geworden, met alle afstotingsverschijnselen van dien. De community policing moet precies het vlotte contact, zeg maar de dialoog tussen de burger en zijn politie herstellen.

We laten ons bovendien niet langer immobiliseren door het dilemma tussen het repressief optreden en de zogeheten sociale benadering van de fenomenen. Niemand ontkent de sociale Unterlagen van de criminaliteit en daar wordt aan verholpen met samenlevings- en andere duur gesubsidieerde contracten. Deze benadering is echter niet zaligmakend als er op het gepaste moment niet repressief kan worden opgetreden. Wie over de schreef gaat, moet dat voelen. De politie krijgt binnen zijn politiezone die dubbele taak toegewezen. De wijkagent moet trouwens de eigenaar van zijn wijkproblemen worden, en alle betrokken partijen moeten hem als dusdanig erkennen. Daarom vind ik het idee van mijn voorganger en partijgenoot Johan Vande Lanotte om Buurtinformatienetwerken (BIN’s) op te richten, nog altijd een ideaal alternatief voor de burgerwachten. Niks is gevaarlijker dan een amateurpolitie. De Buurtinformatiewerken moeten dan wel erkend worden, en moeten leren samenwerken met de politie. Ze verminderen niet alleen de onveiligheid maar ook het vaak irrationele onveiligheidsgevoel. Ze helpen zelfs een nieuw sociaal weefsel te genereren.

Dus, netwerken van glurende buren die de politiestaat – waartegen ook u dertig jaar geleden betoogde – vervangen door een conciërgestaat.

Van den Bossche: We moeten dat niet overdrijven. Al geef ik toe dat onlangs vier Russische professoren in De Pinte werden opgepakt omdat ze, verrast door zoveel luxe, ook al eens in de villa’s binnenkeken. Tot het Buurtinformatienetwerk de politie alarmeerde, deze vier eminente genodigden van de Gentse Universiteit werden opgepakt en pas enkele uren later, na tussenkomst van de rector, werden vrijgelaten.

In welke mate verbinden uw plannen al de volgende regering?

Van den Bossche: Na onze gesprekken met de vakbonden over het statuut en de inschaling willen we in april zo nodig nieuwe directieven geven aan de Ambtelijke Werkgroep. Definitieve beslissingen daarover kunnen we echter moeilijk voor de verkiezingen nemen. De richting zal wel duidelijk zijn. Omdat het Octopus-akkoord uiteindelijk acht partijen bindt, bepaalt het onvermijdelijk ook het beleid van de volgende regering; ongeacht haar samenstelling. Al kan de verkiezingskoorts voor geklaag en schijngevechten zorgen.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content