Zes jaar na de invoering van de wet op het partnergeweld gaan hulpverleners op de bres staan. Ze vinden de wet, die het slachtoffer de kans geeft de dader uit het huis te zetten, een maat voor niets.

De bedoelingen waren nobel. Na jarenlang gepalaver en geruzie tussen de politieke families kwam er in januari 2003 dan toch een nieuwe wet op het partnergeweld. Die verhoogde de maximumstraf voor de dader tot een jaar effectieve celstraf. Bovendien bood hij het slachtoffer van het geweld ook de kans om de dader (althans voorlopig) uit het huis te laten zetten, via een burgerrechtelijke procedure bij de vrederechter.

De uithuiszetting was een overwinning van de hulpverleningssector. Die pleitte al jaren voor zo’n regeling. Voordien was het veelal het slachtoffer – in de meeste gevallen vrouwelijk – dat naar een vluchthuis trok. De dader bleef gewoon thuis wonen. Dat zou door de wet dus veranderen.

Nadien volgden nog nationale actieplannen, sensibiliseringscampagnes en in 2006 ook twee rondzendbrieven van het College van Procureurs-Generaal. Die brieven vroegen extra aandacht voor de problematiek. Onder meer door de aanstelling van een gespecialiseerde magistraat in elk rechtsgebied, en een eenduidig registratiesysteem voor partnergewelddossiers.

Uit de eerste cijfers die het College van Procureurs-Generaal vrijgaf, blijkt dat er vorig jaar 46.670 zaken over partnergeweld binnenliepen bij de correctionele parketten in ons land. In 2007 waren er dat 44.743. In meer dan de helft was er sprake van een persoonsdelict, vooral het toebrengen van slagen en verwondingen (goed voor 41 procent van de dossiers).

Een wet vol goede bedoelingen dus. Alleen loopt het niet zoals het zou moeten. Uit de cijfers van het College blijkt namelijk dat meer dan driekwart van de dossiers over partnergeweld zonder gevolg blijven. In slechts 11,76 procent van de gevallen komt het daadwerkelijk tot een dagvaarding of vonnis.

Nog erger is het gesteld met de fameuze uithuiszettingen. Die worden niet door de strafrechter beslist, maar door de vrederechter. Het computersysteem van de 225 vredegerechten in ons land maakt geen onderscheid tussen de uithuiszetting en andere zogenaamde voorlopige en dringende maatregelen. Een kleine rondvraag bij een twintigtal vrederechters geeft wel een indicatie: de meeste rechters hielden het op ‘hooguit enkele gevallen’. Ook bij het Instituut voor de Gelijkheid van Mannen en Vrouwen, dat de problematiek op de voet volgt, bevestigen ze dat vrederechters maar zelden een dader uit huis laten zetten.

Eric Van den Eeden is vrederechter in het kanton Kontich en een vaak gevraagde spreker op studiedagen over partnergeweld. Zelf heeft hij sinds de invoering van de wet in 2003 al drie keer een verzoek tot uithuiszetting gekregen. ‘U mag dus gerust zeggen dat het weinig tot nooit gebeurt’, zegt de vrederechter. ‘Het probleem is vooral dat slachtoffers niet op de hoogte zijn van de procedure. Als ze een klacht indienen bij de politie start de strafrechtelijke procedure. Voor een uithuiszetting moeten ze echter een burgerrechtelijke procedure starten bij een vrederechter. Een andere procedure, een andere rechtbank dus. Maar de doorverwijzing gebeurt nauwelijks of niet.’

Hulporganisaties en vluchthuizen gaan op de bres staan. Zij merken dat slachtoffers van partnergeweld amper een beroep doen op de bewuste wet. ‘De wet werkt niet. Punt.’ Kris De Groof, stafmedewerker bij het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, dat alle hulporganisaties en vluchthuizen ondersteunt, is formeel. ‘Wij zien het dagelijks in de praktijk. Het aantal klachten dat ingediend wordt bij de parketten is slechts een fractie van de werkelijkheid. De meeste slachtoffers dienen nog altijd geen klacht in.’

En ook de uithuiszetting, waar de sector zo zat op te wachten, is een fabeltje, stelt De Groof. ‘De regeling werkt gewoon niet. Wat wij wilden en wat slachtoffers nodig hebben, is dat de dader meteen voor een tijdje uit het huis wordt gezet, tot er een definitieve regeling is. De bedoeling is dat het slachtoffer rustig kan bekomen en zich weer veilig kan voelen. De procedure voor de vrederechter duurt in theorie twee tot vier weken en is erg omslachtig. In de praktijk komt het erop neer dat het toch weer het slachtoffer is dat het huis verlaat.’

De rondzendbrieven uit 2006 wilden nochtans tegemoetkomen aan die verzuchting. De brieven geven de politie-inspecteur bij wie het slachtoffer een klacht indient al de mogelijkheid om in te grijpen. In de brief staat letterlijk dat de ‘inspecteur aan de pleger van het geweld kan vragen of die vrijwillig de woning wil verlaten’.

‘Dat slaat toch nergens op?’ zucht Kris De Groof. ‘We zien het zo vaak: tegenover de politie knikt de pleger uiteraard ja. Hij mag beschikken, doolt wat rond en gaat dan gewoon weer naar huis. Met alle gevolgen van dien. De politie kan alleen een beroep doen op de goodwill van de dader, maar heeft niet de middelen om te controleren of die zijn belofte nakomt. Daardoor kan het slachtoffer zich eigenlijk nooit veilig voelen.’

‘Geen misdrijf’

Nog een merkwaardige vaststelling in de cijfers van het College voor Procureurs-Generaal: in meer dan 13 procent van de seponeringen geeft de procureur als motivatie: ‘geen misdrijf’. Cijfers waar advocaat Elfri De Neve, gespecialiseerd in familiezaken, een mogelijke verklaring voor heeft. ‘Wij zien in de praktijk een duidelijke trend. Partnergeweld wordt soms misbruikt om de voordelen van de nieuwe wet op het partnergeweld te kunnen inroepen bij een vechtscheiding’, stelt hij.

En dan gaat het vooral om de uithuiszetting. ‘Die maatregel is bedoeld als voorlopige oplossing. Maar u moet weten dat voorlopige oplossingen vaak vrij definitieve oplossingen kunnen zijn. Sinds de nieuwe wet kan een echtscheiding zelf snel gebeuren, maar de verdeling van goederen en dergelijke kan jaren en jaren aanslepen. Een tijdelijke situatie trachten te creëren waarbij je bezit krijgt van de gezinswoning is voor heel wat mensen die aan het scheiden zijn erg aantrekkelijk.’

Dat misbruik heeft een pervers neveneffect. De Neve: ‘Het heeft als gevolg dat echte slachtoffers van partnergeweld soms ten onrechte niet meer geloofd worden. En dan moet je als slachtoffer al héél sterk in je schoenen staan om nog stappen te ondernemen.’

Toch wil de advocaat het kind niet met het badwater weggooien. ‘De nieuwe wet op het partnergeweld en de rondzendbrieven hebben ook een goede kant: het bracht het thema meer onder de aandacht. Er kwam ook een nieuw registratiesysteem waardoor we nu tenminste weten hoe de situatie is. Maar het is een utoptie dat een wet het probleem van partnergeweld kan oplossen.’

DOOR CATHY GALLE

‘Door misbruik in echtscheidingszaken worden échte slachtoffers soms niet meer geloofd.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content