Diplomatie volgens Rik Coolsaet en Willy Claes: de wereld is veel groter dan België ooit kan zijn.

Het beeld van premier Jean-Luc Dehaene (CVP) bij zijn recente bezoek aan Kazachstan, uitgedost in lokale klederdracht, illustreert bijna karikaturaal een paar beginselen van de Belgische buitenlandse politiek. Vooreerst trok Dehaene daar tijdens de paasvakantie naartoe, dus op een moment dat er luwte heerste (toen nog) in de Wetstraat. Want buitenlands beleid is iets voor wanneer er binnenlands niets dringenders op de agenda staat. Vervolgens ging de premier daar nogal voyant de belangen verdedigen van Tractebel. Want buitenlands beleid heeft vooral een commercieel-economisch doel.

Die grondbeginselen heeft Rik Coolsaet, hoogleraar aan de Gentse universiteit, onderzocht in zijn doctoraalproefschrift, dat onder de titel “België en zijn buitenlandse politiek, 1830-1990” zopas in een commerciële editie is gepubliceerd. Het boek is zonder meer een standaardwerk over de Belgische diplomatieke geschiedenis – niet moeilijk, want een vergelijkbare publicatie bestaat vreemd genoeg niet. Het is een des te unieker boek, omdat Coolsaet het feitelijke historische relaas – dat ook tal van boeiende, maar te weinig opgemerkte feiten aan het licht brengt – verklaart via de theorievorming omtrent diplomatieke geschiedenis.

NOUS AVONS PEUR, WIJ ZIJN BANG

De centrale thesis van het boek is dat de Belgische diplomatie, onder meer als gevolg van haar economische finaliteit, altijd minder werd bepaald door de internationale verhoudingen op zichzelf dan door de binnenlandse consequenties daarvan. Zo houdt Coolsaet een opmerkelijk verhaal over de socialistische minister van Buitenlandse Zaken Paul-Henri Spaak onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog, die de geschiedenis is ingegaan als een fervent voorstander van een door de Amerikanen gedomineerde transatlantische band, als secretaris-generaal van de Navo en als auteur van de uitspraak “nous avons peur”; wij zijn bang, versta: bang voor een Russische invasie.

Volgens Coolsaet heeft Spaak nooit geloofd in een sovjetagressie en was hij aanvankelijk ook geen atlantist. Hij werd dat alleen omwille van de politieke en vooral de economische voordelen daarvan. Het resultaat (een door de Verenigde Staten beheerste Navo) beantwoordde immers aan wat Spaak eerst op een andere manier wou realiseren: de Europese integratie van Duitsland, het vrijwaren van de afzetmarkten voor de Belgische economie om aldus overproductie en sociale onrust te voorkomen, en het vleugellam maken van de toen nog machtige communistische oppositie.

Het zijn niet allemaal “onthullingen” die Coolsaet brengt, hoewel zijn boek best wat verrassende feiten bevat. Het belang van zijn relaas is dat hij het in een context plaatst, zodat dit historische verhaal over het buitenlandse beleid ook een prisma is dat een meer verfijnde kijk op het geheel van de Belgische politieke geschiedenis mogelijk maakt. De verrassende economische toenadering van België tot nazi-Duitsland kort vóór 1940 opent, bijvoorbeeld, nieuwe perspectieven voor de historiek van de koningskwestie, de polemiek rond de toenmalige koning Leopold III.

Coolsaet speelde enkele jaren zelf een rol in de Belgische diplomatie als kabinetslid van enkele socialistische ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie. Deze ervaring bezorgt hem een interessante invalshoek voor zijn epiloog over de toekomst van het buitenlands beleid. Een van de essentiële vragen die zich daarbij stellen, gaat over het politieke – en dus diplomatieke – beheer van de economische mondialisering. Waarbij, tussen twee haakjes, Coolsaet niet veel goeds verwacht van met name het Vlaamse streven om hierin zelf soeverein op te treden.

PESSIMISME IS NIET NODIG

Deze globalisering is het centrale begrip in het eveneens pas verschenen boek “Onze planeet, één wereld” van Willy Claes, een van de ministers onder wie Coolsaet nog “gediend” heeft – en met wie hij het overigens wel vaker niet eens was. Claes gaat ervan uit dat de steeds verdere liberalisering van de op mondiale schaal opererende economie (per definitie) steeds meer aan het politieke beheer ontsnapt en, omgekeerd, zelf het sociaal-economische beleid van zeker individuele staten onder curatele houdt. Geen staat kan nog doen wat hij wil, of de beurs slaat terug. In die context onderzoekt Claes een breed spectrum van “boodschappen” voor de wereld van de volgende eeuw.

Veel concrete oplossingen hoeven van dit boek niet te worden verwacht. Het schetst vooral de situatie van de internationale verhoudingen in een snel evoluerende wereld, sinds het heldere beeld van de bipolariteit (communisme tegen kapitalisme) met de val van de Muur in 1989 werd doorbroken. Het is overigens maar de vraag in hoeverre de helderheid van dat beeld niet het gevolg was van gezichtsbedrog.

Claes spreekt met zorg over de toestand van de wereld, waarin hij het kortetermijndenken van de gedereguleerde economie plaatst tegenover de noodzaak van meer sociale, economische en ecologische rechtvaardigheid. Hoewel hij de schijn tegen heeft, is Claes niet pessimistisch gestemd. In zijn bij uitstek ethische betoog vertrouwt hij erop dat, tegenover de onzekerheid van de toekomst, verantwoordelijkheid en solidariteit het toch zullen halen. Men helpt het hem graag geloven.

Rik Coolsaet, “België en zijn buitenlandse politiek, 1830-1990”, Van Halewyck, Leuven, 670 blz.

Willy Claes, “Onze planeet, één wereld. Boodschappen voor de 21ste eeuw”, Icarus, Antwerpen, 347 blz.

M.R.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content