Walter Pauli

Zes jaar na de definitieve sluiting van de Boelwerf is er nog niet één vierkante meter aan reconversie toe. Een uitzichtloos verhaal van gulzige aandeelhouders, starre ambtenaren en een wanhopig dorp.

Meteen terug naar 1992-’93, de afwikkeling van het eerste faillissement van de Boelwerf. De Vlaamse overheidsinstelling Gimvindus neemt de Begemann-groep in de arm om de Boelwerf weer op te starten. De Vlaamse ‘huurling’ van Begemann, André Deleye, zou van datzelfde Gimvindus kort nadien ook een sleutelrol krijgen in de reconversie van de Kempense Steenkoolmijnen. In Limburg noch in het Waasland leidde die passage tot veel economisch succes.

Wat deed Begemann dan in de Boelwerf? Met Gimvindus werd overeengekomen om samen anderhalf miljard frank te investeren in een nieuwe start voor de Boelwerf. Tegelijk beslisten Gimvindus en Begemann om de werf in twee afzonderlijke entiteiten te splitsen – één werkingsmaatschappij Boelwerf-Vlaanderen (voor de bouw van de schepen), één eigendomsmaatschappij nv Werfinvest (met de gronden en de gebouwen).

Toen Boelwerf-Vlaanderen nauwelijks twee jaar later definitief het faillissement aanvroeg, zagen de door de rechtbank aangestelde curatoren al snel het resultaat van de ‘nieuwe start’ van Boelwerf. Er was niet of nauwelijks geïnvesteerd – zeker geen anderhalf miljard frank. Een mens mag natuurlijk niet vertrekken met de idee van kwade trouw, maar toch. Niet alleen de curatoren, ook vakbonden en journalisten die het dossier volgden, konden zich niet van de indruk ontdoen dat Begemann en Gimvindus de bestelde en half-afgewerkte schepen hebben voltooid en verkocht – en daarvoor dus geïnd – en dat zij daarna zonder veel omhaal de boeken sloten.

Die indruk werd nog versterkt door een rel die meteen na het faillissement ontstond tussen de oude aandeelhouders en de drie curatoren: Jef Dauwe, André Mettepenningen en Dani De Clercq. Ineens bleek dat Begemann en Gimvindus het onroerend goed – 85 hectaren prima industrieterreinen – weigerden over te dragen aan de curatoren. Lapidair uitgedrukt, beschouwden zij dat als een niet-terugvorderbare fee voor hun ‘inzet’ in de Boelwerf.

En waren trouwens nog andere anomalieën, zeker in het licht van de recente fraude met scheepskredieten waarvoor de Antwerpse ex-schepen André Gantman (VLD) momenteel in hechtenis zit. Van een bij Boelwerf te bouwen schip waarvoor de overheid meer dan anderhalf miljard aan scheepskredieten had uitbetaald, vonden de curatoren niet meer terug dan twintig ton staalplaat. Tot vandaag is de rest spoorloos – de kredieten trouwens ook.

Terug naar de gronden. Dat de gehaaide Nederlanders van Begemann zo’n gulzige redenering ontwikkelen, tot daar aan toe. Dat Gimvindus, deel van de Vlaamse overheid, dat deed, strookte al veel minder met de maatschappelijke deontologie. Op nog een paar in aanbouw zijnde schepen na was het roerend goed immers nauwelijks wat waard – zoals gezegd: de nieuwe aandeelhouders hadden niet geïnvesteerd – zodat de curatoren de gronden en gebouwen nodig hadden om hun schuldeisers af te betalen. En de resterende schuldeisers vallen volledig onder de noemer ‘sociaal passief’: het Fonds voor Bedrijfssluitingen (dat voorschotten uitbetaalde) en ongeveer 530 personeelsleden die nog recht hebben op een (deel van de) ontslagpremie. Het gaat om 310 bedienden en 220 arbeiders. Het geld van de Boelwerf-gronden moet dus de wonde van het ontslag balsemen, de woede milderen, de frustratie wegnemen.

Het omgekeerde geldt ook: iedere achterstal in de verkoop betekent dat de werknemers langer op ‘hun centen’ zullen wachten. Of ook: als de curatoren op het einde van de rit te weinig geld overhouden – bijvoorbeeld door tegenvallende ontvangsten (maar dit gevaar is compleet irreëel) of door onvoorziene extra uitgaven – zullen de werknemers uiteindelijk niet krijgen waar ze recht op hebben.

En in die twee factoren – vertraging en minderinkomsten – spelen Begemann en Gimvindus het hard. Ze betwistten dat het kostelijke onroerend goed tot de boedel van de werf behoort, wat inhield dat ze wetens willens de werknemers geen ontslagpremie gunnen. Zonder gronden is er immers geen geld. De curatoren moeten de zaak voorleggen aan de Rechtbank van Koophandel. Pas na een kleine vier jaar komt er een dading: Gimvindus en Begemann dragen de gronden over aan de curatele, maar ze krijgen wel een vergoeding. De reconversie van Boelwerf begint dus niet bij het faillissement in november 1994, maar in 1998, bijna vier nutteloze jaren te laat. Ook daarvoor tekent dus Gimvindus mee.

DE KOMST VAN DE ARABIEREN

Maar goed, vanaf 1 februari 1998 hebben de curatoren eindelijk de ‘werf’ fysiek in handen. Ze willen nu ‘zo snel mogelijk’ verkopen. De vooruitzichten lijken gunstig. Niet alleen de grootte van het gebied is aantrekkelijk, ook de uitstekende ligging is niet te versmaden. Midden in de driehoek Antwerpen-Brussel-Gent, en met twee kilometer Schelde-oevers. Als het van de Europese Unie afhangt, zijn waterwegen trouwens hét alternatief van de toekomst voor het vervoer van containers en andere bulkgoederen, dat nu voor congestie zorgt op alle Europese autowegen. In binnen- en buitenland worden glanzende folders verspreid, in de internationale pers verschijnen advertenties. Snel dienen zich bijna 150 kopers aan.

Hoewel er een eenzame Arabische speculant wel bereid is de hele site op te kopen (en dan jaren braak te laten liggen, ook in het Waasland stijgt de grondprijs snel), willen de meeste kandidaten kleinere percelen. Om het geheel van de site niet alleen op een commercieel, maar ook sociaal en maatschappelijk verantwoorde wijze te gelde te maken en dus een nieuwe bestemming te geven, brengen de curatoren een heuse task-force bijeen om samen de toekomst van de Boelwerf te begeleiden. Het halve Waasland is daarin vertegenwoordigd. De vakbonden, natuurlijk de onvermijdelijke René Stroobant van het ABVV en Piet Callens van het ACV, de burgemeester van Temse, afgevaardigden van de intercommunale van het Land van Waas, van de Kamer van Handel en Nijverheid, de Economische Raad van Oost-Vlaanderen, ook van Gimvindus.

Iedereen wil de gronden zo snel mogelijk verkopen. De ex-werknemers krijgen dan eindelijk hun geld, en nieuwe bedrijven betekenen nieuwe jobs – achthonderd, zo hopen ze hardop. Voor het zwaar geteisterde Temse, met tweeduizend nieuwe werklozen in een paar jaar tijd, is dat een conditio sine qua non om er terug bovenop te komen.

HISTORISCHE VERVUILING

Maar ineens duiken nieuwe obstructies op. De Boelwerf had zich stukje bij beetje uitgebreid, maar al jaren beschouwt het kadaster de hele werf als één – weliswaar reusachtig – perceel. Die beslissing was niet onlogisch. Zowel de administratie als de onderneming berekenen en betalen liever één kadastrale factuur dan een dertigtal kleinere.

Maar ineens blijkt dat de diensten van het kadaster de Boelwerf niet mógen opsplitsen in kleinere, modernere percelen. Er komt immers een njet van de openbare afvalstoffenmaatschappij OVAM. Her en der op de Boelwerf is er ondergrondse vervuiling. Op het oude stort van de Boelwerf na, 2,5 hectare bij de polders van Tielrode, gaat het om talloze plekken van een paar tientallen vuile vierkante meters. Oude mazouttanks in de grond. Een loods waar ooit atoomduikboten werden gebouwd: 200 vierkante meter nucleaire vervuiling. Een andere hangar waar matrijzen werden geklopt: de grond vol ijzervijlsel en roest. Met detergent doordrenkte gronden nabij de spuitkabines…

Niemand betwist dat een sanering noodzakelijk is. Maar OVAM kent als kleinste eenheid… het kadastrale perceel. En omdat de hele Boelwerf één perceel is, eist OVAM dus eerst een sanering van het héle terrein. Pas dan mogen de curatoren de eerste vierkante meter Boelwerf verkopen. In se is die wetgeving logisch. Het verhindert bijvoorbeeld een oudijzerhandelaar om zijn mooie villa te verkopen en de aanpalende vervuilde loods braak te laten, omdat sanering hem te veel kost.

Alleen is het probleem-Boelwerf van een andere orde. Eén: het enige geld om de sanering van de vervuilde percelen te betalen, kunnen de curatoren puren uit de verkoop van de propere delen. Maar dat mogen ze dus niet van OVAM. Twee: de hele sanering blijft een miljardenzaak. De curatoren (en met hen alle leden van de task-force) vinden dat de overheid minstens een deel van de sanering moet dragen. Curator Jozef Dauwe: ‘De Boelwerf is actief sinds 1829. Een groot deel van de vervuiling hoort dus tot de historische vervuiling. Verschillende generaties aandeelhouders en arbeiders hebben hiertoe bijgedragen. Het is niet juist dat alleen het allerlaatste contingent werknemers de kosten hiervan moet betalen.’ (Versta: iedere extra kost vermindert de sociale enveloppe.) Maar ook hierrond houdt OVAM het been stijf. Ook al is er geen boos opzet, de wet is de wet, het decreet is het decreet. Een soepele interpretatie (bijvoorbeeld terugkeer naar de oude kadastrale percelen) is uitgesloten; het zou een precedent creëren. Alles liever dan dat. Alles.

LEEGSTAND

De OVAM-blokkage leidt tot een cascade van bijkomende problemen. Zo wilden de curatoren de bovengrondse sanering aanpakken. Die was nodig om een leegstandboete van de administratie ruimtelijke ordening te vermijden, 83 miljoen per jaar. In 1998 werd die boete voor twee jaar opgeschort (niét kwijtgescholden), om de curatoren tot januari 2000 de tijd te geven alles te saneren. Het gerenommeerde Nederlandse bureau TAUW bracht alle te slopen gebouwen in kaart, alle gammele loodsen, constructies en werkhallen met asbest. Hun dossier liet zich alleen vervoeren in een kleine vrachtwagen.

De afbraak werd concreet gepland. Het goedkoopste bod op een openbare offerte bedroeg 448 miljoen frank, uitgebracht door een tijdelijk verbond van Rema (een afbraakfirma uit het nabije Puurs) en Envisan (een dochter van baggerreus De Nul).

Zo’n sanering kan in theorie rekenen op een forse subsidie, gemiddeld zestig procent van de prijs. Het antwoord van de Vlaamse economische administratie ontnuchterde: ‘Tot onze spijt kunnen we geen gevolg geven aan uw aanvraag.’ Punt. Iedere verdere argumentatie ontbreekt. Het had drie consequenties voor de Boelwerf. Eén: een meerkost van enkele honderden miljoenen moet weerom af van de sociale enveloppe. Twee: wegens het wegvallen van subsidies kunnen de curatoren niet betalen (onvoldoende geld in kas, want nog niet één perceel verkocht), waardoor de werken niet kunnen beginnen. Waardoor vorige week het verdict viel inzake leegstand. De Vlaamse administratie ruimtelijke Ordening stuurde voor het jaar 2000 een heffing van welgeteld 83.271.000 frank. Daarbij de opgeschorte boete van de twee vorige jaren. Totale som: 240 miljoen frank. Vorige week zagen de curatoren hun beroep – ‘overmacht’ – verworpen. Ook deze administratie wil geen precedent scheppen.

En zo zijn alle betrokkenen rond de Boelwerf de wanhoop nabij. Na de gulzigheid van de Vlaamse overheidsmaatschappij Gimvindus heeft de gecumuleerde ‘niet-buiten-het-boekje’ mentaliteit van drie Vlaamse administraties (OVAM, economie en ruimtelijke ordening) de Boelwerf financieel gewurgd. De ministers Dirk Van Mechelen (VLD) en Vera Dua (Agalev) zijn al een tijd op de hoogte van het probleem. Ook al bezocht Van Mechelen de werf, ook al beloofde hij de zaak aan het rollen te brengen, een concreet engagement bleef uit.

En dat zou er beter komen. Zonder toezegging moet de failliete Boelwerf immers op haar beurt een faillissement aanvragen – de curatoren kunnen de onverwachte honderden miljoenen immers niet betalen. Wat de staat dan moet doen, is onbekend, wegens nog nooit gebeurd. Wellicht rest de overheid niets anders dan de Boelwerf bij openbaar opbod te verkopen. Waartoe zo’n niet te plannen bedoening zal leiden, welke toekomst dit scenario bijvoorbeeld aan Temse biedt, is dan maar de vraag.

Nu al betaalt de samenleving een hoge prijs voor de ambtelijke onwil en de politieke aarzeling. De gemeente Temse wil haar te eng behuisde administratie onderbrengen in de voormalige kantoorgebouwen van Boelwerf. Temse wil hiervoor 120 miljoen betalen, maar mag dat dus niet. De provincie Oost-Vlaanderen moet wachten op de zes ecologisch waardevolle hectaren vijvers: voor het spoelen had Boelwerf zoet water nodig, dus groef het eigen vijvers. En zal de aftakeling verdergaan van Den Esch, een reusachtige, met marmer beklede zaal met 3000 zitplaatsen, het grootste auditorium van Vlaanderen? Wat moet Belgomin denken, een overslagbedrijf dat nu langs de toeristische kade van Temse gelegen is: geen kans op uitbreiding, veel hinder voor de omgeving. Belgomin wil naar de voormalige Boelwerf, maar mag niet.

Curator Jef Dauwe wijst dus met beschuldigende vinger naar de overheid: ‘Zij moet de administratie tot soepelheid verplichten. Vandaag beleven we een kafkaiaanse halsstarrigheid. We willen verkopen en saneren, maar ofwel mogen we niet, ofwel werken Brusselse administraties tegen. Ik vraag al niet meer van de Vlaamse overheid dat zij het probleem van Boelwerf oplost – die illusie ben ik al jaren kwijt. Ik vraag alleen, maar met aandrang, dat zij mensen en organisaties die hun best doen om het probleem op te lossen waarin zijzelf, onder meer via Gimvindus, Temse en omstreken heeft gestort, niet langer tegen te werken.’

QUO USQUE TANDEM

En dan nog. Komt Dauwes oproep al niet te laat? Want stel, stel even dat het ondenkbare, allerbeste scenario werkelijkheid wordt. Dat deze week nog de ambtelijke kolos ineens in beweging komt: OVAM geeft het kadaster toestemming om de werf te splitsen, de curatoren verkopen de propere percelen, er is geld én subsidie voor de bovengrondse sanering, de historische vervuiling van de ondergrond wordt erkend, de absurde leegstandtaks wordt kwijtgescholden. Dan nog zal het wellicht jaren duren voor het faillissement afgehandeld is en de oud-werknemers van Boel hun rechtmatige ontslagvergoeding zullen krijgen. Nogmaals: alleen in dit zeer gunstige, haast fantasierijke scenario. En dan nog krijgen de werknemers van het failliete Boel nooit meer dan 250 miljoen van de nagenoeg 650 miljoen frank waarop ze aanvankelijk recht hadden.

De realiteit oogt dus grauwer. In Temse spreken ze hardop van een ‘Mars op Brussel’ – en iedereen beseft dat in de hoofdstad dan een eruptie dreigt van opgekropte Wase frustraties. Sociale organisaties als de vakbonden staan met de rug tegen de muur. Die oproep ondersteunen is riskant wegens de hier en daar al uitgesproken dreiging met fysiek geweld. Doof blijven voor dat voorstel betekent de werknemers in de armen drijven van het razendsnel aan populariteit winnende Vlaams Blok. Wat erger is, niemand durft hierover te spreken: ‘Want dan geven we de indruk dat we dreigen met geweld of extreem-rechtse stemmen, en dat is niet zo.’ Maar het Scheldewater staat Temse wel aan de lippen.

Walter Pauli

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content