De overgrote meerderheid van de Waalse bedrijven is bijzonder kleinschalig. Werden de Walen te lang gepamperd door industriële reuzen? Of door de politiek? Hoe dan ook een gevaarlijk fenomeen, waarschuwt Vincent Reuter van de Union Wallonne des Entreprises.

Vergeet de rookpluimen boven Seraing en Charleroi, vergeet even de mastodonten van Cockerill-Sambre (nu ArcelorMittal), vergeet elke verwijzing naar de terrils van vroeger, en vergeet misschien ook even de macht van de vakbonden: Wallonië is een gebied van kleine ondernemingen geworden, van bedrijven die ook gemiddeld kleiner zijn dan in Vlaanderen.

Een gemiddeld Waals bedrijf telde (in 2007, laatste gemiddelden) amper 9,1 werknemers – en op basis van sommige berekeningen zelfs maar 8,0 werknemers – tegenover 10,8 voor Vlaanderen. En er blijven in Wallonië amper 16 bedrijven over met meer dan 1000 werknemers. (zie kader)

Dat is (een deel van) de boodschap van Vincent Reuter, gedelegeerd bestuurder van de Union Wallonne des Entreprises (UWE). Die Waalse patroonsorganisatie betrekt een deel van een bescheiden kantoorgebouw bij de E411, niet toevallig gelegen tussen de afritten Waver en Louvain-la-Neuve, op de groeias die van Brussel naar Luxemburg loopt, maar die over Nijvel ook niet zo heel ver ligt van die andere groeipool, de Aéropolis bij Charleroi.

Vincent Reuter (Aarlen, 1952) is sinds 2002 gedelegeerd bestuurder van de UWE, na een carrière in de chemie. Deze Luxemburger groeide na een paar jaar Congo op bij Athus, waar zijn grootvader in het staal werkte. De hele Waals-Luxemburgse staalpoot werd al in 1970 gesloten, en dat is het stadje Athus bij de Belgisch-Luxemburgse grens nooit te boven gekomen. ‘Op mijn twintigste vertrok ik als immigrant naar Luik’, zegt Reuter, want voor elke rechtgeaarde Luxemburgse Ardenner is en blijft Luik de verre stad. Hij studeerde rechten in Luik en Europees recht in Gent, als een van de allereerste Waalse studenten. ‘Ik werd daar door mijn Vlaamse collega’s als een prins behandeld. Zij apprecieerden mijn pogingen om hun taal te respecteren en te leren.’ Dat leidt in het gesprek meteen naar een terzijde over het in het Waalse onderwijs bij decreet toegestane ’taalbad’ (l’immersion linguistique). Reuter is van mening dat dit de formule van de toekomst is, en hij begrijpt niet goed waarom Vlaanderen daar zo afwijzend tegenover staat. ‘Men onderschat in Vlaanderen de bereidheid van de Waalse kinderen om Nederlands te leren’, zegt Reuter. ‘In Luik doet zowat de helft van alle secundaire scholen mee aan taalbadonderwijs, met een voorkeur voor het Nederlands. Die kinderen komen straks als volwaardige tweetaligen op de arbeidsmarkt. Dit is gewoon een open minded generatie.’

De UWE telt zowat 6000 leden, die 10 à 13 procent van alle bedrijven in Wallonië vertegenwoordigen en tweederde van de werkgelegenheid in de privésector. ‘En alle groten zijn bij ons’, verduidelijkt Reuter. Dat betekent dat 87 à 90 procent van de Waalse bedrijven ‘klein’ zijn. ‘Zelfs als ik alle leden van de Union des Classes Moyennes, van de kamers van koophandel en van de sectorale beroepsunies bij ons ledental tel, en we dus alle ondernemingen met minstens één personeelslid bij elkaar hebben, kom ik nog maar aan één vierde van alle Waalse bedrijven. Wij zijn een gewest van heel kleine bedrijven en van eenmanszaken. En daar ligt het probleem. Eén bedrijf met 300 werknemers produceert meer en beter dan drie bedrijven met 100 werknemers. Wij mogen dus niet klein blijven. De Waalse bedrijven moeten groter worden. De groei moet in de eerste plaats van binnenuit komen.’

Er is een studie op komst over de vraag waarom de Waalse bedrijven zo klein zijn, en waarom ze zo moeilijk groeien. Een mogelijke verklaring zou zijn dat de Walen gedurende een zeer lange periode geleefd hebben met en in de schaduw van een beperkt aantal zeer grote bedrijven, waaraan telkens ook een hele reeks kleinere en middelgrote ondernemingen verbonden was. Dit zou de drang naar vernieuwing of de ondernemingsdrang in het algemeen aan banden hebben gelegd. En die vaststelling moet natuurlijk leiden naar de vraag of de elkaar opvolgende regeringen de ondernemingsdrang in Wallonië nog niet meer aan banden hebben gelegd.

Vincent Reuter raakt op dreef. ‘De regeringen praten te veel over het begin van een bedrijf – als het over subsidies gaat – en over het einde van een bedrijf – als het over ontslagvergoedingen gaat. Maar ze be-steden veel te weinig aandacht aan de bestaande bedrijven. Het zijn in de eerste plaats de bestaande bedrijven die moeten groeien, en dat geldt ook voor de kmo’s. Dat heeft de Waalse regering onvoldoende ingezien. Dat geldt nog meer voor de ad-ministratie van het Waals Gewest. Die gedraagt zich veel te strak, hecht veel te veel belang aan regels, ook en vooral op het vlak van het milieu. Milieu is belangrijk, en Wallonië beschikt over prachtige landschappen die beschermd moeten blijven, maar wij willen geen natuurpark worden. Wij hebben industrieparken nodig, maar de administratie blijft maar moeilijk doen.’

Iemand nog een marshallplan?

Ook met de opeenvolgende marshallplannen is Vincent Reuter niet onverdeeld gelukkig. ‘Plannen maken is goed, maar ze moeten dan ook uitgevoerd worden. En daar rijzen grote problemen’, zegt hij. ‘We hebben onvoldoende geschoold personeel. Er is immers de achterstand in het onderwijs van de Franse Gemeenschap, vooral dan in het secundair onderwijs. De helft van de schoolverlaters in Franstalig België behaalt geen diploma van het secundair onderwijs. Daarin wordt nochtans veel geld geïnvesteerd, maar de resultaten zijn beneden alle peil. Het is niet normaal dat bij alle internationale vergelijkingen de Franstalige Belgische leerlingen er slecht uitkomen, en in die tabellen doorgaans veel lager dan de Vlamingen staan. Maar nog veel erger is de mentaliteit van de administratie van het Waals Gewest. Plannen maken kunnen ze wel, maar ze uitvoeren? Daar hebben ze noch de middelen, noch de mentaliteit voor.’

Hij pauzeert even, neemt een kleine aanloop, en zegt met enig aplomb en zin voor effect het volgende: ‘De Waalse ambtenaar ziet de crisis niet. De Waalse ambtenaar gedraagt zich alsof er in Wallonië geen crisis is.’ En op de voorzichtig geformuleerde opmerking of in deze mentaliteit ‘iets typisch Waals’ zou zitten, antwoordt Reuter diplomatisch: ‘Daar ben ik niet zeker van, alleen weet ik dat de noden hier groter zijn, en dat de ambtenarij dat moet inzien.’ Reuter wil ook niet alle schuld op de schouders van de Parti Socialiste geladen zien, een in Vlaanderen nochtans wijdverspreide mening. ‘De PS was nooit alleen aan de macht. Alle partijen treft schuld.’

Is alles dan kommer en kwel in Wallonië?

Zeker niet, er zijn lichtpunten. Zo stelde de UWE vast dat de Waalse kmo’s de crisis veel beter doorstaan dan de grote bedrijven, genre ArcelorMittal. En elk jaar worden in Wallonië toch gemiddeld 2000 nieuwe ondernemingen opgericht (of een groei met 3,3 procent bij het bestaande park, tegenover 3,8 procent in Vlaanderen). Na vijf jaar bestaat driekwart van deze nieuwe Waalse bedrijven nog (tegenover 80 procent in Vlaanderen).

Wallonië beschikt ook over enkele wereldleiders: Lhoist-Carmeuse (kalkproductie), CMI (onderhoud en engineering), Amos (telescopen), Prayon (chemie), GSK (biotechnologie), Automation & Robotics (instrumenten voor oogheelkunde), IRM (industriële metingen) en IP Trade (telefo-nische oplossingen voor de beurs).

Belangrijk is ook dat meer en meer bedrijven uit Vlaanderen en uit Brussel zich in Wallonië vestigen. Daarbij gaat de aandacht van Reuter in het bijzonder naar de toenadering tussen het havengebied van Antwerpen en de binnenhaven van Luik. ‘Antwerpen en Luik groeien op het terrein naar elkaar toe, en behoren zo stilaan tot dezelfde zone, waarbij Luik optreedt als dispatcher van goederen uit Antwerpen voor de rest van Europa, net zoals de luchthaven van Bierset luchtvracht over Europa verdeelt. Antwerpen en Luik zijn met elkaar op alle mogelijke manieren verbonden, en vanuit Luik zijn Nederland en Duitsland dichtbij.’

Wanneer Vincent Reuter even later ook nog de lof zingt van de samenwerking tussen Westtoerisme en de Fédération touris-tique du Luxembourg Belge, komt ook daar enig heimwee naar het België van vroeger naar boven.

DOOR GUIDO FONTEYN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content