Ann Peuteman

Sinds 1993 is het aantal abortussen bij minderjarigen in België ongeveer verdubbeld. Steeds meer tienermeisjes worden zwanger. Ook de overheid heeft gesnapt dat het hoog tijd is om in te grijpen.

‘Laten we al onze twaalf- of dertienjarige meisjes een anticonceptie-implantaat in de arm geven.’ Dat opperde John Guillebaud, medisch directeur van het Londense Centrum voor Gezinsplanning, tijdens een congres twee jaar geleden. Het Verenigd Koninkrijk is in Europa immers de nummer één op het vlak van tienerzwangerschappen. Zo’n implantaat zou de statistieken de juiste richting uit kunnen sturen. Als ze uiteindelijk aan een kind toe zijn, kunnen meisjes het gewoon weer laten verwijderen. Met zijn controversiële suggestie gooide Guillebaud een enorme knuppel in het hoenderhok. ‘U wilt onze jeugd steriliseren’, luidde het. Anderen hadden dan weer problemen met het feit dat zo’n vergaande ‘oplossing’ tieners een vrijgeleide verschaft om zonder nadenken seks te hebben. En dokter Guillebaud werd zelfs haast gearresteerd. Maar één zaak staat vast: of we het nu goed vinden of niet, veel jonge meisjes hébben seksuele betrekkingen en raken daarbij steeds vaker zwanger.

Ook in België worden meer en meer tieners zwanger. In 1999 was ruim 4 procent van de vrouwen die een eerste kind kregen jonger dan 20 jaar. Een minderheid kiest er bewust voor om op jonge leeftijd moeder te worden. Maar voor de grootste groep is het een ongelukje. Uit het jongste rapport van de parlementaire evaluatiecommissie Zwangerschapsafbreking, die werd opgericht naar aanleiding van de wet op zwangerschapsafbreking van 3 april 1990, blijkt dat het aantal abortussen bij tieners in ons land sinds 1993 bijna is verdubbeld. In 1999 werden 5778 tienermeisjes zwanger en ondergingen 2022 van hen een abortus. Heel weinig meisjes stonden hun baby voor adoptie af.

Naar aanleiding van die zorgwekkende cijfers werd op verzoek van minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke (SP) een werkgroep opgericht. ‘De cijfers toonden duidelijk een stijging van het aantal abortussen aan’, zegt Tine Dusauchoit van het kabinet Sociale Zaken. ‘Dat houdt vanzelfsprekend een zorgwekkende toename van het aantal tienerzwangerschappen in. Ook als meer meisjes ervoor kiezen om hun baby te houden, is dat niet zonder problemen. Tieners, al dan niet met partner, vormen risicogezinnen. Ze hebben het financieel en sociaal vaak heel moeilijk.’ Een technische werkgroep van specialisten legt in september aanbevelingen aan een interkabinettenwerkgroep voor. Op 11 december wordt het eindrapport besproken tijdens de interministeriële conferentie Volksgezondheid, met minister Vandenbroucke zelf, minister van Volksgezondheid Magda Aelvoet (Agalev), Vlaams minister van Welzijn Mieke Vogels (Agalev) en hun Frans- en Duitstalige collega’s.

ENGE ONDERZOEKEN

Er zijn verschillende oorzaken voor de toename van het aantal tienerzwangerschappen in België. Allereerst hebben jongeren gewoon steeds vroeger seks. De gemiddelde leeftijd waarop iemand voor het eerst ‘echt’ vrijt, is 15,4 jaar, voor jongeren uit het beroepsonderwijs zelfs 14,6 jaar. De helft van de jongeren heeft al seks gehad voor ze zeventien zijn. ‘Dat heeft met de hele maatschappelijke evolutie te maken en wij, de oudere generaties, kunnen ons daar al dan niet gelukkig bij voelen of moeilijk over doen. Maar verandering – als die nodig mocht zijn – krijgen we niet met een negatieve houding. Jonge mensen zijn tegenwoordig overal vroeger bij’, zegt Lucie Van Crombrugge, coördinator van het Gentse Kollektief Anticonceptie en voorzitster van de Centrale Coördinatie van Nederlandstalige Abortuscentra. Tieners zijn ook de vruchtbaarste bevolkingsgroep. Er is 25 tot 30 procent kans dat een tienermeisje bij onbeschermde seks zwanger wordt.

Een belangrijke oorzaak voor de stijging van het aantal zwangere minderjarigen is natuurlijk geen of verkeerd gebruik van anticonceptiva. Wat de overheid ook mag beweren, voorbehoedsmiddelen blijken voor tieners nog steeds niet zo toegankelijk te zijn. Alle campagnes ten spijt blijft er een drempelvrees bestaan om een doosje pillen of condooms aan te schaffen. Wat de pil betreft, is het een enorme barrière om de huisarts voor een voorschrift aan te spreken. ‘Vaak is hij of zij ook de huisarts van het hele gezin. De arts wordt wel door zijn beroepsgeheim gebonden, maar jongeren vinden het toch vreemd om de pil te vragen aan iemand die bij wijze van spreken een paar uur later hun moeder onderzoekt’, aldus Van Crombrugge.

Bovendien geloven velen nog steeds dat ze een eng gynaecologisch onderzoek moeten ondergaan voor ze de pil kunnen krijgen. Dat is echter niet zo. ‘In de geneeskundeopleiding zijn er nog altijd artsen in spe die vinden dat je geen pil mag voorschrijven zonder voorafgaand gynaecologisch onderzoek’, zegt Lieve Peremans van het Antwerpse Huisartseninstituut. ‘Daar ben ik het zeker niet mee eens. Een goed gesprek met zo’n jong meisje is veel belangrijker.’

Ook de prijs van voorbehoedsmiddelen is voor sommige tieners een onoverkomelijk probleem. ‘Voor de pil moeten ze eerst de doktersconsultatie betalen en dan elke drie maanden ongeveer 600 frank’, aldus Van Crombrugge. Dat blijkt voor heel wat jongeren een smak geld te zijn. ‘Veel van onze leerlingen kopen liever condooms omdat die relatief goedkoper zijn en min of meer onopvallend in de supermarkt gekocht kunnen worden’, zegt een vertrouwensleerkracht uit een Antwerpse school.

DOUBLE DUTCH

De drempelvrees en financiële rem zijn niet de enige hindernissen. Veel jongeren blijken gewoon niet goed geïnformeerd te zijn. De meesten kennen wel de risico’s die ze lopen als ze seksueel actief zijn, maar over veilige bescherming blijken ze toch niet zo veel te weten. Van Crombrugge: ‘Er wordt vaak beweerd dat ze van het technisch functioneren van anticonceptiva op de hoogte zijn en dat ze weten wat er op de markt is. Alleen om die daadwerkelijk te gaan gebruiken, zou een drempel bestaan. Maar ik denk niet dat we al zover zijn.’ Zo gelooft meer dan 20 procent van de Belgische tieners dat wassen na een seksuele betrekking bescherming biedt. Velen denken ook nog steeds dat ze na hun eerste coïtus niet zwanger kunnen worden.

Voorbehoedsmiddelen worden vaak ook niet goed gebruikt. ‘Elk meisje hoort te weten wat ze moet doen als ze een pil is vergeten. Dat is nu nog niet het geval’, zegt Van Crombrugge. En vaak gaat het zelfs niet eens om vergeten. Veel tienermeisjes hebben wisselende contacten: ze hebben een tijdje een lief en slikken de pil, dan is het uit en stoppen ze met hun pil, waarna ze die weer bovenhalen als het volgende vriendje opduikt. Alleen staan ze er vaak niet bij stil dat je niet op om het even welk moment met de pil kunt beginnen. Toch niet als je veilig wil zijn. De leerkracht: ‘Er is niets mis mee dat jonge mensen verschillende liefjes hebben voor ze een langdurige relatie aangaan. Meestal zijn ze er telkens opnieuw van overtuigd dat ze de ware gevonden hebben. Ik vind het geen positieve evolutie dat ze dan vaak al tot seksuele betrekkingen overgaan, maar dat is nu eenmaal zo. Dus wijs ik hen erop dat ze verstandig met anticonceptiva moeten omgaan.’

Er is dringend behoefte aan informatie en voorlichting. In de jaren tachtig en aan het begin van de jaren negentig werd er hard gesensibiliseerd om de verspreiding van aids, en bij uitbreiding seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) tegen te gaan. Het condoomgebruik steeg toen opvallend. Van Crombrugge: ‘Maar we hebben vergeten mee te geven dat seksueel actieve mensen zich niet alleen tegen overdraagbare aandoeningen, maar ook tegen ongewenste zwangerschappen moeten beschermen. De zogenaamde double Dutch-methode, dubbele bescherming met een condoom én de pil, kwam niet genoeg in the picture. En geef toe, we vragen op die manier wel veel, vooral van jongeren.’ Amper 20 procent van de jongeren gebruikt die methode, en het condoomgebruik is ondertussen weer afgenomen. Latere campagnes veronderstelden vaak een te grote voorkennis bij de jongeren. Dat geldt ook voor de recente ‘veilig genieten’-campagne van Vlaams minister van Welzijn Mieke Vogels. Voor ze leren praten over vrijen, moeten ze natuurlijk wel weten dat er kindjes van kunnen komen.

DE SOFTE VLUCHTWEG

De overheid kan natuurlijk niet de hele opvoeding van de jeugd op zich nemen, hoe vanzelfsprekend sommige ouders dat ook mogen vinden. Uit een onderzoek van Lieve Peremans is immers gebleken dat de moeder voor een op de twee Vlaamse meisjes de belangrijkste informatiebron is op het vlak van seksualiteit. ‘Jongeren die thuis openlijk over die dingen kunnen praten, blijken veiliger te vrijen’, zegt ze. ‘Correct pilgebruik wordt bijvoorbeeld niet bevorderd als een meisje haar pil in een la moet verbergen. Ik raad hen altijd aan om de pilstrip bij hun tandenborstel te bewaren zodat ze het haast niet kunnen vergeten. Bovendien verdwijnt de financiële drempel om voorbehoedsmiddelen aan te schaffen als de ouders die willen betalen.’

Veel jonge mensen durven echter niet met hun ouders over seks en anticonceptie te praten. Soms is dat onterecht, en onderschatten ze de openheid van ma en pa gewoon. Maar in heel wat gevallen hebben die het inderdaad moeilijk om met hun kroost over seksualiteit van gedachten te wisselen. Zo’n gesprek transformeert een jonge dochter of zoon immers tot een seksueel wezen, en daar hebben velen het moeilijk mee. ‘De vader van een zwangere tienerdochter zei me onlangs: ze moet verdorie met de poppen spelen, geen seks hebben‘, zegt de vertrouwensleerkracht. ‘Ik begrijp die reactie wel en misschien was dat meisje ook helemaal niet klaar om te vrijen. Maar we moeten onder ogen zien dat velen het gewoon op jonge leeftijd doen en dat die dus – alle morele bedenkingen ten spijt – voorgelicht moeten worden.’ Ook ouders kunnen dus wel wat sensibilisering gebruiken. ‘Er is nood aan een campagne om ouders te overtuigen dat ze met hun kinderen tot een open dialoog moeten komen én om die ouders zelf te informeren’, aldus Peremans.

‘Voorlichting gebeurt toch op school?’ zeggen die ouders dan. Dat klopt meestal wel, maar een klas is voor veel scholieren niet de meest geschikte plaats om over seksualiteit te praten. In het lacherige sfeertje dat dan ontstaat, durven de meesten geen echte vragen te stellen. Bovendien wordt er vaak niet veel tijd aan het onderwerp besteed of komt het pas in het vijfde jaar van de middelbare school aan bod. Afhankelijk van de leerkracht wordt ook vaak louter op het relationele aspect gefocust. ‘Dat is een vluchtweg om het soft te houden’, zegt Lucie Van Crombrugge. ‘De boodschap moet zijn: van vrijen word je zwanger en jullie vrijen waarschijnlijk toch, dus moeten jullie voorzorgen nemen.’ Daarvoor moeten leerkrachten natuurlijk vorming krijgen. De technische werkgroep vraagt dan ook dat voorlichting in de eindtermen van de middelbare school wordt opgenomen.

En dan zijn er nog de huisartsen, die als vertegenwoordigers van de eerstelijnsgezondheidszorg toch een belangrijke rol te vervullen hebben. ‘Dat is ook zo, maar wij kunnen niet die hele groep bereiken’, aldus Peremans. ‘We proberen wel met jonge patiënten over seksualiteit te praten als we aanvoelen dat ze daar behoefte aan hebben. Maar als ze niet ziek worden, zien we hen gewoon niet. Bovendien moet er een aanleiding zijn; je kunt niet zomaar met een tiener over veilig vrijen beginnen.’

GELD GEVRAAGD

Jonge meisjes die ongewenst zwanger worden, lopen daar meestal een tijdje mee rond voor ze iemand in vertrouwen nemen. Als ze het gevoel hebben dat hun ouders hen niet zullen steunen, spreken sommigen een leerkracht aan. ‘Vaak hebben ze dan al te lang gewacht en is het te laat om eventueel nog een abortus te overwegen’, aldus de Antwerpse leerkracht. ‘Sommigen zeggen het wel al snel aan hun boezemvriendin of hun vriendje, maar die weten zelf dikwijls niet beter.’ Veel leerkrachten helpen zo’n meisje om een beslissing te nemen, het thuis te vertellen en hulp te zoeken. Sommigen gaan zelfs met hun leerlinge mee naar een gynaecoloog of – als ze daar uiteindelijk voor kiezen – een abortuscentrum.

Of een meisje de stap durft te zetten om een leerkracht aan te spreken, hangt hoofdzakelijk van de sfeer op de school af. Bovendien denken ze vaak dat ze van school worden gestuurd als ze hun zwangerschap bekendmaken. Dat kwam vroeger wel vaak voor, maar tegenwoordig zijn de meeste directies minder bevreesd dat een bolle buik in de klas het imago van de school onderuit zal halen. Toch is dat schrikbeeld in de tienerhoofden blijven hangen.

Dus kiezen meisjes vaak voor de anonieme aanpak van een jongerentelefoon, een Jongeren Adviescentrum of Sifra, een luistertelefoon voor ongewenste zwangerschappen. Die laatste is een initiatief van het Leuvense Centrum voor Relatievorming en Zwangerschapsproblemen (cZR). ‘Tijdens zo’n telefoongesprek kunnen meisjes gewoon over hun situatie praten. We luisteren naar hen en verwijzen hen eventueel door’, zegt Bea Van Mechelen van het cRZ. ‘Die meisjes hebben mensen nodig die hen niet veroordelen en hen de ruimte laten om zelf een beslissing te nemen. Want vaak worden ze door hun omgeving in de een of andere richting geduwd. Voor hun eigen bestwil, dat wel, maar zo’n meisje moet zélf de verantwoordelijkheid voor haar eigen leven opnemen.’ Wat ze ook beslist, haar leven wordt volledig door elkaar gegooid. ‘Een jong meisje dat hier voor een abortus komt, gaat daar meestal wel op een heel verantwoorde manier mee om. We proberen hen wel iets mee te geven, seksuele vorming die ze in de rest van hun leven kunnen gebruiken’, zegt Van Crombrugge. Een hoge prijs voor kennis.

Tweederde van de tienermeisjes kiest uiteindelijk níét voor abortus. Van Mechelen: ‘Sommigen nemen die beslissing met overtuiging. Anderen zijn er te laat bij en staan voor een voldongen feit. Maar ook bij die groep zien we dat de overgrote meerderheid hun kind na de geboorte niet afstaat.’ Daarom organiseert het cRZ Jong & Moeder, een praatgroep voor tienermoeders. ‘Zij blijven in onze maatschappij een uitzondering. Door samen te komen, zien ze dat ze niet alleen zijn en worden ze in hun moederschap gesterkt. Ze herkennen zichzelf in de verhalen van anderen’, aldus Van Mechelen. ‘We praten over bevallen, borstvoeding, opvoeding, maar ook over uitgaan en hoe ze met hun vriendjes omgaan.’ Tienermoeders worden soms als minder goede moeders beschouwd. Van Mechelen: ‘Een tienermoeder vertelde mij eens dat als haar kind een vuil hemdje draagt, mensen meteen doen alsof ze een slechte moeder is. Maar als het kind van een vrouw van dertig er groezelig uitziet, heeft het gewoon lekker gespeeld. Veel hangt van de omgeving van zo’n jonge moeder af. Als ze goed door haar familie wordt gesteund, is dat al heel wat. Maar dat geldt natuurlijk voor elke moeder.’

Degelijke voorlichting, laagdrempelige contactpunten, financieel en praktisch toegankelijke anticonceptiva en vergaande hulpverlening kosten natuurlijk geld. En daarnaast moeten leerkrachten, huisartsen en gezondheidswerkers ook vorming krijgen op het vlak van seksualiteit bij jongeren. Het is natuurlijk niet zo’n populair thema en het gaat in absolute cijfers over een relatief kleine groep, dus zaten de vorige regeringen niet echt te springen om geld voor de hulpverlening vrij te maken. Daardoor is het cRZ nog steeds het enige centrum in zijn soort. Op de interministeriële conferentie Volksgezondheid zal een inhoudelijk engagement van de bevoegde ministers dus niet volstaan. Tenzij ze alle minderjarige meisjes vanaf hun twaalfde huisarrest geven natuurlijk.

Het Centrum voor Relatievorming en Zwangerschapsproblemen is te bereiken op 016-33 69 54.

Ann Peuteman

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content