DE VRAAG IS NIET OF DE LEEUW NOG KAN KLAUWEN, MAAR OF HIJ NOG WIL KLAUWEN

27-01-2003 / Brussel

Het congres van de N-VA ‘langverwacht’ noemen, is een understatement. Met de driedaagse bijeenkomst, die nu vrijdag in Antwerpen van start gaat, komt de verkiezingscampagne pas echt goed op gang. Als de N-VA als grootste partij van het land kleur bekent, weet elke andere partij waartegen te reageren.

Politieke congressen van drie dagen: ze dateren uit de tijd dat partijleden en militanten per trein en tram aangevoerd moesten worden en pas ter plekke resoluties en amendementen konden bestuderen en bespreken. Dat de N-VA van Bart De Wever voor haar partijcongres ‘Verandering voor Vooruitgang’ teruggrijpt naar zo’n uitgesponnen scenario, verraadt een regie met ambitie: het hele weekend moet in het teken staan van één congres van één partij, en dat moet culmineren in de toespraak van voorzitter Bart De Wever, een speech die de zaal en liefst heel Vlaanderen moet laten opveren.

De N-VA heeft de voorbije maanden nadrukkelijk naar dit congres verwezen en alle lastige vragen gepareerd met het standaardantwoord ‘dat op het congres van februari alles duidelijk zal worden’. Het zou dan ook best een memorabele, zo niet historische gebeurtenis kunnen worden: de grootste partij die aankondigt welke fundamentele keuze het land moet maken. Om de zoveel jaar houdt elke politieke partij wel een vernieuwings-, toekomst- of visiecongres, met teksten en besluiten die dieper willen graven dan de waan van de dag. Maar heel af en toe herdefinieert de grootste partij zichzelf, en dat heeft dan automatisch gevolgen voor het hele land. De CVP deed dat in 1945 met haar stichtingscongres en bijbehorende ‘Kerstprogramma’, toen de nieuwe ‘Christelijke Volkspartij’ zo kort na de Tweede Wereldoorlog de wederopbouw van het land liet primeren op de oude kerkelijk-confessionele waarheden en dogma’s. De CVP was niet meer katholiek, maar christendemocratisch. Versta: de partij maakte in haar programma een compromis met de samenleving die zij wilde leiden. Want ook al haalde de CVP bij de parlementsverkiezingen van februari 1946 niet minder dan 42,5 procent (in heel België, en nog een stuk meer in de Vlaamse provincies), en waren alle mandatarissen van hoog tot laag praktiserend katholiek, de partij was zich scherp bewust dat ze het eigen programma maar kon realiseren in de mate dat ze andere partijen meekreeg. En dat is de CVP ook gelukt, ongeveer veertig jaar lang zelfs.

Een tweede poging vond plaats begin jaren negentig. Guy Verhofstadt had de liberale PVV laten veranderen in VLD: die nieuwe partij was meer ‘open’ dan de vroegere liberale lijst en neigde in de beruchte Dimarso-peilingen, die De Morgen toen als enige krant publiceerde, tot bijna dertig procent. Maar ondanks de belofte van een zo goed als zekere aardverschuiving bij de volgende verkiezingen, voelden Verhofstadt en co dat ze met hun radicaalliberale Burgermanifesten op een soort kwadratuur van de cirkel aan het stoten waren: hoe de uitbouw van een steeds bredere volkspartij, die aantrekkelijk bleek in tal van niet-liberale kringen, rijmen met steeds radicalere en steeds liberale ambities? In de lente van 1994, in de aanloop naar de verkiezingen, hield de VLD in Hasselt haar sociale congres, ‘Een nieuwe Sociale Zekerheid’. Ook dat was een meerdaags politiek evenement van eerste orde, waarop de VLD na een lang en intens debat een coherent model voorstelde. De leidraad ervan was dat de welvaartsstaat alleen te redden viel indien ze hervormd zou worden volgens liberale beginselen. Alleen dan zou ze én efficiënt én sociaal zijn, én (in de erg ‘V’-gezinde VLD van toen) in het voordeel van Vlaanderen.

De kiezer heeft de VLD er toen niet echt voor beloond, maar ook niet voor afgestraft: VLD won de verkiezingen wel, maar bleef onder de hoge verwachtingen van de peilingen. Pas een klein decennium later, in de paarse periode, vonden de congresbesluiten een weg naar de politieke besluitvorming. En dan nog.

Messiaans

De N-VA kan, gezien de recentste verkiezingen, terugvallen op een vrij solide electorale basis, dat heeft ze gemeen met de CVP van 1945. Maar net als de VLD in 1994 heeft ze voorlopig alleen de opiniepeilingen om te meten of de kiezer nog altijd even fel verlangt naar radicaal-Vlaamse oplos- singen. Hoewel de volledige partijtop bestaat uit overtuigde en vrij beginselvaste nationalisten weten ze bij de N-VA dat het nieuwe partijprogramma breed genoeg moet zijn om niet-nationalistische coalitiepartners niet bij voorbaat af te schrikken. Anders kan de N-VA straks Vlaanderen niet regeren en niet modelleren (zie het CVP-Kerstprogramma). Maar tegelijk is de N-VA het aan zichzelf verplicht om voor de kiezer en de achterban te herhalen dat alleen een welvaartsstaat die hervormd is naar Vlaams-nationale beginselen én efficiënt én sociaal zal zijn, en voordelig voor Vlaanderen – helemaal naar analogie met de VLD in 1994. Die uitdaging is niet gering.

Ten slotte moet het Verandering voor Vooruitgang-congres ook een meer dan memorabele gebeurtenis worden voor de partijleden zelf. De voorbije jaren groeide de N-VA als kool, nieuwe leden stroomden toe. Daarom moet dit congres in die snel uitdijende familie een voor Vlaams-nationalisten zo essentieel ‘wij-gevoel’ creëren. Vandaar de organisatie van een uitgebreide reeks culturele nevenactiviteiten. Het officiële programma somt op: een quiz met Siegfried Bracke en Mark Demesmaeker als olijke quizmasters, een filmvertoning van Het vonnis van Jan Verheyen, een havenrondvaart met ‘walking dinner’ op een Flandriaboot, nocturnes in de Onze-Lieve-Vrouwenkathedraal en in het MAS, een avondwandeling in de Zoo en – voor de onverwoestbare kern – ‘een kroegentocht met Jong-N-VA’. Het is een schot in de roos, want voor echt elke activiteit is ‘inschrijven helaas niet meer mogelijk omdat de maximale capaciteit bereikt is’. Het N-VA-congres belooft een ware gathering of the clan te worden, een bijeenkomst die de hoogdagen van de IJzerbedevaart in herinnering brengt: de Vlaams-nationalisten verzameld in één partij, met één politieke leider.

Bart De Wever dus. De wijze waarop zijn achterban hem op handen draagt, is zelden gezien. Zeker, Steve Stevaert werd in socialistische kringen ook ooit bejegend als een nieuwe Jezus. Vrij letterlijk zelfs: de Socialistische Mutualiteiten organiseerden toen ‘Dagje(s) Blankenberge’, waarop socialistische oudjes en gehandicapten in rolstoelen tot bij Stevaert werden gebracht, die elk van hen een hand oplegde. Op zijn manier is Bart De Wever een even Messiaanse figuur. Als De Wever wordt aangevallen, kwetst dat menig N-VA’er in zijn ziel. En omgekeerd laten talloze Vlaams-nationalisten zich bijna blind leiden door wat Bart De Wever doet en zegt.

Een treffend voorbeeld daarvan zijn de recente memoires van de 84-jarige ondernemer Hendrik Seghers. Zijn leven lang heeft Seghers nooit een geheim gemaakt van zijn Vlaamsgezindheid. Maar daarom stemde hij nog niet op een Vlaams-nationale partij. Integendeel, Seghers was een vriend en intimus van christendemocratische kopstukken als Wilfried Martens en Jean-Luc Dehaene. Maar zijn bewondering voor Bart De Wever is van een andere orde. In een interview met De Morgen verwoordde hij het als volgt: ‘Vroeger leefden we in de Belgische context, vandaag leven we in een N-VA-staat en ik ben daar heel gelukkig mee. Het voelt aan als back to the roots. N-VA is de exponent van iets wat veel breder is en heeft een mán voortgebracht: Bart De Wever. Een groot man, vind ik. Pas sinds De Wever er is, ben ik er gerust op.’

De alomtegenwoordige Bart De Wever is nog altijd geen 45 jaar oud. Hij bezet in de geschiedenis van de N-VA nu al eenzelfde plaats als Karel Van Miert bij de socialisten, Gaston Eyskens en Wilfried Martens bij de christendemocraten en Guy Verhofstadt bij de liberalen. Ook zij waren politieke leiders die de volle steun en het grootste vertrouwen genoten van de eigen achterban. Ook omdat die achterban wist dat die ene leider garant stond voor het succes van de hele partij. Die status heeft De Wever nu al bereikt. Met dit congres kan hij dat statuut mogelijk verder verzilveren.

Diverse pluimage

Maar Bart De Wever vormt in zijn eentje natuurlijk geen partij. Hoe meer kiezers voor de N-VA stemmen, hoe meer zetels de N-VA kan bezetten in de verschillende parlementen en hoe meer Bart De Wever een beroep moet doen op partijgenoten. Ook in de voorbije jaren kleurde niet alleen De Wever het verhaal van N-VA in. Dat deden bijvoorbeeld ook Jan Peumans in het Vlaams Parlement, Vlaams minister Geert Bourgeois, de saaiheid maar ook de onkreukbaarheid zelve, fractieleider Jan Jambon en luitenanten Ben Weyts en Theo Francken in de Kamer, en de jonge Peter De Decker die met zijn harde beschuldigingen in het Arco-dossier tegelijk het ACW, de CD&V en de regering-Di Rupo geselde. En bovenal was er de bijzonder zicht- en hoorbare Liesbeth Homans, Antwerps schepen en leading lady van de N-VA. En natuurlijk haalt Siegfried Bracke nog altijd het nieuws, wanneer hij dat wil. Hoe uniek Bart De Wever ook is voor zijn partij, hij stond het afgelopen jaar niet alleen.

Maar alles kan beter, en dus trok de N-VA een aantal opvallende nieuwe namen aan. Op kop staat Johan Van Overtveldt, ex-hoofdredacteur van Trends (en even van Knack) en straks de Europese lijsttrekker van zijn partij. Al valt het op dat de N-VA vooral grossiert in nieuwkomers uit wat ‘de Vlaamse ondernemerswereld’ heet: naast Van Overtveldt ook Lorin Parys (ex-Uplace, ex-Open VLD), Annick De Ridder (ex-Katoennatie, ex-Open VLD) en onlangs Grete Remen, de ceo van natuurvoedingsbedrijf Damhert. Opvallend ook: tussen 2010 en 2012 bekeerden heel wat bekende ex-Vlaams Belangers zich tot het ‘democratisch nationalisme’ van de N-VA, maar die golf lijkt voorbij – of is een halt toegeroepen.

Bondgenoten

De nieuwe N-VA’ers zijn zowel een bewijs voor het succes van de partij als een signaal voor wat de N-VA kan bedreigen. Want als het N-VA-congres iets moet vermijden, dan is het dat Bart De Wever na het weekend opgesloten zou zitten in één verhaal, in één politieke optie. Dat maakt dit congres meteen zo delicaat: duidelijke en zelfs radicaal nieuwe keuzes maken, jawel. Maar niet zo ongemeen scherp dat straks veel alternatieven van te voren uitgesloten zijn. Het N-VA-congres mag Bart De Wever straks niet onmogelijk maken voor ‘de rest’ van Vlaanderen – en België. Als hij na 25 mei een coalitie zal moeten/mogen vormen, dan is dat sowieso met een of meerdere partijen die nu nog in Di Rupo I zitten.

De N-VA is groot geworden omdat de kiezer kon stemmen voor een partij met een erg duidelijke en kritische boodschap, en niet met het zoveelste enerzijds-anderzijdsverhaal. Dus de eerste overweging – aantrekkelijk zijn om stemmen te halen – is nog net iets belangrijker dan de tweede – verstandig blijven om bondgenoten te vinden.

Dat weet De Wever ook. Vandaar dat hij de ‘grens’ van dertig procent naar voren schuift. Sinds de CVP in 1987 heeft geen enkele Vlaamse partij nog zo’n overwinning geboekt. Zo veel kiezers heeft ook Bart De Wever nog niet binnen. Maar hij heeft ze wel al in het vizier. En hoe meer kiezers, hoe nadrukkelijker hij met CD&V, Open VLD of MR zal kunnen onderhandelen, en op zijn voorwaarden.

Dat weet de politieke concurrentie ook. Vandaar dat Wouter Beke de N-VA probeert te dwingen kleur te bekennen. Wil De Wever straks een sociaal-economische ‘herstelregering’? Dan heeft hij partijen als CD&V en MR nodig. Blijft hij inzetten op een verdere ontbinding van België, en krijgt dat voorrang? Dan zal dat niet kunnen zonder de PS. Want dat is de enige echte achilleshiel van N-VA: de wetenschap dat communautaire oplossingen alleen kunnen na een akkoord met de PS. Tot nu toe doet de N-VA alles om dat dilemma te ontwijken.

Vandaar dat de N-VA-tactiek er voorlopig in bestaat dat de verschillende kopstukken een andere boodschap mogen brengen. Afgelopen weekend klonk dat zo. Eerst gaf Siegfried Bracke zaterdag in Het Laatste Nieuws te verstaan dat er zelfs aan loutere retoriek over een nieuwe staatshervorming weinig behoefte is: ‘Het volstaat dat eventuele regeringspartners straks de overheveling van nieuwe bevoegdheden met een open geest bekijken.’ Eén dag later, in De Zondag, is Liesbeth Homans opnieuw messcherp: geen regeerakkoord als daarin niet woordelijk staat wat N-VA wil: ‘Eerst alles overhevelen naar de deelstaten, en vervolgens beslissen wat we nog samen gaan doen. Wij willen een echt engagement. De eerste test zal dan de wijziging van de grondwet zijn.’ Een nieuwe grondwet, dat is dus ongeveer het einde van België, dé angst van de Franstalige. Maar voorlopig is Homans het enige kopstuk dat zo ver gaat. Zelfs de erg beginselvaste congresvoorzitter Ben Weyts is voorzichtiger. Hij beloofde in de gratis krant Metro aan alle pendelaars van het land: ‘Ik durf te garanderen dat het niet tot een blokkering komt als wij op 26 mei aan zet komen.’

En De Wever? Die hield een paar uur na publicatie van Homans’ interview de boot af in De Zevende Dag: ‘We zullen wel zien na 25 mei.’ Wil De Wever echt pas ‘nà 25 mei’ klare wijn schenken? Betekent dat ook dat de N-VA op haar congres nog een veelheid aan opties wil openhouden?

Veel marge is er niet. Als Bart De Wever zondag, na drie lange dagen congresseren, een volle Expo-zaal toespreekt en zich en passant tot een meeluisterend Vlaanderen richt, moet hij zijn achterban begeesteren én het land overtuigen. En na het applaus, ongetwijfeld lang en intens, zal de zaal overeind veren en naar goede traditie uitbarsten in gezang: ‘Ze zullen hem niet temmen’, en dat ‘zo lang de Leeuw kan klauwen’.

Alleen is ditmaal de vraag niet of die leeuw nog kán klauwen, maar of hij nog wíl klauwen. En zo ja, naar wie?

DOOR WALTER PAULI

Voor communautaire oplossingen is de PS nodig: dat is de achilleshiel van De Wever.

De N-VA- tactiek bestaat er voorlopig in dat de kopstukken ieder een eigen boodschap mogen brengen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content