Marnix Verplancke

Van zijn boeken heeft hij nooit meer dan enkele duizenden exemplaren verkocht, maar collega-auteurs noemen Richard Yates wel een grootmeester. Zijn magistrale debuut uit 1961, ‘Revolutionary Road’, is nu eindelijk in het Nederlands vertaald.

Richard Yates, ‘Revolutionary Road’, De Arbeiderspers, Amsterdam, 323 blz., euro 23,95

Het gaat niet goed met de VS, daar is ieder weldenkend burger het wel over eens. Als een onnozel schaap mekkert de modale Amerikaan zijn oorlogsleuzen tegen een denkbeeldige vijand en dat allemaal omdat het ware kwaad misschien wel niet te treffen is, als men dit al zou willen natuurlijk. Wat, zo zou men zich kunnen afvragen, is er overgebleven van de idealen van 1776, toen de Amerikaanse kolonie in opstand kwam tegen de Engelsen en een progressief, tolerant regime vestigde. Dat is ook wat Richard Yates zich in 1961 afvroeg in zijn debuut Revolutionary Road, nu voor het eerst in het Nederlands vertaald.

Natuurlijk wist Yates niets over terroristen, maar schurkenstaten waren er toen ook al bij de vleet. Revolutionary Road speelt immers in 1955, tijdens de achteraf verfoeide regering-Eisenhower, met zijn communistenvrees en zijn McCarthyisme. Enerzijds nam de welvaart enorm toe en lonkten er nooit geziene mogelijkheden om de hoek. Anderzijds werden die weer gefnuikt in conformistisch denken en een explosieve groei van de suburbs. ‘Voorsteden’, zo zegt hoofdrolspeler Frank Wheeler, ‘dienen alleen maar om de realiteit op een afstand te houden.’

Bij aanvang van de roman zit Frank in een theaterzaal, te wachten op de première van het amateurgezelschap waar zijn vrouw April in speelt. Niet alleen is het de eerste keer dat de Laurel Players The Petrified Forest zullen spelen, het is de eerste keer dat ze op de planken staan tout court, en het wordt een ramp. Na afloop van de voorstelling wil April er niet over spreken en iedere poging van Frank om haar te troosten, loopt uit op geknetter. Hier is duidelijk meer aan de hand dan een gefrustreerde toneelcarrière, zo merk je. De Wheelers blijken tot de nieuwe middenklasse te behoren. Gevlucht uit de slechte wijken van New York, maar niet bemiddeld genoeg om in de goede buurten of zelfs echt op het platteland te gaan wonen, zijn ze in een voorstad beland, in een huisje met een panoramaraam en een grote tuin, maar met buren die hen het hek injagen.

Er moet toch meer zijn in dit leven, zo beseffen zij, alleen weten ze niet wat dat dan wel zou kunnen wezen. Frank klopt zijn uren bij Knox Business Machines, ergens in de onderste regionen van de ambtenarij. April is huisvrouw. In de jaren vijftig las de Amerikaan nog wel eens een Europees tijdschrift of een Engelse krant en zo komt April op het idee om in de VS de boel de boel te laten en naar Frankrijk te verhuizen. Zij zou een goed betaalde secretaressebaan in de Amerikaanse diplomatie nemen en Frank zou zich een paar jaar kunnen bezinnen over de vraag wat hij nu echt wil van dit leven. De omgeving van de Wheelers reageert vrij afkeurend op het grote nieuws van de emigratie – stel je voor, een vrouw die haar man wil onderhouden -, maar hoeft zich geen zorgen te maken. Promotiekansen voor Frank en een ongewenste zwangerschap voor April gooien roet in het eten en het ruziën kan weer van voren af aan beginnen.

DICHT OP DE HUID

Richard Yates gaat in deze roman bijzonder dicht op de huid van zijn personages zitten. In feite gaat het boek over drie koppels, de Wheelers, de Campbells en de Givings en heeft het veel weg van een toneelstuk: geen grote gebeurtenissen, maar wel kleinschalig drama geconcentreerd op de ervaringen van een paar individuen. Bovendien houdt Yates ervan om zijn personages met een fileermes te behandelen. Frank en Aprils ruzies worden bijzonder scherp weergegeven. Als lezer weet je in feite wat er gaat komen, alleen weet je niet hoe erg het zal zijn. Dat Frank nooit overgaat tot fysiek geweld blijft steeds verrassen, maar het maakt het boek er ook gruwelijker door. Als hij April zou slaan, zou de spanning gebroken zijn. Juist door het koppel elkaar psychisch te laten afslachten, maakt Yates van deze roman zo’n krachttoer.

Uiteindelijk zal April zelf haar drie maanden oude vrucht aborteren, waarbij ze het leven laat, en waarmee er ook een einde komt aan een boek vol abortussen. Haar toneelcarrière is afgebroken, haar dromen en idealen en ook nog eens de grote verhuisplannen. Zelfs haar nagedachtenis wordt afgebroken door haar vroegere vrienden, door Milly Campbell, die haar dood verdrinkt in plassen suikerzoet sentiment, en door Helen Givings die tegen haar dove echtgenoot maar dooremmert over hoe ze van meet af aan doorhad dat de Wheelers in feite toch niet thuishoorden op Revolutionary Road.

Op het einde van het boek voegt Yates er nog wat extra bittere ironie aan toe. Alleen Shep Campbell blijkt nog iets te voelen voor het existentiële gemis dat aan de grondslag lag van het drama van de Wheelers, maar pas wanneer hij alleen is, achteraan in zijn donkere tuin, met een glas whisky in de hand, durft hij dit te bekennen. John Givings, de zoon van het bezadigde echtpaar, zit inmiddels wegens zijn maatschappijkritische onhandelbaarheid in een gesloten instelling en Frank, zo vraag je je af, wat is er met Frank gebeurd? Die heeft zijn promotie gekregen, zit in psychoanalyse en kan maar niet zwijgen over de nieuwe inzichten die zijn therapie hem verschaft betreffende zijn relatie met zijn vader.

Marnix Verplancke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content