Na acht jaar Belgische aanwezigheid in Afghanistan lijkt de uitzichtloosheid van de oorlog groter dan ooit. Waar moet het naartoe met de inzet van ‘onze jongens’? En wanneer komt de eerste bodybag aan?

Het fort van Chardara

’s Morgens vroeg wordt het Duitse kamp in Kunduz gewekt door een enorme knal. Vanaf een lanceerplatform op een truck wordt een onbemand verkenningsvliegtuigje de lucht ingeschoten. De drone zal de missie van ‘onze jongens’ naar Chardara op grote hoogte filmen. Het rumoerige district Chardara is, buiten de stad Kunduz, zowat de enige streek in deze onmetelijke provincie die de troepen nog onder controle willen houden. Bijna al de rest is ‘indianengebied’, zegt kapitein Manu in de ochtendlijke briefing aan de in het Duitse kamp gelegerde para’s van Flawinne. De ploeg gaat vandaag op missie naar een Afghaanse buitenpost die ze moeten ‘coachen’.

Van het plateau waarop het Duitse kamp gevestigd is, duikel je meteen de vallei in naar Kunduz. Voor ons doemen de bergen van de Hinduskush op, een voorloper van de Himalaya. Het Belgische konvooi van vijf pantservoertuigen wordt in de stad door wantrouwige mannen nagestaard. Vrouwen in witte of blauwe boerka rijden achter op de motor of in gemotoriseerde riksja’s naar de markt. Slagers zijn druk in de weer met hompen vlees die letterlijk aan de takken van de bomen hangen. ‘Zelfmoordacties zijn hier het belangrijkste risico. En daarna bermbommen op de grote weg’, waarschuwt Manu. Twee weken geleden schoten Duitsers hier nog een chauffeur neer die de stoptekens negeerde.

De route naar Mazar-i-Sharif is niet meer dan een verharde zandweg. Zodra we de stad uit zijn, lopen de para’s te voet naast de pantserwagens voort. De winterse stoppelvelden worden doorkruist door irrigatiekanalen, die ook onder de weg door lopen, en elke buis of brug moet op bommen onderzocht worden. Vooral de brug over de Kunduzrivier is een gevaarlijke hotspot voor bermbommen. Maar de para’s hebben een groot vertrouwen in hun Dingo’s, die moderner en zwaarder zijn dan de Amerikaanse Humvee-pantserwagens. De schutter zit comfortabel achter een scherm en beweegt de joystick, waarmee hij de camera én het kanon bovenop het dak haarfijn kan richten. Akelig scherp. Net als in een film.

OK, clear‘, zegt Manu, en we stuiven de brug over. Op zijn mouw staat de bloedgroep A+ vermeld.

De spirit bij de para’s is erg goed. Zij willen het terrein op. Zij willen actie, want daarvoor hebben ze zo lang getraind. Maar overal kan het gevaar loeren. Elk moment kan het gedaan zijn. ‘Waarom riskeren we ons leven voor mensen die er niet blij om zijn?’ vragen sommigen zich hardop af. En in stilte: waarom zijn wij hier eigenlijk? Om de corrupte en frauderende president Hamid Karzai in het zadel te houden? Om de geopolitieke doelstellingen van de Amerikanen te ondersteunen? Om mogelijke oliepijpleidingen te vrijwaren? Als het was om veiligheid te brengen, is het opzet grandioos mislukt. Na ruim acht jaar oorlog is ook hier in Noord-Afghanistan, dat vroeger relatief rustig was, de onveiligheid nu groter dan ooit.

‘Vroeg of laat komt er een para om, en dat zal een schok zijn voor de publieke opinie’, denkt een van de militairen – het zijn overigens dezelfde para’s van Flawinne die ook de bodybags uit Rwanda in 1994 leverden. Het leger is zijn communicatie voor de eerste dode al aan het voorbereiden. Maar ook de dood van een journalist baart hen zorgen, toch wat de verzekering betreft. Net voor het vertrek van het konvooi moesten we nog een papier ondertekenen dat we ‘de Belgische defensie niet aansprakelijk stellen voor eender welke schade’. Dat betekent concreet dat het leger geen ‘overlijden, invaliditeit, ziekte, materiële of morele schade’ dekt.

Wanneer we in Chardara aankomen, is de weg afgezet – ‘daar begint de jungle waar de taliban heersen’. Wat verderop kwamen een half jaar geleden vier Amerikanen om het leven. Hier bestaat volgens kapitein Manu het risico nu vooral uit bliksemaanvallen van groepjes van tien tot veertig opstandelingen. Ze slaan toe, gaan op in het landschap, zijn ongrijpbaar. De schietbevelen van Manu aan de para’s luiden: ‘Alleen schieten op duidelijk ge-identificeerde schutters of personen die duidelijk een hinderlaag leggen’. Twee dagen geleden was er hier nog een raketaanval door rebellen. En gisteren reageerden Duitse gevechtstroepen door… hun eigen bondgenoten in een Afghaanse post te beschieten.

Het incident zorgt voor onrust in het ‘fort van Chardara’. Een versterkt kamp op een hoogte, met dikke muren, rollen prikkeldraad en geschutstorens. Daarachter liggen het politiegebouw en de kleine Duitse legerpost. De Afghaanse commandant, die hier door de 32-jarige kapitein Manu moet worden ‘gementord’, heet Mahdi en is zelf maar 23 jaar oud. Mahdi maakt meteen duidelijk dat hij niet altijd op zijn 75 soldaten kan rekenen – absenteïsme en desertie scheren hoge toppen – en dat ze het fort nooit verlaten omdat ze geen partij zijn voor de taliban. Ze beschikken maar over een paar lichte voertuigen en oude kalasjnikovs. Mahdi dankt de Belgen voor de nachtkijkers die hij heeft gekregen, maar die zullen het verschil niet maken. De realiteit is dat het fort direct zal vallen als de Duitsers geen dekking meer geven.

In zijn hoofdkwartier, een stoffig kamertje met potkachel en stafkaart aan de muur, krijgen we op het tapijt rijst, vlees, linzen en brood voorgeschoteld. Kapitein Manu, die nog maar een maand in het land is, gaat zeer tactvol en tegelijk efficiënt met zijn Afghaanse evenknie om. Hij belooft dat hij binnenkort met een aantal manschappen enkele nachten in het fort komt doorbrengen om Mahdi en zijn beggar’s army bij te staan.

‘Insjallah’, antwoordt Mahdi, en bij het afscheid vraagt hij nog eens de Duitsers te verzoeken om niet meer op zijn mannen te schieten.

Op de weg terug rijden we full speed over de omstreden brug over de Kunduzrivier. Verderop naar het zuiden beginnen de moerassen, wijst kapitein Manu. En daar vond het bloedbad plaats dat in Duitsland de geschiedenis zal halen als ‘de affaire-Kunduz.

Willkommen in Kunduz

Herzlich willkommen’ staat op de weg naar het grote Duitse kamp van Kunduz. Hier zijn nu 130 Belgen ‘ingebed’, veilig achter hoge stenen muren en bastion walls van grindzakken. Duits is er de voertaal voor de orders. Duitse kost is wat de mess schaft. En alsof dat nog niet genoeg is, is er ook alleen Duits bier in het Belgische café Rocket Inn. Aan de muur hangt koning Albert naast een machinegeweer. Recht daartegenover prijken andere markante koppen op opsporingsaffiches: buitenlandse terroristen, onder meer uit Oezbekistan. Ook een Europese jongen, die Jan Pawlo Schneider heet, alias Hamza. Daarnaast hangt een bericht om uit te kijken voor een gestolen Toyota Landcruiser, die ‘mogelijk als bomwagen’ zou worden gebruikt.

De Belgen zijn hier gekomen voor veiligheid en wederopbouw, maar lijken meer en meer in de ‘oorlog tegen terreur’ te worden meegezogen. De ISAF-troepen, die met een VN-mandaat en onder NAVO-leiding actief zijn, hebben een dubbelzinnige rol. Het verschil tussen ‘coachen’ en ‘vechten’ is vaag. Luitenant-kolonel Vermeulen: ‘De Belgen zijn officieel niet in oorlog, maar steunen wel de gevechtsoperaties van de Afghaanse troepen. Wij nemen dezelfde risico’s op het terrein als zij, ook in de voorste linie – want hier bestaat er gewoon geen eerste en tweede linie. En dus kunnen we inderdaad elke dag een dode hebben. Wij hebben niets met de Amerikanen te maken, maar als ze in de nood zitten, moeten we ze helpen. Het vreemde is dat de Duitsers hier nu al vier gevechtseenheden hebben gelegerd, wat te veel is en wat niet de bedoeling was. Maar de opstandelingen zijn meester in de meeste zones.’

Het aantal gesneuvelde burgers en buitenlandse militairen is in Afghanistan nu naar recordhoogten gestegen. Het onderscheid tussen de Amerikaanse oorlog en de ISAF-operatie is hier flinterdun, en dat zal er niet beter op worden wanneer er vanaf maart ook 1000 Amerikaanse soldaten in Kunduz worden gelegerd. De Duitsers zijn daar erg gevoelig voor sinds het drama van 4 september 2009. Toen werden twee tankwagens gekaapt door de taliban, die de chauffeur en zijn zoon onthoofdden. Ze reden zich echter vast in de rivierbedding in Chardara. Daarop lieten ze mensen olie uit de tankwagens tappen. De Duitsers, die het vanuit een drone filmden, vroegen steun van Amerikaanse bommenwerpers. In een enorme vuurhaard vielen ruim 100 slachtoffers. Een paar dagen later stierf nog een journalist die op de plaats van het onheil ontvoerd was. Verscheidene Duitse politieke en militaire topfiguren moesten sindsdien al opstappen, vooral vanwege de ‘verkeerde communicatie’.

‘Om het grof te zeggen: een onschuldig bombardementje, als je kijkt naar wat de Amerikanen allemaal doen’, zegt kolonel Bart Laurent. Hij heeft net een missie van zes maanden beëindigd als red card holder. Dat is de man die op het laatste moment nog een beschieting of andere operatie van de Belgen kan tegenhouden. Het bombardement van 4 september heeft hij passief gevolgd, want er waren geen Belgen bij betrokken. Zou hij anders de rode kaart getrokken hebben? ‘Militair gezien leek de actie correct. De slachtoffers waren vooral opstandelingen. En kindjes waren er niet bij, zoals de pers beweerde. De tankwagens waren rijdende bommen, en dat in een gebied dat altijd maar gevaarlijker is geworden.’ De erg gemotiveerde kolonel is al aangeduid voor een nieuwe missie in 2012. Als het Belgische mandaat tenminste wordt verlengd. Maar dat lijkt nu al vast te staan voor de legertop.

Vorige maand stuurde de Belgische regering weer een nieuw opleidingsteam (OMLT). Daarmee zijn er al ruim 600 Belgen in Afghanistan, een verdubbeling in twee jaar. Het grootste deel verdedigt de luchthaven van Kabul; een detachement is op de luchthaven van Kandahar actief met zes F16’s; maar het zijn vooral de soldaten in Kunduz die risico lopen. Het voorbije jaar hebben ze al meermaals met beschietingen en aanslagen te maken gehad. Er zouden twee redenen zijn voor het opgelaaide geweld. Enerzijds leidt de versterkte Amerikaanse druk op het zuiden ertoe dat sommige taliban het actieterrein naar het noorden verleggen. Anderzijds is de zuidelijke aanvoerlijn uit Karachi niet meer verzekerd, waardoor er nu een noordelijke bevoorradingsroute uit Tadjikistan wordt gebruikt. De twee opgeblazen tankwagens waren op die route gekaapt.

Weinigen geloven hier dat het nieuwe plan van de recente conferentie van Londen, om ‘gematigde’ taliban geld en jobs te geven om hun wapens neer te leggen, veel kans van slagen heeft. De geplande overdracht van gebieden aan Afghaanse troepen zien ze ook nog niet snel gebeuren. Die afghanisering van president Barack Obama doet sterk denken aan de vietnamisering van Richard Nixon veertig jaar geleden – waarna de Vietnamoorlog helemaal slecht afliep. ‘Het probleem is dat de westerse troepen hier als een rode lap op een stier werken’, zegt Jacky Aercke, chef van een ploeg ontmijners in Kunduz. Hij is aan zijn derde missie bezig en kan dus vergelijken. ‘In 2005 kon je nog in een jeep rondrijden en de mensen wuifden en lachten. Nu komen de Duitsers alleen nog met zware pantsers buiten, en steeds minder. Contact met de bevolking is er al helemaal niet meer bij.’

In de mess hangt een artikel waarin staat dat het Duitse bevel een hogere gevarenpremie wil, omdat het gevaar na de Londenconferentie juist nog toegenomen zou zijn. Ook de Belgen komen nog amper één keer per week buiten omdat ze telkens afhankelijk zijn van Duitse force protection. ‘Het probleem is juist het Duitse flutmandaat’, zegt Aercke. ‘Zelfs als ze beschoten worden, reageren ze maar lauw. Ze zijn nu bang van hun eigen schaduw. Daarom hebben ze vrijwel alle districten opgegeven, op Chardara na. Dat is hun symbolische bolwerk, al worden ze ook daar bijna elke keer beschoten.’ Vorige maand maakte hij er zelf nog een zware beschieting mee. Ook de explosieven die Aercke als ontmijner moet opruimen, zijn almaar ‘zwaarder en slimmer’ geworden. En de Belgische robot die de bommen zou moeten neutraliseren, blijkt helaas ongeschikt voor de Afghaanse omstandigheden.

Een netelige vraag blijft wie de vijand nu eigenlijk is. De taliban, Al-Qaeda, andere krijgsheren? Het Belgische bevel noemt hen nu gemakshalve de bad guys. En wat als ze ineens bad guy Osama Bin Laden himself zouden tegenkomen? ‘Euh, niet schieten als hij niet eerst schiet’, zegt een plichtsbewuste militair. ‘Anders krijgen we nog een onderzoek van Brussel aan ons been.’

De rovers van Khanabad

Het is wonderlijk hoeveel jongens en meisjes je onderweg op daken en op heuvels ziet staan om een veelkleurige vlieger op te laten. Oorlog of niet. Net als in de film.

We rijden naar de naburige stad Khanabad met een ontzagwekkend konvooi van een dozijn Duitse en Belgische pantserwagens. De karavaan dendert door een bijzonder drukke marktstraat en rijdt zich vast in een file van ezels en kamelen met takkenbossen op hun rug. Honderden vrouwen in blauwe boerka staan op de stoep spullen te kopen en te verkopen. Oude mannen met baarden en tulbanden zitten in kleermakerszit op tafel thee te drinken en gapen ons aan alsof we buitenaardse wezens zijn. Alleen onze Afghaanse tolken dragen geen kogelvrij vest, helm en veiligheidsbril.

Het zware militaire vertoon draait eigenlijk allemaal om twee soldaten die verantwoordelijk zijn voor de civiel-militaire projecten (CIMIC). Franz, een ronde, Biberkopfachtige ingenieur die de plannen concreet op papier uitwerkt. En Jennifer, een 26-jarige, blonde Antwerpse luitenant, die de missie moet leiden. Ze ziet er indrukwekkend uit, met machinegeweer over de borst, revolver aan de gordel, en zakken vol patronen en granaten. Ze blaakt van enthousiasme, maar jammer genoeg mag ook zij van de Duitsers nog maar maximaal één keer per week naar buiten, gezien de nood aan beveiliging.

De humanitaire missies zijn natuurlijk ook bedoeld om het vertrouwen van de bevolking terug te winnen. De hearts and minds. Smile and wave.

Districtsmanager Nashir en zijn medewerkers zijn zichtbaar geïntimideerd door het gezelschap van ongeveer vijftig militairen dat hun zwaarbewaakte compound in Khanabad onaangekondigd binnenvalt. Nashir zit achter de obligate potkachel zijn wenkbrauwen te fronsen onder een portret van Karzai. Hij drukt nerveus op een knop en een deuntje uit Für Elise schalt door het hele districtshuis. Een bode brengt groene thee en gesuikerde nootjes.

De kordate Jennifer overloopt met Nashir een lange lijst van projecten en problemen. Hebben de inwoners van het dorp aan de voet van de bergen hun kanaal uitgebaggerd en cash for work gekregen? Hoe zit het met de aanpak van de corruptie in dit district? Wat wordt er gedaan aan de rovers die de weg naar Khanabad onveilig maken? De districtsmanager zegt dat drie bandieten al zijn opgepakt. De hoofdman van de rovers, een zekere Baluch, loopt echter nog vrij rond. Jennifer noteert de namen.

Dan legt ze de plannen voor een nieuwe school en een kleine waterkrachtcentrale op tafel, die door de glunderende Franz zijn ontworpen. De districtsmanager stemt ermee in, zet er zijn handtekening onder, maar vermeldt droog dat de school ook al eens gepland was door de Amerikanen, tot zij het project in de steek lieten nadat er vier soldaten waren opgeblazen. Jennifer zegt dat deze projecten nu zijn goedgekeurd, maar dat er nog één probleem is: ‘Er is geen budget meer voor civiele projecten. Maar over enkele maanden neemt Duitsland een nieuwe beslissing.’ Het is een antwoord dat ze die dag meermaals moet herhalen, en dat frustreert haar. Van de Belgen krijgt ze sowieso geen geld. Het Belgische ontwikkelingsbudget voor Afghanistan bedraagt 12 miljoen euro, het ‘oorlogsbudget’ ruim 100 miljoen euro. Kan er echt níéts af voor projecten in de straatarme provincie Kunduz?

In de blakende middagzon waaien de stofwolken hoog op. Het konvooi rijdt over een hobbelige weg naar een dorp in de omgeving van Khanabad. Alles ziet er even zandkleurig uit, de straten, de huizen, de uitgerafelde kleren van de mannen en kinderen die zich om ons heen verzamelen. Alleen de dorpsoudsten dragen kleurige gewaden en tulbanden. Zij leggen de noden uit: een dam is vorig jaar gesprongen en een vloed water spoelde van de bergen door de velden en huizen van het dorp. De straten zitten nog vol gaten. Franz bestudeert de situatie en besluit geestdriftig dat het een uitstekend project is. Jennifer zegt dat er voorlopig geen budget meer is…

De jonge luitenant is de enige vrouw in het grote gezelschap. Zij heeft er nooit problemen mee gehad, ook niet met streng gelovige Afghanen. Ze vindt het zelf ook een beetje absurd om met zo’n immens tankkonvooi de wegen kapot te rijden en dan de dorpelingen te horen vragen om hun wegen te herstellen. En kost deze ene missie vandaag niet al meer dan het project zelf zou kosten?

Heeft ze eigenlijk al iets kunnen realiseren dat echt werkt? ‘Nee, niets’, zegt Jennifer eerlijk. Over enkele weken zit haar missie erop. Het is voor de lokale bestuurders erg frustrerend om telkens weer nieuwe gezichten te moeten leren kennen. De Belgen blijven, naargelang hun rol, slechts vier of zes maanden. De gouverneur van Kunduz heeft al vaak geprotesteerd tegen die snelle rotatie en stuurde vorige week nog zijn kat naar een afspraak met de legertop. Intussen heeft talibanleider Mullah Omar al een eigen schaduwgouverneur in Kunduz aangesteld.

Midden in de velden moet het konvooi ineens halt houden van de Duitse begeleiders. ‘ Leute weglaufen, später überwachen… ‘ klinkt het door de boordradio. Of toch iets van die aard. ‘Wat zegt-ie?’ vraagt een van de Belgische soldaten.

Blijkbaar zijn er twee bad guys in de velden opgemerkt. Een man met een wapen is weggelopen. Een andere man wordt opgepakt door de politiemannen met zwarte bivakmuts, die in ons konvooi meereizen.

De schutter in de Belgische pantserwagen staart scherp naar zijn scherm en klemt de joystick stevig vast. Hij zoomt in op iemand die achter een dijk van een irrigatiekanaal wegduikt. Is het de man met het wapen? Is het Baluch? Hij zoomt nog meer in. In het vizier verschijnt het gezicht van een verschrikt jongentje. Hij raapt een vlieger op en rent struikelend weg.

DOOR CHRIS DE STOOP IN KUNDUZ, AFGHANISTAN

‘Wij steunen de Afghaanse gevechtsoperaties. Wij nemen dezelfde risico’s als zij, ook in de voorste linies.’

De Belgen zijn gekomen voor veiligheid en wederopbouw, maar worden meegezogen in de ‘oorlog tegen terreur’.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content