Nee, een heilige was hij beslist niet, schreef Nelson Mandela in zijn autobiografie. Maar hij was er wel heilig van overtuigd dat Zuid-Afrika alleen kon worden gered door het verleden achter zich te laten. Na 27 jaar gevangenschap zette hij als eerste zwarte president het door apartheid verscheurde land op de weg naar verzoening. Zonder hem zou de wereld er anders uitzien.

Het was een van de opmerkelijkste daden van Nelson Mandela, zijn bezoek in augustus 1995 aan het dorp Orania, dat vier jaar eerder door de schoonzoon van apartheidsarchitect Hendrik Verwoerd was opgezet als een ‘slegs vir blanke’ enclave. Mandela ging er op de thee bij de toen 94-jarige Betsie Verwoerd, de weduwe van Hendrik, die geenszins bekendstond om haar vooruitstrevende ideeën.

Maar het bezoek verliep voorspoedig en een montere Mandela vertelde de pers na afloop dat de hartelijke ontvangst hem deed denken aan de gastvrijheid in Soweto. Hij vond dat de Oraniërs hun nederzetting naar hun eigen goeddunken moesten besturen, en hij drong erop aan dat ze onder Afrikaners toch vooral een referendum moesten houden over een eventuele Volksstaat voor Afrikaners. Ongetwijfeld omdat hij zeker wist dat de meerderheid tegen zou stemmen.

Die uitgestoken hand naar ‘de vijand’, in dit geval verstokte Afrikaner racisten, was Mandela ten voeten uit. Hij had weinig reden om zo’n verzoeningsgebaar te maken. Het waren de Afrikaners die in 1948 apartheid introduceerden. Het waren de Afrikaners die, met Hendrik Verwoerd als minister van Native Affairs, in 1952 de Pasjeswetinvoerden die volwassen zwarten verplichtte te allen tijde een speciale pas bij zich te hebben als ze zich in ‘blanke’ gebieden bevonden. En het waren de Afrikaners die onder (inmiddels premier) Hendrik Verwoerd in 1960 het ANC als politieke organisatie verboden, waarna de partij haar gewapende arm oprichtte, Umkhonto we Size (MK), Speer der Natie.

Mandela werd benoemd als MK-opperbevelhebber, en zijn guerrillastrijders pleegden op 16 december, een belangrijke Afrikaner feestdag, een eerste serie bomaanslagen. Niet veel later werd hij bij het plaatsje Howick gearresteerd en in 1964 – nog steeds onder het premierschap van Verwoerd – veroordeeld tot levenslang, wat uiteindelijk resulteerde in 27 jaar gevangenschap, waarvan hij er achttien doorbracht op het onherbergzame Robbeneiland.

En toch ging Mandela bij weduwe Verwoerd op de thee. En niet alleen vergaf hij de Afrikaners, hij sprak bovendien vaak in bewonderende bewoordingen over hen. Zo gaf hij kort na zijn vrijlating in 1990 een gedegen uiteenzetting van de Afrikaner geschiedenis met zijn Grote Trek ( 1835) en de heldhaftige strijd tegen het Britse kolonialisme eind negentiende eeuw, die voor Mandela vergelijkbaar was met de zwarte strijd tegen apartheid. Dat was meer dan alleen een slimme poging om de angel uit de blanke weerstand tegen het ANC te halen. ‘Het was niet ingegeven door cynisme en pragmatisme. Ik denk dat hij werkelijk Afrikaans wilde leren en de Afrikaner geschiedenis wilde begrijpen. Er was sprake van oprechte bewondering’, zegt de historicus Tim Couzens die Mandela diverse malen interviewde en het onderzoek en redactiewerk deed voor het in 2010 verschenen Mandela-boek Conversations with Myself.

Afrikaner cipier

De vijand, wist Mandela, dat zijn ook maar gewoon mensen van vlees en bloed met hun eigen specifieke kwaliteiten en tekortkomingen. ‘Diep van binnen kent elk hart van ieder mens barmhartigheid en edelmoedigheid’, schreef hij in zijn autobiografie Long Walk to Freedom. Feilloos speelde hij daarop in. Zo raakte hij tijdens zijn gevangenschap op Robbeneiland bevriend met de jonge Afrikaner cipier Christo Brand. De jongen kwam aan als 18-jarige racist, maar viel al snel voor de charmes van Mandela en zou allerlei illegale diensten voor de gevangene verrichten, zoals doorgeven van boodschappen. Van Mandela’s kant was het een combinatie van pragmatisme en empathie. De vriendschap tussen hem en Christo zou ook na zijn vrijlating in 1990 voortduren.

Het was een van de vele voorbeelden van Mandela’s uitgekiende psychologische machinaties waarmee hij vrijwel iedereen naar zijn hand wist te zetten, van cipier Brand tot president Botha. ‘Hoe beter je iemand begrijpt, hoe meer je je met hem kunt identificeren – ook al hoef je niet per se in te stemmen met het gedachtegoed’, zegt Couzens. Zelf schreef Mandela in Long Walk to Freedom: ‘Ik wilde dat Zuid-Afrika zag dat ik zelfs van mijn vijanden hield, terwijl ik het systeem haatte dat ons tegen elkaar opzette.’

Ook uit tactisch oogpunt was het heel handig om je in je tegenstander te verdiepen. Het gaf Mandela een onmiskenbare voorsprong tijdens de onderhandelingen met de Nationale Partij die midden jaren tachtig begonnen. Mandela kende de Afrikaners veel beter dan zij hem. Hij sprak hun taal, kende hun geschiedenis, had zich verdiept in hun kracht en hun zwakheden. Voor hen was hij vooral een onbuigzame zwarte, een Xhosa-sprekende communistische terrorist.

Ook de verzoeningsgebaren waren goed gekozen. Tijdens de opening van het eerste democratisch gekozen parlement op 24 mei 1994 verbaasde Mandela vriend en vijand door te citeren uit de poëzie van de Afrikaanse dichteres Ingrid Jonker, die in 1965 zelfmoord had gepleegd. ‘In de donkere dagen toen alles in ons land hopeloos leek, toen velen weigerden om naar haar klankvolle stem te luisteren, sloeg zij de hand aan zichzelf. Ze was zowel Afrikaner als Afrikaan’, sprak hij, om vervolgens voor te lezen uit haar gedicht ‘Die kind wat dood geskiet is deur soldate by Nyanga’, eindigend met de strofe ‘het kind dat alleen maar wilde spelen in de zon bij Nyanga is overal/ het kind dat een man is geworden trekt door heel Afrika/ het kind dat een reus is geworden trekt door de gehele wereld… Zonder pas.’

Zo palmde Mandela de Afrikaners in. Maar hij was geen heilige. In het nooit verschenen tweede deel van zijn autobiografie, The Presidential Years, schreef hij: ‘Iets wat me in de gevangenis grote zorgen baarde, was dat valse imago dat ik zonder het zelf te weten naar de buitenwereld uitstraalde; dat van heilige. Ik was dat nooit, zelfs niet als je de aardse definitie hanteert van de heilige als zondaar die het maar blijft proberen.’

Grote tegenspeler

Nee, een heilige was hij zeker niet, zegt ook zijn grote politieke tegenspeler ex-president F.W. de Klerk. Het was De Klerk die de apartheid afschafte en op 11 februari 1990 Mandela zijn vrijheid teruggaf. Vervolgens moesten zij samen aan de slag om tot een vergelijk te komen zodat Zuid-Afrika eindelijk een normale democratie zou worden, waarin iedereen stemrecht had, maar ook de blanke minderheid zich thuis zou voelen. Ze kregen in 1993 een Nobelprijs voor de Vrede voor hun gezamenlijke inspanningen. Maar de samenwerking verliep allesbehalve gemakkelijk.

In zijn autobiografie The Last Trek laat De Klerk zich soms in bittere bewoordingen uit over de ANC-leider. Zo beschuldigt hij Mandela ervan in woede te ontsteken zonder eerst de feiten te checken, en hij zegt dat Mandela zijn charmes en holle beloften handig aanwendde zonder problemen werkelijk op te lossen.

Toen ik De Klerk hier een paar jaar geleden naar vroeg, zei hij: ‘Ik zeg het steeds weer: hij is een opmerkelijke man. En hij verdient alle lof die hij zowel hier als in het buitenland krijgt toegezwaaid. Maar hij is ook een gewone mens en ik heb hem erg goed leren kennen. Dus ja, er is inderdaad sprake van opmerkelijk weinig verbittering. Maar geen totale afwezigheid van verbittering. Hij kan erg agressief worden als hij boos is. Als hij zijn zin niet krijgt, kan hij zijn speeltjes uit het autoraampje gooien. Maar dat is een uitzondering. Over het algemeen is hij een redelijke man, een analytisch denker die volgens een duidelijke logica handelt. Dus als ik schrijf dat hij serieuze fouten heeft gemaakt en dat hij soms erg onredelijk tegen mij was, dan doet dat niks af aan het feit dat hij een bijzonder mens is. Zijn grootste bijdrage was zijn verbintenis aan het pad naar verzoening.’

Inderdaad, zonder Mandela zou de wereld er anders hebben uitgezien. En dat geldt natuurlijk helemaal voor Zuid-Afrika. Het was grotendeels aan Mandela te danken dat Zuid-Afrika begin jaren negentig niet afgleed naar een burgeroorlog. En het was dankzij zijn staatsmanschap dat blanke Zuid-Afrikanen begin jaren negentig niet massaal hun boeltje pakten en hun geld naar buitenlandse rekeningen sluisden. Zijn ideologie was die van verzoening en vergeving. ‘Hij heeft nooit een -isme ontwikkeld. In tegenstelling tot Hitlers nazisme, het stalinisme of maoïsme bestaat er geen mandelaïsme als ideologie. Mensen bewonderen hem om zijn karakter’, zegt Couzens.

Playboy

Maar ook in zijn privéleven was Mandela niet altijd een even prettige man. De jonge Mandela stond bekend als playboy, vrouwengek en driftkop. Hij behandelde zijn eerste echtgenote Evelyn Ntoko Mase slecht. Het was een mislukt huwelijk waar vier kinderen uit voortkwamen met wie Mandela nauwelijks een band had. Toen het echtpaar in 1958 na veertien jaar ellende uit elkaar ging, gaf Evelyn bij haar verzoek om scheiding ‘ontrouw, verwaarlozing en geweld’ als hoofdredenen. Volgens het boek Young Mandela van de Britse journalist David James Smith had Nelson talloze affaires, waarvan er een ook nog in een buitenwettelijk kind resulteerde. Hij zou Evelyn hebben geslagen, bij de keel gegrepen en bedreigd met een bijl.

Toen hij met Winnie was getrouwd offerde hij zijn gezinsleven op voor ‘de zaak’. Het maakte hem in familiekringen tot een emotionele hark, een stijve man die zijn gevoelens niet kon uiten. Zelf wist Mandela het mooi te verwoorden in Long Walk to Freedom: ‘Aanvankelijk koos ik er niet bewust voor om mijn volk boven mijn familie te stellen, maar terwijl ik poogde mijn volk te dienen, merkte ik dat ik niet in staat was mijn verplichtingen als zoon, broer, vader en echtgenoot na te komen.’

Een heilige was hij dus niet, en evenmin kwam hij als een soort reïncarnatie van Jezus Christus zomaar uit het niets, zoals de mythe graag wil. Mandela was onderdeel van een traditie. Hij behoort tot een cohort laat-negentiende-, begin-twintigste-eeuwse zwarte Zuid-Afrikanen: de kinderen van notabelen die naar missiescholen waren gestuurd om daar een christelijke opleiding te volgen bij de missionarissen die als ‘conservatief liberaal’ bekendstonden. Op die scholen kwamen ze in contact met de Bijbel en de moderniteit en leerden ze tradities en westerse invloeden tegen elkaar af te zetten. Zij werden de eerste zwarte priesters, advocaten, schrijvers, journalisten en politici. Mensen als de geestelijke Tiyo Soga (1829), de schrijver/journalist Sol Plaatje (1876) en de medeoprichter van het ANC Pixley Seme (1881) gingen Mandela voor.

Koninklijk huis

Mandela bracht zijn vormingsjaren door aan het hof van het koninklijk huis van het Thembu-volk, Xhosa-sprekers die zich in de zeventiende eeuw aan de oostkust van Zuid-Afrika hadden gevestigd. Nadat zijn vader, een chief, was overleden werd Nelson voor zijn verdere opvoeding als negenjarige naar de hofhouding van de Thembu-koning gestuurd. Die achtergrond gaf hem zijn niet geringe gevoel van eigendunk en autoriteit, die hem heel natuurlijk af gingen. In The Last Trek beschrijft De Klerk zijn allereerste ontmoeting met Mandela op 13 december 1989 als volgt: ‘Hij was langer dan ik me had voorgesteld, licht voorovergebogen vanwege zijn leeftijd. De eerste indrukken waren: waardigheid, beleefdheid en zelfbewustzijn. Hij straalde warmte en charme uit – als hem dat uitkwam. Hij was op en top een Thembu-patriarch en droeg de mantel van autoriteit met het gemak van iemand die niet door twijfels wordt geplaagd. Zijn achtergrond: de training als toekomstig adviseur voor de Thembu-chief, de heftige politieke carrière, de harde lessen in zelfbeheersing en vast-beradenheid die hij in de gevangenis had geleerd, het had hem allemaal voorbereid op dit moment in de geschiedenis.’

Het waren dus die twee belangrijke tradities die Mandela vormden: het traditionalisme en het aanzien van het koninklijke hof, en de moderniteit en het liberalisme van de missiescholen. Het maakte hem gesloten, kalm, stoïcijns en autoritair. ‘Zijn belangrijkste eigenschappen voor zijn politieke carrière waren zijn zelfdiscipline en zijn eigenzinnige hang naar onafhankelijkheid’, zegt historicus Tim Couzens.

Zelfs toen hij al bijna twintig jaar gevangen zat, waren die eigenschappen nog ongeknakt. De plannen om hem vrij te laten in ruil voor allerhande concessies begonnen vroeg in de jaren tachtig. In 1982 was Mandela vrij onverwachts van Robbeneiland naar Pollsmoor Prison gebracht, een gevangenis op het Kaapse vasteland, waar hij beter eten kreeg en meer bezoek mocht ontvangen. Sommige bezoekers waren door de apartheidsregering gestuurd om te peilen in hoeverre er met Mandela te onderhandelen viel. Nauwelijks, zo bleek.

Thuisland

De apartheidsstrategen ontwikkelden een hele serie plannen om Mandela’s politieke geloofwaardigheid aan te tasten, uitgaand van het idee dat een zestiger na twee decennia in de cel ook wel weer eens de vrijheid zou willen proeven. Zo ontstond onder meer het idee om hem over te dragen aan Transkei, een van de nominaal ‘onafhankelijke’ thuislanden waar ook Mandela’s geboortedorp Mvezo lag. De president daar, Chief Kaiser Daliwonga Matanzima, was bovendien familie. Mandela wees dat aanbod meteen van de hand. Hij erkende de thuislanden niet; ze waren een uitvinding van het apartheidsregime om zwarten op hun plek te houden. Vervolgens werd er een plan bedacht om hem uit te ruilen tegen de Sovjetdissident Andrei Sakharov, een wetenschapper die sinds 1980 huisarrest had in een flat in Gorky. Als tegenprestatie moesten beide mannen dan wel hun vaderland vaarwel zeggen. Mandela weigerde ook op dat aanbod in te gaan.

Daarna werd er gekeken of er geen mogelijkheid was om Mandela vrij te laten in ruil voor het afzweren van de gewapende strijd van het ANC. Wederom wist Mandela van geen wijken. In plaats van een concessie te doen, gaf hij zijn dochter Zindzi opdracht om tijdens een protestbijeenkomst in Soweto zijn boodschap aan de achterban voor te lezen. Zindzi citeerde haar vader: ‘Wat voor vrijheid wordt mij aangeboden als de organisatie van het volk (het ANC) verboden blijft? Wat voor vrijheid wordt mij aangeboden als ik de kans loop gearresteerd te worden als ik de pasjeswet overtreed?’ Ze sloot af met: ‘Alleen vrije mensen kunnen onderhandelen. Gevangenen kunnen geen overeenkomsten sluiten… Ik kan en wil geen garanties geven als ik en jullie, het volk, niet vrij zijn. Jullie en mijn vrijheid kunnen niet worden gescheiden. Ik zal terugkeren.’

Uiteindelijk vond er in 1989 een geheime ontmoeting plaats tussen Mandela en de toenmalige president P.W. Botha. Door Afrikaans met hem te spreken en parallellen te trekken tussen de zwarte bevrijdingsbeweging en de Afrikaner vrijheidsstrijd tegen de Britten wist Mandela het ijs tussen hem en de stugge, onvoorspelbare Botha te breken.

Dat enkele van de daaropvolgende ontmoetingen tussen Mandela en vertegenwoordigers van het apartheidsregime plaatsvonden zonder dat de ANC-partijtop daarin was gekend, zette kwaad bloed bij sommige ANC’ers. Hij zou ondemocratisch hebben gehandeld. Op dergelijke momenten toonde Mandela niet alleen die’eigenzinnige onafhankelijkheid’ maar ook zijn achtergrond als Thembu-patriarch die gewend is zelfstandig beslissingen te nemen als dat moet. ‘Er zijn momenten waarop een leider zich van zijn volgelingen moet losmaken, en een nieuwe richting moet inslaan’, zei hij in 1994.

Loze kreet

En al is hij de grote verzoener van zijn land, er blijft ook iets knagen. Het heeft te maken met een van de tekortkomingen waar De Klerk op wees. Dat Mandela zijn charme en beloften gebruikte zonder problemen werkelijk op te lossen. In praktijk betekent dat onder meer dat Mandela mensen hoop gaf die later onrealistisch bleek. Zuid-Afrika is niet het land geworden dat hij in 1994 beloofde. De ANC-slogan ‘A better life for all’ is voor een groot deel van de zwarte achterban een loze kreet gebleken. Zij wonen nog altijd in afzichtelijke krottenwijken en moeten dagelijks lezen hoe de ANC-top zich via corruptie ongekend verrijkt, een gezwel dat onder Mandela begon en door hem werd gedoogd.

En ondanks die thee bij weduwe Verwoerd en dat gedicht van Ingrid Jonker voelen ook Afrikaners teleurstelling, met name de veertigers die grotendeels tijdens de apartheid opgroeiden. Zij maakten de euforie heel bewust mee en luisterden met bonkend hart naar Mandela toen hij tijdens de inhuldiging als president op 10 mei 1994 zei: ‘We sluiten een verdrag waarmee we een samenleving zullen helpen opbouwen waarin alle Zuid-Afrikanen, zwart en blank, trots kunnen rondlopen, zonder angst in hun hart, verzekerd van hun onvervreemdbare recht op menselijke waardigheid – een regenboognatie die vrede heeft met zichzelf en met de rest van de wereld.’

Maar die regenboognatie bleek een illusie. Dat non-raciale land waar de welwillende Afrikaners in 1994 zo graag deel van wilden uitmaken, een land waarin iedereen de handen uit de mouwen stak en het verleden achter zich liet, dat land is er nooit gekomen. Hun kennis en enthousiasme was niet gewenst. Ze werden door Mandela’s opvolger Thabo Mbeki op een zijspoor gezet en konden dankzij een serie maatregelen niet actief participeren in de opbouw van het ‘Nieuwe Zuid-Afrika’. ‘We moeten nu zelf onze weg zoeken, want er is geen kaart’, vertelde de 43-jarige filosoof Johann Rossouw me. ‘We wilden niet in een soort Orania wonen. Wat wij wilden, was Mandela’s idee van Zuid-Afrika, waarin iedereen zegt: we leggen die kunstmatige scheiding naast ons neer en we werken werkelijk samen en belichamen de pluraliteit.’

DOOR FRED DE VRIES

‘Ik wilde dat Zuid-Afrika zag dat ik zelfs van mijn vijanden hield, terwijl ik het systeem haatte dat ons tegen elkaar opzette.’

‘Terwijl ik poogde mijn volk te dienen, merkte ik dat ik niet in staat was mijn verplichtingen als zoon, broer, vaderen echtgenoot na te komen.’

Dat non-raciale land waar de Afrikaners in 1994 zo graag deel van wilden uitmaken,dat land is er nooit gekomen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content