Georges Vassiliou, ex-president van Cyprus, over de verscheurdheid van zijn eiland en de toetreding tot de Europese Unie.

De aardbeving die in augustus Turkije trof en de andere, een maand later in Griekenland, brachten de twee landen die al zo lang in vijandschap of gewapende vrede met elkaar leven onverwachts dichter bij elkaar. Er werd wederzijdse hulp geboden. Voetbalwedstrijden leidden tot verbroedering. Er werden besprekingen aangevat. Maar een heikel punt blijft het sinds 1974 verdeelde eiland Cyprus, waarvan de Griekse kant op de kandidatenlijst voor de Europese Unie staat en de Turkse niet. Een ander knelpunt is dat Turkije zelf ook kandidaat-lid is van diezelfde Unie. Daarover moet nu opeens veel te gauw, in Helsinki, iets beslist worden.

Ex-president van Cyprus Georges Vassiliou, nu leider van de onderhandelingen met de EU, ziet voor al deze problemen nog geen oplossing in het verschiet. Omdat er aan de Turkse kant, bij Turks-Cypriotenleider Rauf Denktash, geen belangstelling is voor een oplossing, zegt hij. Zodra die er wel is, wordt veel mogelijk.

Georges Vassiliou: Het is natuurlijk goed, die wederzijdse hulp tussen Grieken en Turken heeft barrières geslecht tussen de twee volkeren. Maar tot op heden hebben wij, zeker over Cyprus, in de officiële politiek geen verandering gezien. U zal zeggen, niet zo haastig. Maar we wachten al 25 jaar, het is meer dan tijd.

Spijtig genoeg heb ik geen aanwijzingen van meneer Denktash dat hij in een oplossing geïnteresseerd zou zijn. Integendeel, ik geloof dat hij geniet van zijn positie als buitenbeentje, waarin hij toch niets te vrezen heeft aangezien hij de volle steun van de Turkse militairen heeft. Als die niet achter hem stonden, zou hij niet zitten waar hij zit. Zij nemen de beslissingen. Want kijk, Denktash kan niet zonder de huidige patsituatie. Hij is tegen elke demilitarisering gekant omdat hij vreest dat hij daardoor een stuk van zijn macht zou verliezen. Hij doet wat hij kan om contacten tussen onze twee volkeren te voorkomen.

Toen ik president was, hadden wij gastarbeiders nodig, en we kregen kritiek omdat we niet genoeg Turks-Cyprioten aannamen. Dus bespraken wij de zaak, en we gaven instructies om zoveel Turks-Cyprioten als maar wilden overkomen een werkvergunning te geven. Maar onmiddellijk daarna, stopte Denktash de beweging van Turks-Cyprioten naar onze kant.

We wilden een jeugdcentrum bouwen op de Groene Lijn, waar Griekse en Turkse jongeren elkaar konden ontmoeten, praten, spelen… Ook dat werd verboden. Kijk, als je elk contact verbiedt tussen jonge Turken en jonge Grieken, dan wil dat zeggen dat je bang voor ze bent. Ik ben ervan overtuigd dat als wij die contacten toegelaten hadden, als de mensen zich vrij heen en weer hadden kunnen bewegen en Turks-Cyprioten op Cyprus hadden kunnen gaan waar ze wilden en Grieks-Cyprioten ook, dat die zogenoemde scheiding die wij nu hebben dan al heel gauw zou ophouden te bestaan. Omdat de mensen zouden zeggen: dit heeft geen zin. Maar zoals de zaken er nu voorstaan kunnen we alleen maar hopen dat het ooit verandert, en een beetje in die richting werken.

U hebt met Rauf Denktash gesproken, nietwaar?

Vassiliou: O ja. Waarschijnlijk meer dan met wie dan ook.

Het verhaal gaat dat u een paar keer heel dicht bij een akkoord was.

Vassiliou: Nooit. Wij kwamen goed overeen, dat wel. Maar nooit heeft hij het geringste teken gegeven dat hij bereid was om tot een akkoord te komen. Hoe ik ook mijn best deed om hem over te halen – ik niet alleen, ook VN-secretaris-generaal Boutros Boutros Ghali, en anderen…

Maar nu is er druk vanuit de internationale gemeenschap. De VN moet een kader voor onderhandelingen scheppen. VS-president Clinton komt met Turken en Grieken praten. In de Europese Unie wordt de toetreding van Cyprus voorbereid – en in Helsinki moet de Turkse kandidatuur besproken worden. Het zal niet helpen, zegt u?

Vassiliou: Dat weet ik niet. Ik zie niet in waarom Denktash zijn houding zou wijzigen. Maar misschien doet hij het wel, kwestie van taktiek. Dat heeft hij al meer gedaan: altijd ‘nee’ zeggen en dan ineens ‘ja’, zodat iedereen roept: prachtig, nu kunnen we praten! En al pratende zag men dan dat het maar een gebaar was, zonder inhoud.

Uw onderhandelingen over de intrede van Cyprus in de Europese Unie zijn bijna rond?

Vassiliou: In principe tegen juni volgend jaar moeten we weten waar we staan met de Europese Unie. Tegen dan moeten wij hun vragen beantwoord hebben, en zij de onze. Daarna zullen we nog over een paar dingen moeten onderhandelen, zoals milieu, coöperaties, de “internationale zakensector” – dat is de offshore-sector – dat zijn allemaal zaken die volgens ons relatief gemakkelijk aan te pakken zijn, met een beetje goede wil. En daarmee zouden de onderhandelingen voltooid moeten zijn. Zoniet tegen het einde van het jaar, dan toch tegen uiterlijk de zomer van 2001. Daarna, de toetreding, de ondertekeningen, de goedkeuring van de parlementen… En dan ben je lid. In theorie tegen één januari 2003.

Maar er is geen garantie dat het zo loopt. De Unie is niet klaar. Heeft zich nog niet aan een datum gebonden. Kijk, ik denk dat er momenteel een spel aan de gang is. Jij moet eerst klaar zijn, ik moet eerst klaar zijn… Niet alleen over Cyprus, maar in het algemeen. Maar dat spel kan maar een beperkte tijd duren. Dan moeten de kaarten op tafel komen.

Ik heb vaak gehoord dat de Unie Cyprus niet als lid zou willen zolang het Cypriotische probleem niet opgelost is.

Vassiliou: Wel, als dat het geval is, wat zit ik hier dan verdomme te doen? Mijn leven en mijn tijd te verdoen, terwijl iedereen me bezweert dat niemand vetorecht heeft buiten de lidstaten? Die vrees bestaat natuurlijk, ook onder Cyprioten, dat we dat allemaal voor niets aan het doen zijn. Ik zeg, nee, het is niet voor niets. Ten eerste doen we het voor onszelf, want aan hun voorwaarden beantwoorden is positief voor iedereen. Ten tweede kan ik me niet voorstellen dat de leden je eerst al het werk laten doen, en dan zouden zeggen dat het voor de grap was.

Dus u moet maar voortdoen en geloven dat het goed komt?

Vassiliou: Ja. Precies.

Ik probeer natuurlijk u iets te laten zeggen over de driehoek van de EU, de Turkse kandidatuur, de toetreding van Cyprus, als mogelijk bron voor een oplossing.

Vassiliou: Kijk, laat me duidelijk zijn. Persoonlijk was ik altijd al voorstander van de Turkse toetreding tot de EU. Maar uit respect voor de EU heb ik gezegd dat geen enkel land mag toetreden zonder te beantwoorden aan de criteria. Of te bewijzen dat het in staat is om een echt lid van de Unie te zijn. Zonder al die andere dingen: respect voor mensenrechten, voor oppositie, voor democratie, goede relaties met buurlanden, en problemen als dat van Cyprus willen oplossen. De houding van Turkije was er altijd een van wel willen toetreden, maar niet veel vooruitgang maken. Dus ja, ik ben er voorstander van dat Turkije kandidaat kan zijn. Maar Turkije heeft nog niets gedaan om aan die criteria te beantwoorden.

Anderzijds zeg ik ja, we moeten misschien de Turkse stelling geloven dat het, als het eenmaal als kandidaat aanvaard is, vriendelijker zal zijn voor Cyprus en zal meewerken aan een oplossing. Maar dat is wel de kar voor de paarden spannen. Want toen het probleem Cyprus ontstond had het niets te maken met de EU. Dus ik kan u daar in essentie niets over vertellen. Behalve dat het goed zou zijn voor Turkije als het hielp het probleem op te lossen en naar criteria voor EU-lidmaatschap toe ging werken.

U zegt van de Turks-Cyprioten dat hun Turkse Republiek van Noord-Cyprus illegaal is. Zij zeggen dat ze door u erkend willen worden als gelijkwaardige partners. Hoe kunt u die twee verzoenen?

Vassiliou: Dat kun je niet. Maar dat is niet de basis voor een verzoening. Die moet tot stand komen op basis van VN-resoluties en akkoorden op hoog niveau. Waarbij de twee gemeenschappen op dit eiland, die om verschillende redenen in conflict met elkaar leefden, beslissen dat ze in vrede willen leven, een federatie oprichten en die proberen te laten functioneren. De rest kun je vergeten.

Dat veronderstelt gelijke partners.

Vassiliou: Wel, de twee gemeenschappen wàren gelijkwaardig, en de federatie impliceert hoedanook gelijkwaardigheid op je eigen terrein van competentie. Daar hebben we nooit problemen mee gehad. Maar dat is iets heel anders dan zeggen dat we de invasie moeten erkennen, wat het standpunt van Denktash is. Nee, we gingen een federatie maken, waarin één deel kleiner ging zijn dan het andere, maar de twee delen zouden exact dezelfde macht hebben in de federale structuur. Als Vlaming moet u dat vertrouwd in de oren klinken.

Foto’s Maria Fialho

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content