De Securitas-zaak, waarover justitieminister Van Parys vorige maandag nog in de Kamer geïnterpelleerd werd, is in menig opzicht symptomatisch voor de vermolming van het gerecht.

Ironisch toeval: net op Onnozele Kinderendag verjaart de strafvordering in de Securitas-zaak. Dan, op 28 december, gaan de veertien betichten – onder wie tien zware jongens met een vet gerechtelijk verleden – strafrechtelijk vrijuit. Hun slachtoffers kunnen hen dan nog wel civielrechtelijk aanspreken met het oog op schadeloosstelling. Maar voor een veroordeling tot een gevangenis- of andere straf is het onherroepelijk te laat. Het Openbaar Ministerie heeft de termijn waarbinnen het zo’n straf kan vorderen, laten verstrijken. Jammer, maar het is niet anders.

Verjaringstermijnen moeten verhinderen dat het gerecht een burger voor eeuwig en altijd als een betichte behandelt zonder zich uit te spreken over zijn schuld of onschuld. Ook in de Securitas-zaak bleek het voor het gerecht – in dit geval, magistraten in Hasselt en Antwerpen, bijna evenveel als er betichten waren – een onmogelijke opdracht om zich aan de timing te houden.

Waarover gaat het hier?

Drie gewelddadige overvallen op Securitas-geldtransporten tussen augustus en oktober 1987 in Herk-de-Stad, Heusden-Zolder en Halen. Een nog brutalere Securitas-overval op 30 december 1988 in Berloz, op de autosnelweg Luik-Namen, waar twee geldkoeriers gewond raakten. Een totale buit van zo’n 85 à 100 miljoen frank.

SNEL UITGELEVERD, SNEL VRIJ

Sinds de Hasseltse procureur des Konings Karel Cleeren op 30 oktober bekendmaakte dat de rechtbank het Securitas-dossier niet tijdig meer kan behandelen, heet het dat de uitleveringsprocedures te lang aansleepten, het dossier op een cruciaal moment gestolen werd, de behandelende onderzoeksrechter en substituut-procureur des Konings op even doorslaggevende ogenblikken in andere functies werden benoemd, en dat de correctionele rechtbank in Hasselt overbelast is door zogeheten megadossiers.

Enig onderzoek leert dat zelfs dit laatste excuus niet telt.

De uitleveringsprocedures verliepen uitzonderlijk snel.

De gewezen kampioen bodybuilder Eric Stiers, die op 23 februari 1989 bij hem thuis in zijn eigen zwarte Porsche aan de Luikse gerechtelijke politie ontsnapte en in september 1993 in Midden-Amerika werd gesignaleerd, werd al in mei 1994 aan het Belgisch gerecht uitgeleverd, ook al zette de Dominicaanse Republiek hem begin oktober 1993 eerst op een vlucht naar Nederland. Zijn oudere broer, de gewezen rijkswachter Danny Stiers, die in februari 1989 in de buurt van Marbella aan de “Costa del Crimen” werd aangehouden, werd in november 1990 door Spanje aan België uitgeleverd. “De bokser” Freddy Putseys, die al eind 1989 in Argentinië werd gesignaleerd en van wie de uitlevering in juli 1993 aan de Argentijnse autoriteiten werd gevraagd, werd precies twee jaar later uitgeleverd.

Het parket van Hasselt wou dit onderzoek echter tot op het bot voeren. Mede omdat de initiële bewijslast blijkbaar niet zo zwaar woog? Hoe anders te verklaren dat de Raadkamer in Hasselt en de Kamer van Inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep (KIB) in Antwerpen de hoofdverdachten telkens zo vroeg vrij lieten. Danny Stiers werd al een maand na zijn uitlevering vrijgelaten. Ook zijn broer Eric kwam een maand na zijn uitlevering vrij. En als Danny Vanhamel en Jozef Peeters vandaag nog in de gevangenis zitten, is het omdat zij op 22 december 1994 tot levenslange dwangarbeid veroordeeld zijn voor hun aandeel in de ontvoering van de elfjarige Anthony De Clerck op 4 februari 1992.

Even opmerkelijk is de snelheid waarmee de toenmalige Hasseltse onderzoeksrechter Michel Gutschoven het dossier van “de Limburgse Securitas-bende” afsloot – op 15 mei 1990 – en het meteen aan het parket overmaakte voor eindvordering. Tot oktober 1995 zal dit nog elf keer gebeuren. Telkens durfde toenmalig substituut procureur des Konings Paul Willems of zijn opvolger (vanaf januari 1995) Marc Boes geen eindvordering opstellen. Telkens schreven zij bijkomende onderzoeksopdrachten uit. Die bleken achteraf soms overbodig maar waren vaak onvermijdelijk.

HASSELT-ANTWERPEN EN TERUG

Zo wordt in februari 1991 al naar details gezocht die de verjaring van de strafvordering (toen nog op eind 1994) konden stuiten. In september 1993 acht de raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg in Hasselt de zaak niet in staat om voor de rechtbank te worden ingeleid. Terwijl Vanhamel, die intussen in verband met de ontvoering van Anthony De Clerck was opgesloten, verklaringen aflegt die het Securitas-onderzoek een nieuwe wending geven. Er komen zelfs betichten bij.

Om de nakende verjaring te omzeilen, wil procureur-generaal Roger Van Camp de hele zaak herkwalificeren en niet langer voor de correctionele rechtbank maar voor het Hof van Assisen brengen. Indien wanbedrijven als misdaden worden beschouwd, is de termijn van de verjaring van de strafvordering maximaal twintig in plaats van zes jaar. Met oog op de behandeling door Assisen, moeten echter andermaal bijkomende onderzoeken uitgevoerd worden. Als dan in december 1993 de wet wordt aangepast zodat de verjaring van gecorrectionaliseerde misdaden niet langer loopt over twee termijnen van elk drie maar van elk vijf jaar, verandert procureur-generaal Van Camp het geweer van schouder. Er wordt opnieuw voor een behandeling door de correctionele rechtbank geopteerd.

Op het ogenblik dat de onderzoeksrechter in september 1994 nog eens zijn onderzoek afsluit, duiken echter nieuwe gegevens op. Die tonen aan dat Vanhamel ook betrokken was bij de Securitas-overval in Halen in oktober 1987. Meteen vraagt het Hasselts parket aan de onderzoeksrechter om ook die gegevens na te trekken. En zij worden bevestigd.

Maar als het parket in april 1995 op zijn beurt het onderzoek wil afsluiten en niet langer wil wachten tot Argentinië Putseys uitlevert, verzet het Antwerpse parket-generaal zich. Dit keer vraagt de procureur-generaal bijkomend onderzoek.

De eindvordering komt er uiteindelijk op 27 oktober 1995. Drie maanden later beslist de Raadkamer in Hasselt zestien verdachten naar de correctionele rechtbank te verwijzen, maar stelt er vijf buiten vervolging: tot groot ongenoegen van procureur des Konings Cleeren en zijn medewerkers terzake. Het parket tekent dus beroep aan tegen de buitenvervolgingstelling van vijf verdachten.

VERONTWAARDIGING OP ALLE BANKEN

Met het oog op de behandeling van het Hasselts beroep door de Antwerpse Kamer van Inbeschuldigingstelling, belandt het Securitas-dossier in januari 1996 op het parket-generaal in Antwerpen. Daar blijft het twee jaar en anderhalve maand onaangeroerd liggen bij de betrokken substituut procureur-generaal, hoewel de man ondertussen (in april 1997) een tuchtsanctie oploopt omwille van een nochtans om familiale redenen begrijpelijke achterstand bij de behandeling van zijn dossiers. Het is bovendien zeer de vraag of de toezicht houdende advocaten-generaal de nodige schikkingen troffen om minstens zijn meest dringende dossiers bij voorrang te laten behandelen.

Pas als de nieuwe procureur-generaal Christine Dekkers in oktober 1997 aantreedt, wordt het Securitas-dossier van onder het stof gehaald. En zo verwijst de Kamer van Inbeschuldigingstelling de zaak uiteindelijk op 21 april 1998 naar de correctionele rechtbank in Hasselt. Daar arriveert het dossier – na een tussenstop op het Hof van Cassatie en niet onaangekondigd – in juli.

De rechtbank in Hasselt staat onder leiding van voorzitter Jean-Pierre Palms (tevens voorzitter van de Nationale Commissie van de Magistratuur) en telt op dat ogenblik slechts veertien rechters. Bovendien is niet iedereen bij machte of beschikbaar om er, naast de KS/SuperClub– en andere delicate dossiers, ook nog de zestien kaften van de Securitas-bende bij te pakken. Temeer omdat een vonnis, laat staan een definitieve uitspraak in beroep of cassatie toch niet haalbaar lijkt voor op 28 december de verjaring intreedt. Vandaar de onheilsboodschap van procureur Cleeren op 30 oktober en de daaropvolgende parlementaire vragen van meerderheid en oppositie.

Uiteraard rijst de vraag naar de verantwoordelijkheid van de betrokken magistraten in Hasselt en Antwerpen. Justitieminister Tony Van Parys (CVP) is daarover deze week in Knack (zie p. 14) even duidelijk als vorige maandag in het parlement. Wel liet hij opmerken dat het dossier tijdens het gerechtelijk onderzoek in totaal drie jaar en drie maanden in Hasselt en twee jaar en anderhalve maand in Antwerpen tijdverlies opliep: méér dan de helft dus van de tijd die nodig is om de strafvervolging te organiseren. Van Parys zal de disciplinaire overheden vragen een onderzoek in te stellen: zowel op het parket-generaal in Antwerpen en op het parket in Hasselt als op de rechtbank daar.

Blijft de vraag of de verjaringstermijnen niet nog eens moeten worden gewijzigd. Van Parys wees er maandag op dat een verlenging geen soelaas biedt. De justitieminister zegt het voorstel van professor Chris Van den Wyngaert (UIA) te steunen om de verjaringstermijnen op te schorten zodra een rechtszaak door de rechter ten gronde wordt behandeld. Er is ook het voorstel van Kamerlid Geert Bourgeois (VU). Hij wil dat misdaden, die – zoals de Securitas-overvallen – voor de correctionele rechtbank worden gebracht, toch onderworpen blijven aan de verjaringsregels van de misdaad (tien jaar) en niet onderhevig worden aan de verjaringstermijn van het wanbedrijf (vijf jaar). Ook een combinatie van beide voorstellen kan.

Ook deze discussie spitst zich echter, net als de Octopus-hervormingen, toe op het Openbaar Ministerie. Terwijl in Hasselt nog eens is bewezen dat dit slechts een tussenschakel vormt in de rechtsbedeling. De eerste schakel is in handen van de onderzoeksrechter, terwijl de hoven en de rechtbanken het sluitstuk hanteren. Zolang het begin en het einde van de rechtsgang niet herbekeken worden, zullen verjaringen optreden en ophef maken.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content