In Congo heeft de oorlog in Noord-Kivu grote weerklank in de media gevonden. Anders is het aan de grens met Sudan, Uganda en de Centraal-Afrikaanse Republiek: daar blijft de bloedige terreur van de Ugandese rebellen van het LRA tegen de bevolking van het afgelegen district Boven-Uele al te zeer onderbelicht. Béatrice Petit is de eerste Belgische journalist die zich er heeft gewaagd. Een reportage.

Boven-Uele, een gebied in het noordoosten van Congo driemaal zo groot als België, maar met niet meer dan 2 miljoen inwoners, is zo afgelegen dat je je in een album van Kuifje waant, of in de dagboeken van David Livingstone. De hutten zien er nog als paddenstoelen met een dak van stro uit, in de majestueuze rivieren die door de jungle stromen wemelt het van de nijlpaarden en de krokodillen. Helaas verbergt dit paradijs een hel. Terwijl de wereld zweeg, zijn er meer dan 1100 mensen met bijlen, kapmessen en knuppels afgemaakt, 1300 gegijzeld en zo’n 200.000 verdreven, de meesten van hen verstoken van iedere hulp.

De bevolking wordt geterroriseerd door een Ugandese tribale organisatie die zich het Verzetsleger van de Heer (Lord’s Resistance Army of LRA) noemt. Deze 22 jaar geleden opgerichte mystiek-militaire rebellenbeweging, aangevoerd door Joseph Kony, haar zelfverklaarde profeet, wil de zittende Ugandese president omverwerpen en de regio destabiliseren. Het LRA heeft een spoor van dood en vernieling door de grensgebieden met Zuid-Sudan en de Centraal-Afrikaanse Republiek getrokken voor het zijn basis in Congo vestigde, in het Garambapark. Wat het precies nastreeft, is grotendeels een mysterie. Zijn tactiek bestaat in het plunderen en platbranden van dorpen en het kidnappen van honderden jongeren en kinderen die zoveel kneedbaarder zijn om er dragers van te maken, of strijders volgens het motto ‘wie in het gevecht sterft, gaat rechtstreeks naar het paradijs’.

Het machtsvertoon begon in Congo in december 2007, en werd naar verluidt gesteund door de pro-Arabische Sudanese regering – het Arabische Sudan had al in de negentiende eeuw een begerig oog op Boven-Uele laten vallen. Vanaf september 2008 deed het LRA, ondanks de lopende vredesgesprekken, gewelddadige invallen in het gebied. De ontvoeringen, plunderingen, vernielingen van scholen, gezondheidscentra en kerken dreven de bevolking op de vlucht.

Operatie Lightning Thunder

In november 2008 liet Joseph Kony vanwege het internationale arrestatiebevel dat tegen hem was uitgevaardigd opnieuw verstek gaan voor de nochtans beloofde ondertekening van een vredesakkoord. Het Ugandese leger zette toen in het geheim een gezamenlijke militaire actie onder de naam Lightning Thunder op, gesteund door het Congolese leger en met de goedkeuring van het leger van Zuid-Sudan, dat de taak kreeg zijn grenzen gesloten te houden.

Op 14 december werd het kamp waar Kony zich had teruggetrokken gebombardeerd. De chef van het LRA zou door verraad van Ugandese officieren op de hoogte zijn gebracht en net voordien zijn ontsnapt. De mierenhoop explodeerde, de mieren verspreidden zich en het pandemisch wordende geweld kwam tot een bloedig hoogtepunt tijdens de slachtingen van Kerstmis.

Sindsdien terroriseren talloze splintergroepen de bevolking. Het LRA kan overal en op ieder ogenblik toeslaan. Het zou zelfs zijn versterkt met kleine Congolese bendes. Sinds de Ugandese soldaten halverwege maart hun boeltje pakten, is het aantal aanvallen en ontvoeringen toegenomen, en voor het eerst troffen ze nu ook het aangrenzende district Beneden-Uele en, recentelijker, Zuid-Sudan.

Vóór de gezamenlijke operaties bedroeg het totale aantal slachtoffers van het LRA in één jaar ‘slechts’ 178 doden en 367 ontvoerden. Sindsdien zijn er, in nauwelijks vijf maanden, vijfmaal meer mensen vermoord en driemaal meer ontvoerd. Er worden nu meer volwassenen ontvoerd dan kinderen, naar alle waarschijnlijkheid om er strijders van te maken.

Op dit ogenblik ziet het er dan ook naar uit dat het LRA, dat bezig is zich in het Garambapark en de grensstreek met Zuid-Sudan terug te trekken, beter bewapend is en zich heeft versterkt met honderden onder dwang gerekruteerde strijders.

Kony’s ‘dokter’

Ergens in Boven-Uele verblijft in een van de kampen van het Congolese leger een waardevolle gevangene: een Centraal-Afrikaan van 36, die ‘Kony’s dokter’ wordt genoemd en in maart 2008 onder dwang door het LRA werd gerekruteerd.

Zichtbaar slecht op zijn gemak ten overstaan van officieren vertelt hij: ‘In maart 2008 vielen ze mijn dorp binnen, gewapend met “draagbare bommen” en mitrailleurs. Ik werd bij zo’n zestig andere gijzelaars gevoegd. We werden afgevoerd, het woud in. Drie weken hebben we gelopen, toen waren we bij het kamp van de chef, Joseph Kony. Twee maanden lang hebben we toen, aan elkaar vastgeketend, ’s nachts buiten geslapen, niet ver van de tenten van de strijders. De meisjes werden als seksslavinnen en dienstmeiden gebruikt en moesten zich alles laten welgevallen. Wij, de jongemannen en de jongens, moesten op het veld werken. Wie het tempo niet kon bijhouden, kreeg stokslagen. We moesten onophoudelijk marcheren, we zijn tot in Sudan geweest, toen kreeg Kony een droom en moesten we rechtsomkeer maken. Hij dronk sesamalcohol en had zich veertig vrouwen toege- eigend, allemaal gijzelaars uit Uganda, Sudan, Centraal-Afrika of Congo.

‘Hij wist dat ik verpleger was, en toen hij vorig jaar in oktober heel ziek werd, benoemde hij me tot zijn “dokter”. Ik gaf hem injecties tegen gonorroe, en toen werd hij beter. Ik moest hem toen ook voorschrijven zich te onthouden van geslachtsverkeer en alcohol. Hij slikte het, want hij heeft ook een opleiding tot verpleger gevolgd. Maar hij richtte alleen het woord tot mij als hij ziek was.

‘Hij wilde steeds maar de Ugandese president Yoweri Museveni omverwerpen en diens plaats innemen.

‘Wij kregen geneesmiddelen uit het ziekenhuis van Kampala en zakken rijst, bonen en suiker waar “Caritas Kampala” op stond. (Wat spoort met de these dat Kony medeplichtigen in het Ugandese leger heeft, nvdr)

‘Op 14 december maakte ik het bombardement van het Kiswaheli-kamp door het Ugandese leger mee. Net tevoren was Kony de velden ingevlucht, en hadden wij te horen gekregen dat we ons halsoverkop uit de voeten moesten maken. Als represaille is het LRA toen de burgerbevolking systematisch en op grote schaal beginnen uit te moorden.

‘In januari was ik in Limolo toen de strijders daar de dorpsbewoners bijeen hadden gedreven. Drie mannen op de grond moesten gaan liggen. Die zijn toen met knuppels doodgeslagen. Wij, in de achterhoede, moesten het proviand en de persoonlijke bezittingen van de slachtoffers verzamelen terwijl de anderen plunderden en de huizen in brand staken.

‘Niet lang daarna ben ik gevlucht. Boeren die me hadden gezien en bang waren geworden hebben de Congolese soldaten gewaarschuwd, en die hebben me opgepakt. Mijn vrouw en mijn zeven kinderen weten nog altijd niet dat ik niet meer in handen van het LRA ben.’

De man, treurig en bezorgd, is ongetwijfeld te interessant voor het Congolese leger om te worden vrijgelaten.

Dungu, mini-VN-basis

Het getroffen gebied is alleen bereikbaar als je in Bunia (Ituri), midden in de Oostprovincie, een klein privévliegtuig neemt naar Dungu, en van daar weer andere vliegtuigjes, of de motor, als de afstand, de staat van de wegen en de veiligheid het toelaten.

Het vliegveld is de plek waar het voltallige personeel van de Verenigde Naties zich heeft verschanst, in de onmiddellijke nabijheid van de Marokkaanse blauwhelmen en van het kamp van het Congolese leger. De leden van de humanitaire VN-missie kunnen slechts zelden, en alleen onder gewapend escorte, naar de dichtstbijgelegen stad, tien kilometer verderop. De vredessoldaten waren nochtans in de stad gelegerd – tot, vorig jaar oktober, een van hun voertuigen in brand werd gestoken en hun gebouw verwoest door burgers die het niet meer pikten dat ze niet optraden tegen het geweld van het LRA. De sterk bekritiseerde MONUC (Mission de l’Organisation des Nations Unies au Congo) schuift haar onmacht op haar te kleine troepental en wees er onlangs nog op dat ze wanhopig zit te wachten op de beloofde versterkingen.

Een dubbele brug, door België gebouwd, overspant de grote Kibalistroom, bewaakt door een handvol soldaten. Op 1 november zijn hier verschillenden van hen, en twee burgers, omgekomen. Het LRA zaaide terreur door zeker dertig mensen te ontvoeren, de meesten kinderen. De MONUC, die toch vlakbij zit en als opdracht heeft de burgerbevolking te beschermen, deed niets. Alle inwoners sloegen op de vlucht. Vandaag herneemt het leven stukje bij beetje zijn gewone gang. De bevolking, die haar gijzelaars nog niet terug heeft, is op haar hoede. In maart zijn op 17 kilometer ten noordwesten van Dungu nog eens zo’n honderd burgers ontvoerd, en anderen gedood.

Faradje, gemartelde stad

We vertrekken uit Dungu met een MONUC-helikopter die het Congolese leger in Faradje bevoorraadt, een plaats 150 kilometer meer naar het oosten. Aan beide zijden van het toestel steekt de loop van een mitrailleur uit. ‘Het gebied is te gevaarlijk’, zegt een functionaris van het luchtvervoer, die iedere journalist afraadt mee te vliegen.

De heli vliegt zo hoog hij kan om buiten schootsbereik te zijn. In de verte is een sleep overlevende olifanten te zien. We vliegen over het Garambapark, waar het proviand en de oorlogsbuit van de rebellen zich bevinden: olifanten, zeer gegeerd voor zowel hun slagtanden als hun vlees, nijlpaarden, buffels en witte neushoorns, waarvan de vermalen hoorns een afrodisiacum zouden zijn. Al die diersoorten zijn gedecimeerd. En erger nog, in februa- ri zijn vijftien parkwachters en de conservator vermoord.

Bij aankomst in Faradje zet de piloot de motor niet af: het toestel moet zo snel mogelijk gelost worden, en dan meteen weer vertrekken. Als we het plaatsje betreden, zeggen de ernstige gezichten meer dan een lang gesprek. We zien het ene na het andere afgebrande huis. Hier heeft een groepje LRA-rebellen op Kerstmis ten minste 143 mensen met bijlen en knuppels het hoofd ingeslagen en 160 kinderen en 20 volwassenen ontvoerd, nadat ze eerst 940 huizen, drie lagere scholen en negen kerken in brand hadden gestoken.

Vandaag verschuilen de mensen in Faradje zich nog altijd. Het LRA is ten oosten van Faradje gesignaleerd, en er zijn de laatste tijd al veel mensen ontvoerd of vermoord. ‘Wij zijn omsingeld door de rebellen. We wachten op de dood, want we zijn machteloos’, klaagt een inwoner (die we over de telefoon spreken).

Mensen die uit de streek van Doruma, een stad op de grens met Sudan, zijn gevlucht, vertellen het volgende: ‘Op 24 december is het LRA binnengevallen terwijl de parochie aan het feesten was. Ze dreven de mensen bij elkaar en knevelden ze, waarbij mannen en vrouwen gescheiden werden. Net zoals in Faradje sloegen ze mensen de schedel in met bajonetten, bijlen, knotsen en kapmessen. De vrouwen werden in de struiken getrokken, verkracht en daarna geëxecuteerd. We hebben hun naakte lijken gevonden met de benen wijd. Er liggen nog lichamen in staat van ontbinding in het woud, maar niemand durft ze daar weg te halen omdat het er zo onveilig is. Ze hebben zelfs zwangere vrouwen de buik opengereten en de foetussen vertrapt.’ Meer dan 80 mensen kwamen om. Ditmaal ontvoerden de LRA-strijders niemand: ze hadden besloten iedereen die ze zagen te doden en staken vervolgens de kerk in brand.

Een tiental dorpen werd zo in twee, drie dagen geplunderd, waarbij meer dan 600 mensen op gruwelijke wijze werden vermoord. ‘Ik heb hersens in het woud zien liggen’, meldt een waarnemer. ‘Ze noemen zich het Leger van de Heer en beweren zich te richten naar de tien geboden, maar is het eerste daarvan niet: Gij zult niet doden?’

Onder de weinigen die het overleefd hebben is een klein meisje van drie jaar, van wie ze het hoofdje hebben proberen af te rukken. Het kind is nu wees en is voor het leven verlamd.

In Mabando dwong het LRA de mensen die het net had gekneveld te zingen en op te roepen om mee te komen feesten, om zo de andere inwoners te lokken, onder wie het dan een echt bloedbad aanrichtte. Tien dagen na het bombardement van zijn hoofdbasis kwam het LRA om te doden. Gewonden waren er bijna niet, doden des te meer. ‘De bijna simultaan verlopende aanvallen wijzen erop dat deze operatie gepland was, met als doel zoveel mogelijk burgers af te slachten’, zegt Anneke Van Woudenberg van Human Rights Watch.

Hoeft het te verbazen dat na zulke wreedheden de gevangengenomen rebellen op hun beurt de grootste gruwelen moeten ondergaan? In Dungu trapte de bevolking bij drie LRA-strijders het hoofd letterlijk tot moes. In Bangadi werd een andere met een mes in stukken gesneden, en het vlees gerookt, zoals met het apenvlees gebeurt dat op de markt wordt verkocht. Barbarij roept barbarij op.

Getuigenissen van gijzelaars

De stad Dungu telt tegenwoordig evenveel vluchtelingen als inwoners, zonder nog te spreken van voormalige gijzelaars. ‘Beter dat we ze niet hergroeperen, anders maken we eventuele represailles alleen maar eenvoudiger’, aldus een hulpverlener.

Op een plek die we uit voorzorg verder onbenoemd laten, ontmoeten we enkelen van hen. Ze komen uit Bangadi. Na twee maanden door de hel te zijn gegaan, zijn deze gijzelaars onlangs bevrijd en door families opgevangen. Onder hen bejaarden, vrouwen en kinderen. Een van hen, een jonge vrouw, neemt het woord: ‘De goede God heeft 35 van ons gered… We waren met meer toen we bij de kerk gevangen werden genomen en aan elkaar vastgeketend in het woud werden afgevoerd. Achter ons werden veel mensen van ons dorp vermoord.

‘Wij moesten de voorraden dragen en koken, zonder dat we zelf mochten eten.

‘De rebellen zijn zuinig op hun kogels. Ze namen meer dan eens iemand terzijde en doodden die dan zonder te schieten.’ Ze stelt drie lotgenoten aan me voor, van wie de man met bajonetten werd doodgestoken.

Een meisje van veertien getuigt, met hoofd tussen de schouders, wriemelend aan haar jurk – het valt haar zichtbaar zwaar: ‘Ze hebben kinderen van mijn groep gedood. Voor het gevecht deden ze eerst as op de handen en de voeten van de jongens. Wij, de meisjes, moesten hun vrouw spelen. We zijn verscheidene keren verkracht. Op een keer hebben ze mij gegeseld over mijn hele lichaam omdat mijn kleren gescheurd waren. Ik kan niet meer slapen, ik moet aldoor maar aan al die dingen terugdenken.’

Sommige kinderen kunnen zelfs niet meer praten, hun blik is leeg, als waren ze er zelf niet. Anderen lijden aan hallucinaties: ze zien overal lijken.

SOS voor Boven-Uele

‘Joseph Kabila belooft ontwikkelingsprojecten in het oosten van Congo maar vergeet onze streek, waar geen wegen zijn en geen elektriciteit, ondanks het hydro-elektrische potentieel van drie grote rivieren,’ stelt een inwoner van Dungu vast.

Op het VN-kantoor voor humanitaire aangelegenheden in Bunia laat Jean-Charles Dupin zich in dezelfde zin uit: ‘Tot in september 2008 waren er nauwelijks ngo’s in Boven-Uele, ondanks de structurele kwetsbaarheid van de streek. Niemand wil daarheen, naar het einde van de wereld. Bovendien is het duur: brandstof kost nu al bijna 3 dollar per liter, vanwege de onveiligheid van de 400 kilometer tussen Dungu en de Ugandese grens.’

Hetzelfde geluid bij de MONUC: in het oosten krijgt Kivu voorrang. De troepensterkte van de blauwhelmen in Boven-Uele is net tot boven de 600 gestegen, maar ze blijven nog steeds geconcentreerd in Dungu. De MONUC kondigt wel aan spoedig basissen in Duru en in Faradje te zullen openen.

Omdat ze niet op het Congelese leger kunnen rekenen, noch op de politie, die nochtans als eersten paraat zouden moeten staan, hebben de inwoners dan ook zelfverdedigingswachten opgericht, met alle risico’s van ontsporingen van dien.

De regen en de onveiligheid maken het vaak onmogelijk voor een van de uiterst zeldzame vrachtwagens met humanitaire hulp om het gebied te bereiken. De Verenigde Naties beschouwen de situatie op veiligheids- en humanitair gebied als ‘uitermate zorgwekkend’ en bevestigen dat, afgezien van beperkte ad-hocnoodhulp, beide Uele’s nooit humanitaire hulp gekregen hebben.

‘Laat ons niet in de steek’, smeekt een woordvoerder van de burgerbevolking. Zal deze wanhoopskreet gehoor krijgen?

TEKST EN FOTO’S BéATRICE PETIT – Vertaling en bewerking: Herman Jacobs

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content