In de CVP blikkeren de messen. Er dreigt een grote interne verdeeldheid. “Radicale vernieuwing zou evident moeten zijn, maar de belangen blijven.”

Sinds 13 juni volgt in de christelijke zuil de ene crisisvergadering op de andere. De dag van de verkiezingen zelf op de partijzetel in de Wetstraat, maandag het partijbureau, dinsdag het uitgebreide partijbestuur. De fractievergaderingen in Kamer en Vlaams Parlement. Het beraad van de christelijke arbeidersbeweging ACW. De vergadering van Johan Van Hecke met zijn verruimers, vorige zaterdag in Oostende. Eensgezindheid bestond en bestaat er alleen over die ene objectieve vaststelling: “We zijn niet aan zet.”

Zo werd het al in de eerste uren en dagen na de verkiezingen door een meerderheid van de CVP’ers geformuleerd, zonder de minste zweem van opportunisme of tactiek. “Dit was niet zoals in 1991. Toen zegden we ook dat we niet aan zet waren, maar we dachten: laat de anderen eerst maar eens op hun gezicht gaan. Nee, op maandagochtend 14 juni was de teneur duidelijk. We hebben zo lang en zo hard het staatsbelang gediend dat we nog maar 22 procent van de stemmen overhouden. Genoeg het vaderland gered, we moeten nu onszelf redden.” Maar naarmate het beeld van de uitslagen (inclusief, en niet onbelangrijk, de voorkeurstemmen) vollediger werd, verdween de sereniteit in de CVP-gelederen.

“Niet aan zet”, kreeg meteen meerdere betekenissen. Sommigen pleiten voor een oppositiekuur om aan de christen-democratische vernieuwing te timmeren, anderen willen in de oppositie om het ethische profiel van de partij te versterken. Er zijn er ook die geloven dat de CVP de partij blijft waar niemand omheen kan en die dus gewoon willen wachten tot Guy Verhofstadt opnieuw bij hen aanklopt. Of die ervan uitgaan dat het rood-groene experiment geen lang leven beschoren zal zijn.

Welke richting de CVP zal inslaan en met welke boegbeelden hangt af van welke interpretatie van de verkiezingsuitslag het in de zuil zal halen. De CVP heeft de voorbije veertig jaar al menige crisis meegemaakt, maar zelfs bij de heftigste interne discussies bleef de machtsuitoefening altijd een vast gegeven. Zelfs de grootste crisis was tot nu toe nooit meer dan een fluctuatie, een conjuncturele schok.

Tot 13 juni zorgde die zekerheid van machtsdeelname voor het evenwicht in de CVP. Evenwicht tussen “links” en “rechts”, tussen de partij en het middenveld, tussen de politieke fracties van de standen binnen de partij, tussen Vlaamse en federale christen-democraten, enzovoort. Zolang er een gemeenschappelijke grond bestaat, in belangen en structuren, is elke storing van dat evenwicht relatief gemakkelijk te herstellen.

Het voordeel van evenwicht is soms niets meer dan het evenwicht op zich, de pacificatie. Het nadeel is dat het de inhoudelijke, ideologische en daarom ook personele evolutie – zeg maar, de vernieuwing – soms in de weg staat. Dat ondervond het tiental jonge parlementsleden dat begin 1997 een oproep deed tot christen-democratische vernieuwing. Dat werd in die dagen uitgelegd als een motie van wantrouwen tegen Jean-Luc Dehaene en Herman Van Rompuy. Dat klopte niet. Beide CVP’ers konden zelfs sympathie opbrengen voor de jonge denkers, maar’s lands belang dicteerde de prioriteiten. En het dictaat van het beleid, dat is iets waar CVP’ers al een halve eeuw rekening mee moeten houden. Vandaag weten Joachim Coens, Pieter De Crem, Luc Willems en een pak andere “jonge” CVP’ers – het heeft zeker niet altijd met leeftijd te maken – zich zelfs verzekerd van de stille steun van Dehaene.

De context waarin de CVP haar politiek handelen zo lang gesitueerd heeft, is op 13 juni onherroepelijk gewijzigd en iedereen in de zuil is nog volop aan het nadenken over oorzaken en gevolgen. De manschappen zullen tijdens die queeste wellicht nog een hele poos alle kanten opstuiven, met voorlopige verklaringen en voorlopige stapjes, zoals de beslissing van Jean-Luc Dehaene, de vervanging van Paul Tant door Stefaan De Clerck als Kamerfractieleider, het aanblijven van Johan De Roo in het Vlaams Parlement en het nog niet aan zet zijn van Coens (die evenwel gewonnen is voor regeringsdeelname), de onbeweeglijkheid van Luc Van den Brande, en de vraag wie in aanmerking komt voor die ene coöptatie in de Senaat (Willems, Mia De Schamphelaere of Bea Cantillon).

Dezer dagen spelen zich in de kleinste kamertjes van de CVP soms veelbetekenende taferelen af. Luc Van den Brande werd in de toiletten van het partijgebouw voorzichtig gepolst naar zijn bereidheid om een gelijkaardig “gebaar” te stellen als Dehaene. Tevergeefs. De CVP bleef in het Vlaams Parlement nu eenmaal de grootste. En Van den Brande had een sterker argument: er was in de campagne de facto maar één boegbeeld. Dat had de partij zo beslist in maart, want ook al waren er vier verkiezingen op één dag, er is maar één kiezer. Daarom verdween “de Vlaamse motor” dus uit het straatbeeld. En in de logica van de campagne moest ook volgens de Vlaamse minister-president op 14 juni maar één persoon conclusies trekken.

DE LEDEN EN HUN STAND

Je hebt CVP’ers die de nederlaag toeschrijven aan de dioxinecrisis. Een zwaar electoraal accident, maar het blijft een accident. In die groep zijn de meeste voorstanders – ondanks alles – van regeringsdeelname te vinden. Bij hen zijn te verdedigen belangen en posities nooit ver weg wanneer moet worden nagedacht over de toekomst van de partij. Zij zijn gevoelig voor dat geslonken maar desondanks nog altijd groot reservoir van CVP-kiezers dat op 13 juni opnieuw gekozen heeft uit nutsoverwegingen of standenbelang in enge zin. “Die kiezers riskeren we de volgende keer kwijt te raken als we er niet meer bij zijn, want dan rekenen ze er ook niet meer op dat je hun wensen kunt vervullen.”

Andere CVP’ers geloven in de theorie van de “duurzame regressie”. “In 1981 leden we een nederlaag met 31 procent. Toen zeiden we: Het is ons sociologisch minimum, dieper kunnen we niet. In 1991 hadden we 26,8 procent, maar opnieuw konden we niet dieper zakken. En zelfs vandaag, met 22 procent, hoor ik dat nog zeggen. De afkalving wordt alleen maar kleiner in procenten, niet in absolute cijfers. Sommige CVP’ers zeggen: We kunnen ondanks alles die één miljoen Vlamingen die wel op ons gestemd hebben, niet in de steek laten. Die mensen verlangen iets van ons. Ik geloof dat er onder die kiezers velen zijn die de CVP op 13 juni een stem van de laatste kans hebben gegeven.”

De messen worden geslepen. En niet alleen tussen individuele leden, ook tussen structuren van partij en beweging. Dat laatste gebeurt zelfs bij CVP’ers die de bestaansreden van de “standenpartij” nochtans hartstochtelijk verdedigen, maar dan veeleer vanuit de nobele gedachte dat de brug naar het middenveld programmatorisch verrijkend is dan vanuit structurele belangen (plaatsen op de lijst en postjes).

In 1995 kon de directe impact van de standen op de lijstvorming voor het eerst in de geschiedenis van de CVP worden beperkt. Verruimers en “standenlozen” kregen een reële kans. Maar sindsdien zijn ze vooral op arrondissementeel niveau door Boerenbond, NCMV en ACV aangespoord om “kleur te bekennen”. In sommige gevallen ging dat gepaard met het nauwelijks verholen dreigement dat een plaats op de CVP-lijst de volgende keer niet verzekerd zou zijn.

Vandaag heerst in de standen de grootste onvrede, zelfs bij CVP’ers die hun politieke plaats en gewicht mee te danken hebben aan die oude mechanismen. Kort voor de verkiezingen kreeg de CVP aanwijzingen dat een deel van de NCMV-leden op 13 juni de overstap dreigde te maken naar de VLD. Dat verklaart waarom Dehaene op de verkiezingsmeeting van 29 mei in Antwerpen, vlak voor de dioxinecrisis losbarstte, een lofrede hield op de zelfstandigen en kmo’s als “kloppend hart van Vlaanderen”. Ook de ultimatums die de Boerenbond naar de CVP stuurde, al ten tijde van het Mestactieplan, werden maar matig gewaardeerd in de Wetstraat 89. En ten slotte vonden zelfs CVP-voorstanders van een vermogensbelasting het niet bepaald een politiek geschenk van het ACV toen de vakbond dat dossier in volle campagne weer op tafel gooide.

“De laatste jaren werd het tussen de partij en de standen eenrichtingsverkeer”, zegt een ACV-parlementslid. “Ze staan als eerste aan onze deur om hun eisen tot in het parlement te krijgen, maar in tijden van verkiezingen staan ze op hun zogenaamde onafhankelijkheid en weigeren ze campagne voor je te voeren. Aan de andere kant is het ook duidelijk dat de standen zelf almaar minder impact hebben op hun leden. Ze zitten minstens zoveel als wij met het structurele probleem van uitgeholde representativiteit.”

Ook dat geschokte vertrouwen zal nog ettelijke weken en maanden meespelen in de discussies in de partij over de toekomst. Voor sommige CVP’ers kreeg Van Hecke te vroeg gelijk. Hij wilde de directe impact van de standen op de lijsten en dus de samenstelling van het politieke personeel verminderen, precies omdat hij vreesde voor de verdere afkalving van de partij als gevolg van de erosie van de standen. De electorale basis werd te smal. Deuren opengooien naar andere groepen op het middenveld was de boodschap.

OPEN EN BLOOT OVER STRAAT

Vandaag wordt er druk geteld in de vele kamers van de CVP. Met argusogen volgde de partij het beraad van de christelijke arbeidersbeweging vorige week. Agalev heeft al jaren zeer goede contacten met het ACW en staat nu klaar voor de regering. Voorlopig lijkt de beweging nog altijd aan te sturen op machtsdeelname van de CVP. Nog los van de inhoudelijke impact betekent een oppositiekuur een massale aderlating voor het personeel. Kabinetten en studiediensten stellen veel mensen tewerk.

Maar zelfs als de CVP in een regering komt en de structurele banden met de standen wederom uit de wind worden gezet, beseft menig CVP’er dat de meter in het rood staat. “Als we nu louter en alleen denken in termen van houden wat we nog hebben, duikelen we de volgende keer onder de kritische massa. We moeten resoluut breder kijken voor de rekrutering van ons politiek personeel. Na de zomer moeten we klaarstaan met een draaiboek voor bestuurlijke en personele vernieuwing en voor de gemeenteraadsverkiezingen. En in het voorjaar van 2000 moeten we de ankerpunten uitzetten van de christen-democratie voor de volgende eeuw. Daarvoor moeten we onze biotoop volledig herschikken. Het houdt in dat we onze partij ook openstellen voor andere organisaties op het middenveld dan de eigen standen.”

Voor zo’n radicale vernieuwing zit de CVP vandaag met een gelijkaardige handicap als de SP. Dat is de paradox van 13 juni. Het verlies dwingt CVP en SP ertoe de hervormingen verder door te voeren; maar datzelfde verlies heeft ervoor gezorgd dat jonge nieuwkomers die voor die hervormingen de voorbije jaren in de startblokken werden gezet uit het parlement verdwijnen of er niet in raken, vaak ondanks een goede persoonlijke score. Niet alle neofieten heten Stefaan De Clerck. Niet iedereen is zo wijs en gemakkelijk tot opstappen te bewegen als Paul Tant. Net zoals bij de SP gaat de CVP de komende dagen en weken druk op zoek naar buitenparlementaire “tussenformules” om het toekomstige potentieel in huis te houden.

Ten slotte wordt er ook gevreesd voor de versnippering van de inhoud als de partij in de oppositie zou belanden. De ethische, sociaal-economische en communautaire tegenstellingen konden tot nu toe onder controle worden gehouden omdat de macht de agenda dicteerde. “Als dat deksel eraf vliegt, komt het allemaal in de openbaarheid van de oppositie. Veronderstel maar eens dat een volgende regering zonder CVP begint aan een staatshervorming, dan rollen wij wellicht open en bloot over de straat.”

Bij de CVP kijken velen vandaag afgunstig naar de wijze waarop de SP met het electorale verlies omgaat. De socialisten hebben in hun pogingen de partij te hervormen voor de volgende eeuw, al voor 13 juni iets meer duidelijkheid geschapen. Genoeg in elk geval om al enkele uren na de verkiezingsnacht met gezag de marsrichting aan te geven, of het nu oppositie of meerderheid wordt. De rechtlijnige interpretatie van de uitslag werd daar ook van meet af aan vertaald in een personele ingreep: het duo-voorzitterschap van Steve Stevaert en Johan Vande Lanotte. Bij de CVP zegt het fractieleiderschap voor Stefaan De Clerck nog altijd niet veel meer over de toekomstige richting van de CVP dan dat het met “frisse, charismatische koppen” zal moeten zijn.

HET GING NIET OVER DE KIPPEN

De toestand van de CVP heeft ook gevolgen voor de regeringsvorming. Niet één CVP’er gelooft vandaag dat regeringsdeelname, in welke omstandigheden ook, door een congres kan worden geloodst. “Dehaene zou het nog kunnen, misschien.” Het trauma van 1991 is nog niet vergeten, toen de jongeren de trojka Dehaene, Van Rompuy en Wilfried Martens alle hoeken van de zaal lieten zien. “En nochtans was de groep die toen al vond dat we aan ons sociologisch minimum zaten toen nog veel groter dan nu.”

Als Verhofstadt straks toch nog aanklopt bij de CVP, zoals niet weinigen in zijn partij willen, weet hij niet wie de deur zal opendoen. Het zou de liberaal alleen maar kunnen bekoren als het de strekking van de christen-democratische vernieuwing is. We mogen niet vergeten dat hij het de jongste jaren goed kon vinden met Johan Van Hecke. En de persoon speelt hier niet eens een rol, want Van Hecke blijft bij zijn voornemen om zelf geen officiële functie meer te bekleden in de CVP. Het gaat over de CVP die Van Hecke voor zich zag en waarover hij Verhofstadt in 1996 en 1997 dagenlang onderhouden heeft.

Maar het is hoogst twijfelachtig of de liberalen die achter Verhofstadts rug voorstander zijn van rooms-blauw, wel dié CVP voor ogen hebben als coalitiepartner. Ook in de VLD zijn er die denken dat verandering simpel is en die dus gewoon een klassieke coalitiewissel willen. Ook al hebben ze bij de VLD dan gewonnen, sommigen hebben er dezelfde state of mind als in die CVP-kringen die geloven dat de partij niet meer dieper kan zakken. Ze denken dat het, alles welbeschouwd, op 13 juni toch wel vooral over de kippen zal zijn gegaan. En een beetje over de veiligheid misschien ook.

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content