Op 3 december 2002 kregen de 1400 werknemers van Philips Hasselt te horen dat hun vestiging zou sluiten. Waar zijn hun jobs intussen naartoe gegaan? Televisiemaker Dirk Barrez trok via Hongarije naar China en Hongkong en maakte een indringende reportage over de wereldwijde zoektocht naar goedkope arbeid in de geglobaliseerde economie.

INFO : Meer informatie over de televisiereportage ‘De geschiedenis van de toekomst. Waar is het werk van Philips Hasselt naartoe?’ is te vinden op www.dirkbarrez.be

‘Je voelt je machteloos. Ik wil dat eigenlijk niet meer zien, dat is voorbij.’ Samen met vier andere voormalige werknemers van Philips Hasselt bekijkt Carine Put televisiebeelden over het einde van hun fabriek. Eerst zagen ze de massaproductie verdwijnen, daarna alles.

Het blijft vreemd dat het zover kon komen. ‘We werkten hier ooit met meer dan 5000 mensen’ herinnert Johnny Nijs zich, met een Philipscarrière van dertig jaar. ‘Cassetterecorders, dat is een uitvinding van Philips Hasselt,’ vult Xavier Sanz-Dreesen aan, ‘later is hier ook de cd ontwikkeld.’ Waarna Albert Mouchaers: ‘En het allerlaatste apparaat wat we ontwikkeld hebben, is de dvd.’ Ze hebben hun huiswerk gemaakt, een rijke oogst aan apparaten bedekt de tafel, allemaal ‘made in Hasselt’.

Decennialang was Philips Hasselt een kenniscentrum van wereldniveau. De massaproductie trok weg, maar de ontwikkeling van nieuwe topproducten zou de toekomst verzekeren, met enkel nog een aanloopproductie, de zogenaamde pilootlijnen.

Bij het begin van deze eeuw raakte die dynamiek verstoord. ‘Het was een grote verrassing’ zegt Albert, ’toen ook delen van de ontwikkeling naar het buitenland verhuisden. Dat was de grote doodsteek, want we kregen geen kans meer om nieuwe producten te ontwikkelen.’

Marc Deckers is nog altijd kwaad: ‘Hasselt is voor een groot stuk dichtgegaan door slecht management dat niet voor de zaak heeft gevochten, enkel voor zichzelf. Als het slecht gaat, ligt een werknemer aan de deur. Maar een manager, die wordt overgeplaatst.’

Frits Schuitema is de voorzitter van Philips België. We treffen hem in zijn bureau nabij het Brusselse Zuidstation: ‘De woede van wie zijn werk verliest, is begrijpelijk. Als je de cijfers kent over een langere periode, weet je dat er geen keuze was. We leverden aan de pc-industrie, waar scherpe concurrentie heerst. Wie dan ook maar een klein beetje achterloopt, duikt diep in het rood en kan die achterstand vrijwel niet meer inhalen.’

De anciens van Hasselt weten het maar al te goed. ‘Vroeger was West-Europa het mekka van onze industrie,’ aldus Johnny, ‘maar door de toegenomen communicatiemogelijkheden is de wereld zo klein geworden dat je over de hele aardbol dezelfde activiteiten kunt laten doen.’ ‘Dat is nu globalisering’, weet Albert. ‘Door die kleinere wereld is er een moordende concurrentie ontstaan.’

Hoe die concurrentie wordt uitgevochten, hoe en waarom het werk de wereld rond verhuist, daarover spreekt Johnny uit ervaring: ‘Ongeveer in 1995 zijn we begonnen de massaproductie naar Polen en Hongarije te brengen, puur wegens de loonkosten. Een werknemer in Hongarije verdient vijf à zes keer minder en de opleiding is even goed. Voor de rest heb je machines nodig en die kun je tegenwoordig in een week tijd verhuizen. Je zet ze op een zware truck en je rijdt ermee de wereld rond.’

Kopie van Hasselt

Samen met Albert en nog meer collega’s bezocht Carine de Hongaarse zusterfabriek in 1998: ‘Er werkten toen 3000 mensen en wat we zagen, was een kopie van Hasselt.’

Zoveel jaren later reist Carine opnieuw naar Hongarije, we reizen mee. Ze is nieuwsgierig naar wat er nu nog wordt gemaakt en welke productie er weg is, of welke er nog weg gaat. Van Wenen is het niet ver meer rijden tot de Hongaarse grens. Zowat vijftig kilometer verder richting Boedapest ligt Györ, een stad waar de oude industrie diepe littekens heeft nagelaten. Paul Kravitz kan er van meespreken, hij rijdt met ons mee het mooie centrum uit: ‘Zie je, vele fabrieken zijn dicht, vele andere hebben het grootste deel van hun personeel ontslagen. Raba, genoemd naar de rivier die hier stroomt, was de economische trots. Ooit werkten er 21.000 mensen, nu amper nog 2500.’

Even verderop toont hij vanaf een brug de uitgestrekte nieuwe industrieterreinen die de oplossing brengen: ‘Tientallen buitenlandse bedrijven komen erop af, voor de lage lonen, de vrij goed opgeleide mensen, de goede infrastructuur, natuurlijk voor de belastingvrijstellingen en ook omdat vakbonden hier niet echt aangemoedigd worden.’

We hebben afgesproken met Julika Kovacs en Judit Jakab, twee vakbondsafgevaardigden. Niet dat de vakbond veel voorstelt bij Philips Hongarije. Hij telt slechts een zeventigtal leden terwijl er toch 2000 à 3000 mensen werken, bijna allemaal vrouwen. De productie piekt en daalt en daarmee ook het aantal werkneemsters, van wie velen slechts een tijdelijk contract hebben. ‘Onze werkomstandigheden zijn sinds 1998 merkelijk verbeterd,’ zegt Judit, ‘we kregen airco, een cafetaria, rookruimte, douches, kleedkamers en betere stoelen. In zeven jaar is het basisloon verdubbeld en we krijgen nu ook toeslag voor onregelmatige prestaties.’ Julika neemt het minder goede nieuws voor haar rekening: ‘Ik verdien 320 euro netto, net genoeg om alle rekeningen te betalen. Mijn dochter studeert aan de hogeschool en als ik ook die kosten heb betaald, is al mijn geld op.’ En dan vertelt ze het echt slechte nieuws: ‘Eigenlijk is de toekomst van de fabriek maar twee jaar verzekerd. De cd-productie is al verhuisd naar Oekraïne. En we hebben gehoord dat Philips ook productie naar China wil verhuizen. Nu werken er in Györ 2800 mensen, eind 2005 zullen dat er nog maar 1500 zijn, amper de helft.’

Carine kan een gevoel van herkenning niet onderdrukken, volgens haar is het duidelijk: ‘Men laat de medewerkers de hele tijd in onzekerheid, maar het werk gaat hier toch weg, dat hoor je goed genoeg.’ Aan het management kunnen we het jammer genoeg niet vragen, we zijn niet welkom ondanks de vraag van Philips België.

’s Avonds, als het donker is, rijden we nogmaals langs de fabriek, de werkhallen zijn goed verlicht. Carine telt de productielijnen, is verbaasd dat de werkneemsters dichter bij elkaar zitten dan in Hasselt: ‘Het is raar om dat te zien. Ik weet dat ik mijn werk kwijt ben, en zij nog niet.’ Op de terugweg naar België wordt haar commentaar niet vrolijker: ‘Ze weten zelfs niet wat een Europese ondernemingsraad is. Hoe wil je dat we zo aan een sociaal Europa komen?’

In België reageert Johnny Nijs niet echt verbaasd: ‘West-Hongarije, dat was al een dure streek aan het worden. Dan zijn we richting Roemenië en Oekraïne getrokken, daar zijn de lonen bijna de helft lager. Als ze nog iets verder gaan, zit je in Roemenië, daar zijn ze nog eens de helft. Dus je voelt, we zitten niet op het einde van de rit.’

Terwijl hij een dvd-apparaat openlegt en de lees- en schrijfkop aanwijst, vertelt Xavier dat die nu in Shanghai wordt geproduceerd.

‘Wat betreft loonkosten moeten we niet de illusie hebben dat we kunnen concurreren met die landen,’ beaamt Philips-topman Schuitema, ‘met een aantal Oost-Europese landen spreek je over een verhouding van 1 op 10, met China spreek je over nog meer.’

Wai Gao Qiao

En dus wordt het tijd om ook naar China te trekken, eerst naar Shanghai, Philips achterna. Dat dit in weinige jaren tot een volledig vernieuwde megastad is uitgebouwd is een bekend verhaal. We laten de uitdijende zee van torengebouwen van het ‘oude’ centrum achter ons, doorkruisen het nieuwe centrum Pudong en belanden uiteindelijk in de vrijhandelszone Wai Gao Qiao, aangegeven door enkele grote bogen over de brede wegen en een toegangspoort. Hier is Philips Optical Storage gevestigd, gastheer Heinz Esser stelt ons het bedrijf voor. Deze fabriek werkt sinds de start in 1996 dag en nacht, de week rond. In drukke periodes werken er bijna 4000 mensen, in het laagseizoen 2000 tot 2500. Dat zijn ook hier bijna allemaal vrouwen, bij de ploegenwissels zie je ze massaal met de fiets aankomen en vertrekken, op en neer naar de slaapzalen verderop. De meeste werkneemsters komen uit het binnenland om hier enkele jaren te werken.

Danny Ceunen vergezelt ons naar de productielijnen. We ontdekken wat we zoeken, een machine waarvan de opschriften aangeven dat ze uit Hasselt komt: ‘Deze lijn is in Hasselt ontwikkeld in 1989 en heeft er gedraaid tot in 2001, dan is ze naar Shanghai verhuisd,’ licht Danny toe, ‘dit is nog het enige wat overblijft van Hasselt.’

Intussen werken de Chinese werkneemsters naarstig door. Dat doen ze veertig uur per week, voor zeventig euro netto per maand. Heinz beklemtoont dat niet enkel de loonkosten tellen: ‘Voor de productie kijken we naar de integrale kostprijs. Waar zitten onze leveranciers, waar zit ik dicht bij de markt en waar is er kennis omheen om de productie te ondersteunen?’ Toch geeft hij toe dat ‘de volgende trend is dat er niet meer in Shanghai wordt geproduceerd, maar verder landinwaarts in China en in andere lagelonenlanden in Azië. Er zijn er nog veel, Vietnam, Cambodja.’

Op het thuisfront heeft Marc Deckers er geen goed oog in: ‘Er is geen sociale zekerheid. Men neemt mensen aan, zijn ze te duur dan worden ze afgedankt. Van Hongarije naar Shanghai, van Shanghai naar elders. En eigenlijk moeten wij concurreren met onze sociale zekerheid tegen mensen die geen sociale zekerheid hebben. Dat maakt ons duur, maar het is oneerlijke concurrentie.’

Albert Mouchaers drijft de redenering verder: ‘Er zijn geen vakbonden en dus is er geen enkele druk. Volgens mij willen ze de levensstandaard laag houden, zoveel te rijker wordt het grote kapitaal.’

‘Ja’, antwoordt Johnny Nijs, ‘maar je zult daar toch mee moeten leven. Een multinational bestaat om winst te maken.’

En om winst te kunnen maken moet je ervoor zorgen niet uit de markt te verdwijnen, merkt Schuitema op: ‘Nu al produceert China tweederde van alle dvd-spelers en is het de grootste producent van gsm’s en kleurentelevisies. Als Philips een globaal bedrijf wil zijn en als wij onze positie ten opzichte van onze grote concurrenten willen handhaven, dan moeten we in China zitten.’

De verschuiving van het economische zwaartepunt op onze aarde richting Azië speelt een belangrijke rol. Meer dan de helft van alle mensen woont er, dat is nu al een immense afzetmarkt die snel veel groter wordt dan de Europese of de Noord-Amerikaanse.

De trein stopt nooit

Als China voor bijna de hele wereld produceert, is er dan nog werk voor Europa? Niet altijd verloopt het zoals in Hasselt, ook niet bij Philips. Zo vertelt de lichtfabriek in Turnhout een ander verhaal. Enkele duizenden mensen maken er lampen voor voetbalstadions, winkels, serres, projectoren. Met zijn hoogwaardige gasontladingslampen is Turnhout koploper in de wereld. Als we directeur Henk Coppens ontmoeten, staan er juist machines vertrekkensklaar: ‘Machines waar we het verschil niet langer mee maken, gaan naar Polen of China. Elke keer vragen we ons af, waarom blijven we het hier doen? Want de goedkoopste worden we hier nooit. Uiteindelijk zijn het de loonkosten die bepalen waar je produceert.’

Dat is dus het geheim, de nieuwste lampen en de nieuwste lichttechnologie waar goed geld mee te verdienen is, worden hier ontwikkeld en geproduceerd. Wat ‘gewoontjes’ wordt, schuift door naar landen met lagere lonen. Zolang Turnhout aan de spits blijft van de lichtindustrie is de toekomst verzekerd. Maar zoals de directeur opmerkt: ‘Meer dan ooit geldt, zeker ben je nooit.’ We maken een afspraak om elkaar terug te zien in de zusterfabriek nabij Shanghai.

Bij dat weerzien heeft Henk Coppens kleine oogjes. Hij is pas vannacht aangekomen vanuit India, maar is meteen paraat om ons rond te leiden: ‘We zijn hier om te groeien. De sterkst groeiende klant van Philips Turnhout is China. We komen voor de grondstoffen en natuurlijk ook voor de veel lagere lonen. Arbeiders verdienen hier 130 euro bruto per maand, voor wie geschoold is wordt dat 200 en universitairen beginnen aan 300 à 400 euro. Voorheen zaten we in het centrum, en juist vanwege de loonkosten zijn we nu zelfs al een stukje buiten Shanghai in Malu beland. Als het ook hier voor bepaalde producten te duur wordt, dan trekken we verder, in China, of Vietnam, we zijn op dit moment ook actief in Rusland, dus die trein stopt nooit.’

We eten ’s middags in de bedrijfskantine. Grote bedrijven bieden hun Chinese werknemers bovenop het loon dikwijls een goede keuken. En ze betalen ook voor sociale zekerheid, zo leert een gesprek met de Chinese algemeen directeur Luo Pei Liang: ‘Indien de mensen 100 euro bruto verdienen, betalen we bovenop 65 euro voor huisvesting, werkloosheid, medische zorg en pensioen. Om eerlijk te zijn, niet alle bedrijven respecteren deze wet. Sommige proberen daaraan te ontsnappen.’ Het was ons al langer duidelijk, in China is de wet één zaak en de realiteit dikwijls een heel andere. Maar een multinational als Philips trekt voor zichzelf duidelijke krijtlijnen, zegt Coppens: ‘Als het over kinderarbeid gaat, faire beloningen of arbeidsomstandigheden hebben wij zeer duidelijke beleidsregels die wij respecteren in elk van onze bedrijven.’

De volgende afspraak is met Sun Shu Li, lid van de partij en vakbondsverantwoordelijke. Hij begint zelf over het grote verschil tussen vakbondswerk in China en elders in de wereld: ‘Ik moet én de werknemersrechten beschermen, én de belangen van het bedrijf beschermen.’ Het is geen slechte zaak wanneer vakbonden ook oog hebben voor de onderneming, maar wanneer er bijna identificatie optreedt met het bedrijf is er geen ruimte meer voor een onafhankelijke vakbondswerking. ‘Nog verschillend met Europa is dat de wet verbiedt om te staken’, vult Luo Pei Liang aan.

Toch treffen de werknemers van Philips en andere multinationals het niet zo slecht. In Chinese fabrieken zijn de arbeidsomstandigheden meestal veel slechter. Oorzaak is de overrompeling van de Chinese steden door massa’s volk op zoek naar werk, mensen die bereid zijn hard en lang te werken voor weinig geld. We rijden een paar honderd kilometer landinwaarts, richting platteland, een onmetelijk arbeidsreservoir. We willen weten hoe het er toegaat in Chinese fabrieken. Nabij de stad Jiang Yin, gelegen aan de Yangtze, bezoeken we een oude textielfabriek. Vroeger werkten er 400 mensen. Het bedrijf is nu geprivatiseerd en de lokale partijleider Huang Hui Zhong is de nieuwe directeur geworden. Hij ging aan het saneren en zo verdween de helft van de banen: ‘Vooral nadat China is toegetreden tot de Wereldhandelsorganisatie is de concurrentie van kleine privé-ateliertjes steeds meer toegenomen, zeker voor ons, wij maken werkhandschoenen, en dat is vooral handenarbeid. Daarom ben ik het productieproces aan het automatiseren. Als je louter met handenarbeid blijft produceren, gaat je bedrijf kapot.’

De onstuimige ontwikkeling van hun land is geen zegen voor alle Chinezen, zo blijkt wanneer we ’s avonds aanlopen bij Chen Lian Fen en Huai Gui Xiang. De hele familie is nog aan het eten, maar algauw is er tijd voor ons. Vroeger werkten ze allebei in de fabriek. De vrouw Chen controleert nog altijd de handschoenen, al negentien jaar. De man Huai is na de privatisering zijn werk kwijtgeraakt, hij kreeg enkel een ontslagvergoeding van 200 euro en zit nu thuis: ‘Ik wil graag werk vinden. Maar ik ben al 45 en heb geen diploma of goede relaties.’ De dag erna vergezellen we Chen naar de fabriek: ‘Vroeger werkte ik acht uur per dag en verdiende 60 à 70 euro per maand. Nu werk ik vier uur per dag en verdien ik 40 euro per maand. Dat komt omdat er minder werk is. En er is geen werkloosheidsvergoeding. Als ik door ziekte niet kan werken, val ik helemaal zonder inkomen.’ Man zonder werk, de vrouw halftijds en geen vervangingsinkomens, rooskleurig is anders. Het gesprek met Chen maakt ons nog iets anders duidelijk: in twintig jaar is haar loon amper gestegen, en haar koopkracht al helemaal niet.

Zo is het leven in de handschoenenfabriek, er is werk maar weinig werkzekerheid. De lonen zijn laag en veel sociale zekerheid is er ook al niet, een weinig voor dokterskosten en dan nog wat voor pensioen. En van een werknemersorganisatie is hier helemaal niets te merken.

Brand in de mijn

We vliegen naar Hongkong, de thuishaven van mensen en organisaties die opkomen voor de rechten van de Chinese werknemers en die een vrije vakbondswerking in China proberen uit te bouwen. We hebben een afspraak met Han Dongfang, een vroegere spoorwegarbeider die zijn land moest ontvluchten omdat hij een onafhankelijke vakbond had opgericht. Nu verspreidt hij zijn ideeën via radioprogramma’s die ook op het Chinese vasteland te beluisteren zijn.

Zijn organisatie China Labour Solidarity brengt wantoestanden aan het licht en geeft juridische bijstand aan werknemers waarvan de rechten geschonden zijn: ‘Neem die edelsteenfabriek waar de arbeiders sterven aan longziekte, te wijten aan de slechte werkomstandigheden. Enkele maanden werken is genoeg om eraan dood te gaan. Onze organisaties hier in Hongkong betalen advocaten om hen te verdedigen. Er zijn al die mijnongelukken met dikwijls tientallen doden. Ik telefoneer met de weduwen, hoor hoe hun mannen verplicht werden om af te dalen terwijl het al een week brandde onder de grond, anders zouden ze hun job en inkomen verliezen. Hun vrouwen mochten de lijken niet eens zien en het overlevingspensioen dat ze aangeboden krijgen is gewoon belachelijk laag. We overtuigen hen om achtduizend euro schadevergoeding te eisen omdat het leven van een mijnwerker evenveel waard is als dat van een Chinese leider. Als het veel geld kost, zijn de eigenaars verplicht om echt iets te doen aan de onveiligheid.’

We nemen de trein vanuit Hongkong naar Shenzhen, een stads- en industriekluwen gegroeid van 10.000 naar 10.000.000 inwoners in 25 jaar tijd. Ook hier stromen werkzoekenden toe uit heel China, naar duizenden fabrieken die produceren voor de hele wereld, ze werken er dikwijls onder zeer slechte voorwaarden. Wie daar iets aan wil doen is professor Liu Kaming, met zijn vormingscentrum voor werknemers: ‘In Shenzhen zijn de grootste problemen de lage lonen, de heel lange werktijden, er is geen sociale zekerheid en geen vrijheid van vakbondsvereniging.’ Je moet je rechten kennen om je te kunnen organiseren, benadrukt Kaming. Als meer Chinezen aandacht krijgen voor deze uitbuiting en er een sterke internationale beweging groeit, kan deze neerwaartse sociale spiraal stoppen, daarvan is hij overtuigd.

Hoe erg vele Chinese werknemers er ook aan toe zijn, toch is Han Dongfang optimistisch. Over vijf jaar hoopt hij in China zelf verder te bouwen aan een onafhankelijke vakbond. Hij ziet de Chinese arbeidersbeweging niet los van de rest van de wereld: ‘Zolang de Chinese werknemers zich niet mogen organiseren, zijn de sociale rechten van alle werknemers overal ter wereld in gevaar.’

Veel te langzaam dringt dat besef door in de rest van de wereld.

Door Dirk Barrez

Chinese arbeidsters van Philips in Shanghai werken 40 uur per week voor 70 euro netto per maand.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content