DE TOL VAN HAIYAN

TACLOBAN De zwaarst getroffen gebieden zijn vaak slechts bereikbaar via de lucht. © IMAGEGLOBE

Ruim een week nadat supertyfoon Haiyan over de Filipijnen trok, zijn de inwoners van de zwaar getroffen eilanden Leyte en Samar nog niet toe aan de wederopbouw. Niet ziek worden, eten scoren en in leven blijven, zijn nog steeds de prioriteiten. Langzaam komt de noodhulp vanuit de hele wereld op gang.

De inwoners van Tacloban speuren tussen de ruïnes die ooit hun huis waren. Terwijl de doden al dagen langs de kant van de straat liggen, wroeten ze in bergen wrakhout, plastic en hondenkadavers. Op zoek naar besmeurde kleding die ze onder een kraantje schoon spoelen. Op zoek naar een beschadigde scooter die misschien ontsnapping uit het rampgebied kan betekenen. Op zoek naar een hamer die het verschil kan zijn tussen een dak boven je hoofd hebben of weer in de regen moeten slapen.

Op het vliegveld van Cebu, een grote havenstad net buiten het rampgebied, staan vrachtvliegtuigen van het Israëlische El Al en van Emirates uit Dubai geparkeerd. Vorkheftrucks laden pallets met rijst, mineraalwater en medicijnen uit.

In getroffen steden verrijzen ruim een week na de ramp kampementen van de VN-vluchtelingenorganisatie. Volgens het Rode Kruis is dat hard nodig. De supertyfoon heeft meer dan elf miljoen mensen getroffen. Vier miljoen van hen zijn ontheemd. Volgens de laatste schattingen zijn er meer dan vierduizend mensen omgekomen, nog eens 1500 vermist. Bijna 19.000 gewonden zullen de komende tijd medicijnen en zorg nodig hebben.

Transporten van het Rode Kruis en dokters van Artsen Zonder Grenzen trekken naar de uithoeken van Leyte en Samar om zorg en medicijnen aan te bieden. In totaal hebben landen en organisaties wereldwijd 270 miljoen Amerikaanse dollar aan steun toegezegd.

Het rampgebied is groot. Veel wegen zijn nog onbegaanbaar. De zwaar getroffen gebieden liggen geïsoleerd en zijn slechts bereikbaar via de veerpont vanuit Cebu of via de lucht.

Als gevolg ontstaat er een flessenhals: dokters, vrijwilligers, puin-ruimers, bouwvakkers, militairen, goederen en journalisten moeten via dezelfde route het gebied bereiken. Iedereen heeft last van het tekort aan schepen, vliegtuigen en helikopters. De aanwezigheid van de marxistische rebellengroep New People’s Army zorgt voor angst onder chauffeurs. Zij durven soms met hun vrachtwagens het gebied niet in, smeekbeden van hulporganisaties ten spijt.

Hey Joe!

Voor de kust van Samar ligt sinds vorige week donderdag het Amerikaanse vliegdekschip de USS Washington, en dat maakt een enorm verschil. Waar hulpinstanties als het Rode Kruis en zelfs de Verenigde Naties afhankelijk zijn van de lokale infrastructuur, zijn de Amerikanen dat niet. De Amerikaanse blackhawks scheren over de getroffen steden, soms zo laag dat los zittende daken alsnog naar beneden kukelen. Onder de helikopters bungelen noodpakketten. Eindelijk, denken bewoners van afgelegen dorpen, eten en drinken.

In de haven van Ormoc, aan de westkust van Leyte, coördineren drie Amerikaanse mariniers de verdeling van een container rijst. Een groep jongens rent op de Amerikanen af. ‘Hey Joe! How are you doing Joe’, schreeuwen ze opgetogen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben de Amerikanen de Filipijnen bevrijd. Sindsdien wordt iedere mannelijke blanke buitenlander Joe genoemd, een afkorting van GI Joe.

Een forse Amerikaan in een blauw camouflagepak lacht. ‘What’s up guys. Don’t worry. The US Navy is here.’ Boeken worden er vol geschreven over de toenemende macht in de wereld van China, maar bijna zeventig jaar nadat de troepen van generaal Douglas MacArthur het Japanse leger versloegen zijn het de Amerikanen die op Leyte, in de achtertuin van China, de bevolking helpen.

Hulp vanuit de hele wereld is welkom, maar op de steun van de Filipijnse overheid rekenen de bewoners van het getroffen gebied niet. Virgi Esbina is klein van stuk en haar stem is zo zacht dat je haar nauwelijks kunt verstaan. In de chaos van de eetzaal van het Pongos Hotel in Ormoc, die dienst doet als opvanghuis en perscentrum, valt ze niet op, maar voor de lokale bevolking is ze dezer dagen van levensbelang. ‘In eerste instantie wilden wij het hotel sluiten. Wij besloten open te blijven om mensen te kunnen helpen’, zegt ze.

Voor het hotel in de hoofdstraat van Ormoc liggen rijen stekkerdozen op lange houten tafels. Getroffenen kunnen er gratis hun mobiele telefoon opladen. Met een berichtje of een kort gesprek, kan een familielid in Cebu, Manila, New York of Brussel om hulp gevraagd worden. In de overwegend katholieke Filipijnen zijn gezinnen groot en families hecht. Ze waaien het land en de wereld over, maar in tijden van crisis zijn bloedverwanten het voornaamste vangnet.

Alles in Ormoc is schaars, maar Esbina is in staat dagelijks ladingen voedsel en tankwagens benzine voor het noodaggregaat te regelen. Hoe het haar lukt, vertelt ze niet in detail. Haar zoon is generaal in het leger. En ze heeft goede contacten in Manila. ‘Een vriend heeft een privévliegtuig. Daar maken wij nu gebruik van. De ene keer laat ik artsen invliegen, de volgende keer eten. Uiteindelijk moeten wij het zelf regelen. Wachten op de overheid heeft geen zin, dan is het te laat’, zegt ze. ‘Wij’ is haar familie, volgens bewoners van Ormoc een van de machtigste clans van het eiland.

Dicht bij de heiligen

Palo, een stad van 60.000 inwoners tien kilometer buiten Tacloban, werd zwaar getroffen door de storm. De Palo Metropolitan Cathedral, in 1596 door jezuïeten gebouwd, heeft oorlogen en opstanden meegemaakt. De kathedraal diende als uitvalsbasis voor Spaanse missionarissen die in de zeventiende eeuw de inwoners van het eiland Leyte wilden bekeren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was er een Amerikaans veldhospitaal in ondergebracht.

Tegen een supertyfoon was de kathedraal niet opgewassen. Het dak is ingestort. De zware houten deuren liggen gespleten voor de ingang. Alleen het met bladgoud bedekte hoogaltaar is gespaard gebleven. ‘Een wijze les: het is altijd verstandig zo dicht mogelijk bij de heiligen te blijven’, zegt Alfredo Jaca. Jaca staat voor de kathedraal. Hij loopt rond in zijn wijk, maar weet niet precies waarom. Wellicht om te voorkomen dat hij stilzit en moet nadenken over wat er gebeurd is, zegt hij.

Jaca, een veertiger, is radiopresentator. In de aanloop naar de tyfoon zond zijn station 48 uur onafgebroken uit. ‘We waarschuwden dat er een vloedgolf kon komen en dat mensen naar hoger gelegen terrein moesten. Maar ze luisterden niet. Palo ligt aan zee en veel vissers negeerden ons advies. Zij dachten aan het water te kunnen zien dat alles in orde was’, zegt Jaca. Volgens de gemeente zijn er meer dan achthonderd doden en nog minstens honderd vermisten.

Jaca zit vol frustratie. De noodhulp heeft Palo bereikt, maar hoe het verder moet, is voor hem onduidelijk. ‘Niemand neemt de regie. Uiteindelijk zijn mijn buren en ik zelf begonnen met puinruimen. Toen wij klaar waren, begonnen de mensen in de straat achter ons. Zij dumpten al hun afval bij ons in de straat. Het is ieder voor zich en zo blijven wij bezig. Niemand neemt de leiding’, zegt Jaca.

Het zal volgens het bestuur van Palo wel een half jaar kunnen duren voordat elektriciteit is hersteld. In de straten blijven lijken dagenlang open en bloot liggen. Als ze eenmaal in lijkzakken zijn gedaan, worden de stoffelijke overschotten weliswaar netjes in een rij gelegd, maar niet opgehaald. Het Rode Kruis vreest dat als er niet beter gecoördineerd wordt, de kans op ziektes snel toeneemt.

De kritiek zwelt aan. Een deel van het probleem is dat bijna iedereen op Leyte en Samar slachtoffer is. Dat betekent dat ook de dokters die het ziekenhuis moeten bemannen, de agenten die moeten patrouilleren en de ingenieurs die het elektriciteitsnet moeten optuigen dood, vermist, gewond of ontheemd zijn. Verse krachten worden ingevlogen uit andere delen van het land, maar dat gaat niet snel.

Intussen is er ruzie uitgebroken tussen lokale bestuurders in het getroffen gebied en de Filipijnse president Benigno Aquino. De lokale politici verwijten de regering dat er veel te traag gehandeld wordt. Aquino verwijt de burgemeesters dat zij te laks waren met het evacueren van mensen. Alfredo Jaca lacht als hij over het geruzie hoort. ‘Typisch politici. Niemand is mans genoeg om verantwoordelijkheid te nemen’, zegt hij. Er wordt volgens Jaca gediscussieerd over de verkeerde vraag. ‘Gaan wij onze steden opnieuw opbouwen? Zo ja, hoe? Zo nee, waar moeten wij dan naar toe?’ zegt hij.

New People’s Army

Ga naar de havens en vliegvelden op Leyte en je ziet dat bewoners het eiland verlaten. De lijnvluchten, veerboten en militaire vliegtuigen zitten de komende weken vol. Mensen moeten drie dagen wachten om een zitplaats te bemachtigen op een van de tientallen veerponten die Leyte verlaat. Sommigen zijn bang. Ze vrezen dat de chaos die heerst door rebellen van de New People’s Army aangegrepen wordt om de strijd met politie en leger aan te gaan.

De marxistische rebellenbeweging die sinds eind jaren zestig tegen de regering strijdt, zou voedseldepots van de overheid willen aanvallen. De rijst zouden de rebellen vervolgens uit-delen aan de armen in een poging te laten zien dat de regering ver weg in Manila zwak is en dat de rebellen de werkelijke macht hebben.

Of de rebellen werkelijk zullen toeslaan, is onduidelijk. Er zijn veel geruchten en verhalen, maar weinig feiten. Toch is de politie zeer nerveus. Als automobilisten in Tunga melden dat de NPA in aantocht is, schiet het lokale politiebataljon in de stress. Ze werpen geknakte palmbomen en wrakhout op de weg als versperring. Ze krijsen, laden hun revolvers door en liggen met M16-geweren in dekking. Een half uur lang is het spannend. Tot opeens de pistolen in holsters verdwijnen en sigaretten worden opgestoken.

De rebellen van de New People’s Army hebben een voorraad rijst geplunderd en zijn weer de bergen in getrokken, zegt een politiecommandant. Onzin, zegt een ander. Er was volgens hem een spraakverwarring. Een automobilist had een opstootje bij een magazijn van de National Food Authority gezien. Hij riep: ‘NFA! NFA!’ In de Filipijnen worden de ‘f’ en de ‘p’ weleens verwisseld. Het is onduidelijk of de dreiging van de rebellen echt of verbeeld is. Wel is het helder dat bewoners van de getroffen gebieden vrezen voor wat komen gaat.

Op de kade ziet Armand Hego hoe de Dagupan City, een transportschip van de Filipijnse marine, langzaam de haven van Tacloban verlaat. De zestienjarige Hego stond samen met zijn zussen, moeder en tantes achttien uur in de rij om aan boord te komen. Ze waren net te laat en moeten minstens drie dagen wachten. ‘Wij willen weg en nooit meer terug-komen’, zegt Hego.

Hego vindt het triest om het huis waar hij geboren is en het graf van zijn vader die vorig jaar stierf, achter te laten. ‘Maar we moeten wel. De rebellen stonden op het punt onze wijk binnen te vallen. Nu gaan we weg. Waarheen weten we niet. Als het maar hiervandaan is. Na de tyfoon is het voor mij duidelijk: Tacloban is geen gezegende stad meer.’

DOOR MELLE GARSCHAGEN IN TACLOBAN

‘Wachten op de overheid heeft geen zin, dan is het te laat.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content