Bij de Koningin Elisabethwedstrijd jaargang ’99 werd heel uiteenlopend talent bekroond.

Soms kun je aan de manier waarop een kandidaat opkomt al meteen zijn karakter raden en zelfs zijn speelwijze. Met een rustige zelfverzekerde stap ( Shamoshko), met de mechanische pas van soldaten voor een belangrijke opdracht ( Ghidin) of met een frivool pasje en een veni, vidi, vici-trekje op het gelaat ( Sverdlov). Bij de bekendmaking van de uitslag ging de Rus Vladimir Sverdlov (22) zonder de jury te groeten op zijn stoel in het rijtje zitten. Daar zat hij op de zesde plaats, terwijl hij zichzelf – en vele commentatoren met hem – de eerste plaats had toegedacht. Het publiek pikte dat onbehouwen gedrag niet en liet luidkeels zijn afkeuring blijken. Daarmee had de Koningin Elisabethwedstrijd voor het eerst sinds lang een klein opstootje te verwerken.

Sverdlov gedroeg zich als een wispelturig en verwend kind. Zo speelde hij ook voor zijn finaleplaats. Zijn pianoconcerto van Chopin was nukkig, vol creatieve invallen, erg gevarieerd en met prachtige pianissimo-passages. In het opgelegde stuk van Uljas Voitto Pulkkis liet hij dingen horen die bij andere collega’s voordien niet uit de verf waren gekomen. Maar zoals gezegd, hij moest vijf andere kandidaten laten voorgaan.

Door het objectieve stemverloop (er wordt niet gedebatteerd) kun je moeilijk achterhalen waar de jury naar op zoek is. Aan nummers één en twee te horen naar ervaring, naar kracht, naar overtuiging. De eerste laureaat, de Oekraïner Vitaly Samoshko (25), leverde een evenwichtige prestatie op zeer hoog niveau zowel in het opgelegde stuk en zijn sonate als in zijn concerto van Rachmaninov. Hij blijkt een betrouwbaar musicus die met het nodige temperament en een lange adem zijn prestaties mooi doseerde. In hem werd vooral het degelijke maar misschien niet echt verrassende spel bekroond.

De tweede laureaat, de Rus Alexander Ghidin (22), ging er als een bulldozer tegenaan. Hij had het concerto van Tsjaikovski gekozen en speelde alle voorgaande muziek alsof ze van dezelfde componist was. Zijn Pulkkis klonk onnodig luid, zijn Schubertsonate leek in de steppen geschreven en zodra hij op gang gekomen was in zijn Tsjaikovski trok en sleurde hij aan het orkest alsof hij de geluidsmuur wou doorbreken. Een adembenemende ervaring, maar je kunt je wel ernstige vragen stellen bij zijn gevoel voor stijl.

Minder spectaculair en bijgevolg door de meeste commentatoren uit het oog verloren was de Amerikaan van Chinese afkomst Ning An (22). Deze muzikant moet duidelijk nog diepgang vinden, maar liet toch prachtige flitsen van genialiteit zien. Zijn vreemde maar consequente manier van fraseren heeft vele oren doen spitsen. Met hem lijkt de jury een ander soort muzikant dan de krachtpatser te willen belonen. Dat geldt in het bijzonder voor Shai Wosner (23 jaar) uit Israël. Die verscheen in de finale met een concerto van Mozart, niet echt geschikt voor ostentatief gerol van de spierballen zoals we dat op dergelijke concoursen gewend zijn. Hij speelde Mozart met erg veel speelsheid en oog voor contrast. Het pleit voor de openheid van de jury dat Wosner voor deze gedurfde keuze niet werd afgestraft.

Een geval apart was de Italiaan Roberto Cominati, met zijn 29 jaar de op een na oudste finalist. Hij verdeelde het publiek in twee kampen. Vele dames vielen waarschijnlijk voor zijn Napolitaanse charmes. De anderen verweten hem dat hij de muziek vreselijk oppervlakkig benaderde en dat zijn pathos nogal hol klonk.

Ook het opgelegde stuk had zijn voor- en tegenstanders. Pulkkis is nog maar 23 jaar en de muziek die hij schreef voor deze wedstrijd is de muziek van deze tijd, zij het misschien nog in ruwe vorm. Zijn muziek is spectraal, waarbij de samenklanken oneindig diep worden berekend, heel druk georchestreerd, in grote statische blokken. Met een piano die een van de vele instrumenten van het orkest is veeleer dan een echt concerterend element. Er is over deze muziek veel gedebatteerd, maar feit is wel dat de best gerangschikte pianisten ook een hoorbaar betere prestatie hebben geleverd in dit stuk. Zo ongeschikt om de betere van de slechtere pianisten te onderscheiden zullen de “Tears of Ludovico” dan wel niet zijn. Samen met de appreciatie van Mozart is het een gunstige evolutie dat de echt actuele muziek haar plaats krijgt in de wedstrijd.

En tot slot een lovend woord voor het Nationaal Orkest onder leiding van dirigent Marc Soustrot, dat uit een diep dal schijnt te herrijzen. Het is nog niet perfect, maar dat kan ook moeilijk met een wedstrijdregime waarbij ’s ochtends twee volwaardige concerten gerepeteerd worden en ’s avonds twee concerten worden gespeeld. Alleen van Mozart hebben ze nog geen kaas gegeten.

Lukas Huybrechts

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content