Ze noemen hem een linkse regelneef, maar topeconoom Robert Reich weet wel beter. ‘Bedrijven zijn niet de sinistere samenzweerders die links ervan maakt. De consumenten, díé hebben de macht.’

Een van zijn autobiografische boeken heet I’ll Be Short, en dat klopt: Robert Reich is 1,47 meter. In Amerika is hij echter een grote meneer. Hij was minister van Arbeid tijdens de eerste regering van Bill Clinton (1993-1997), is hoogleraar aan de University of California en politiek commentator. Reich is een van de zeldzame linkse intellectuelen met connecties in de politieke wereld, en in zijn boeken – elf tot nog toe – gaat het voornamelijk over de verbetering van de werk- en levensomstandigheden voor de minder fortuinlijke medemens, en over de nood aan een meer rechtvaardige samenleving.

In zijn recentste boek, Superkapitalisme, gaat hij op zoek naar de oorzaken van de groei van dat kapitalisme en de teloorgang van de democratie. Waarom, met andere woorden, bloeit in de hele wereld dat allesomvattende kapitalisme ten koste van al wat wij kennen aan democratische waarden? We zullen u maar meteen zeggen hoe de vork volgens Reich in de steel zit: het is uw schuld.

De financiële kloof tussen gewone werknemers en het topmanagement? Het gebrek aan democratie in bedrijven? De ecologische nalatigheden? De verslechterende sociale omstandigheden waarin grote groepen mensen vandaag leven? Is dat de schuld van een wereldwijde samenzwering, van demonische bedrijven en ceo’s? Helemaal niet, vindt Reich. Integendeel, de schuld ligt bij ons, de burgers van deze samenleving.

Hoe dat komt? Omdat wij feitelijk of two minds zijn, legt Reich uit. ‘Enerzijds willen wij ons als plichtbewuste, democratische burgers gedragen. Daarom willen we dat bedrijven goede lonen uitbetalen en zorg dragen voor het pensioen van hun werknemers. Anderzijds zijn wij ook consumenten en beleggers. En wanneer we dat petjes dragen, willen we onze goederen zo voordelig mogelijk kopen. We gaan toch niet een paar cent méér betalen voor onze wasproducten en groenten? Dus kopen we in de winkel waar de prijzen ons het best bevallen.’

‘Daarnaast willen we ook nog dat ons geld zoveel mogelijk opbrengt. We verlangen van onze investeringen een hoog rendement. En dus kopen we aandelen van bedrijven die een stevig dividend betalen. Erger nog: we instrueren de beheerders van onze beleggingsfondsen dat ze zoveel mogelijk geld voor ons moeten verdienen.’

Op die manier zijn bedrijven onderworpen aan een marktevolutie waar ze zelf geen invloed op hebben. Reich: ‘Wanneer hun dividend te laag is, of hun marktwaarde zakt, gaan de investeerders elders. Bedrijven moeten dus goede resultaten behalen. Daarom kunnen ze zich niet bekommeren om het milieu of om het pensioen van hun medewerkers, om de ziekteverzekering of om hun sociale verantwoordelijkheden. Dat is niet de taak van bedrijven. In die marktsituatie kunnen ze maar één ding doen: geld verdienen.’

Daarom bloeit het superkapitalisme, ten nadele van de democratie, zegt Reich. ‘De resultaten die wij als burgers willen behalen, staan lijnrecht tegenover onze belangen als consumenten. We willen best dat bedrijven méér doen voor de bescherming van het milieu. Kinderarbeid moet verdwijnen. De inkomstenkloof moet dicht. Maar als daardoor de producten duurder worden, gaan we elders onze inkopen doen.’

EINDE VAN DE BEDRIJFSMONOLIETEN

Het gevolg is dat het kapitalisme wel degelijk groeit, maar dat het zich noodgedwongen van zijn slechtste kant laat zien. Het speelt geen sociale rol: er moet geld verdiend worden. Hoe de stukken van de taart verdeeld worden, is iets waarover politici en beleidsmensen zich moeten buigen.

‘Dat is nou net de rol van de democratie’, zegt Reich. ‘Die moet erop toezien dat de rijkdom beter verdeeld wordt en dat de ongelijkheden worden weggewerkt. Maar daar is ze steeds minder toe in staat. De groei van het superkapitalisme heeft de invloed van de democratie weggevlakt.’

Dat was ooit anders. ‘In de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog werd de economie, vooral in de Verenigde Staten, overheerst door een relatief klein aantal grote bedrijven die de markt in handen hadden. De keuze van de consument was beperkt, en een noemenswaardige concurrentie bestond er tussen die bedrijven niet. Ze gedroegen zich paternalistisch, hadden de steun van het grote publiek en speelden een vooraanstaande rol in het openbare leven. Hun taak bestond erin met de overheid te onderhandelen over de verdeling van de winsten, met aandacht voor de rest van de samenleving. Hun leiders gedroegen zich als grote staatslieden. Zelfs in die tijd was het systeem niet perfect, maar het was in elk geval beter dan nu. Productinnovatie had je nauwelijks, terwijl investeerders passief bleven en hun kapitaal niet verschoven.’

Vanaf de jaren zeventig veranderde dat beeld. Grote bedrijven begonnen elkaar te bestrijden op een markt die steeds competitiever werd. Kleinere bedrijven bedreigden de grote spelers op hun eigen terrein. Kapitaal werd vluchtig, net als de voorkeur en de smaak van het publiek.

De monoliete positie van bedrijven verdween, en daarmee hun zekerheden. ‘Bedrijven begrepen dat ze moesten overleven in een wereld waar ze met elkaar wedijverden voor kapitaal, consumenten en talent. Het probleem is dat die wedijver zich niet beperkte tot het economische terrein, maar zich ook uitbreidde naar de politiek’, aldus Reich. ‘Bedrijven begrepen dat ze zich, alweer vooral in de VS, moesten wenden tot de machthebbers en de wetgevers om hun concurrentiepositie en hun macht op de markten veilig te stellen. Daarom zijn er zoveel lobbyisten in Washington. Een bedrijf als Google, bijvoorbeeld, zag op een zeker moment in dat het wetgeving nodig had die zijn belangen beschermde tegen Yahoo en Microsoft – die zelf al een leger advocaten hadden ingezet. Een bedrijf dat dergelijke politieke invloed niet heeft, wordt bijgehaald en achtergelaten.’

MIDDENKLASSE ONDER DRUK

Wie de macht dan wel heeft? ‘De consumenten. Voornamelijk toch. Die kunnen elk moment overstappen naar een ander bedrijf, en als ze dat en masse doen, is dat voor een bedrijf een probleem’, aldus Reich. ‘Consumenten zijn erg vluchtige machthebbers, en dát is een nieuw fenomeen. Ze kunnen via het internet overal ter wereld shoppen. En dat doen ze ook, op zoek naar het goedkoopste aanbod. Investeerders doen hetzelfde: ze versluizen met het grootste gemak hun geld van de ene locatie naar de andere.’

Maar misschien zijn consumenten wel gedwongen om zo goedkoop mogelijk te kopen, omdat ze financieel niet de keuze hebben? Dat maakt sommige consumenten machtig en anderen niet. Ook dat ziet Reich als een bedreiging voor de democratie. ‘De kloof tussen degenen die hebben en degenen die niet hebben, wordt in dit bestel steeds groter. Je hebt mensen die bij Wal-Mart kopen en op elk klein voordeel uit zijn omdat ze zich niets anders kunnen veroorloven. En je hebt de goedbetaalde klasse die zich die luxegoederen permitteert. Tussen de jaren vijftig en de jaren zeventig ging de middenklasse erop vooruit en werd ze ook groter, wat goed was voor de democratie. Vandaag staat die middenklasse steeds meer onder druk. Ze leeft op de rand van de armoede, zeker in de VS. Dat heeft veel te maken met het feit dat de productiecapaciteit bijna helemaal uit de westerse wereld verdwenen is. Toen had je massaproductie voor massaconsumptie: grote fabrieken die grote hoeveelheden producten maakten voor een groot publiek. Vandaag heb je gefragmenteerde productie, toegespitst op individuele gebruikers. Daardoor is er binnen een en dezelfde regio geen band meer tussen de massaconsumptie en de productie.’

KAPITALISME à LA CHINOISE

Maar wat is die band tussen kapitalisme en democratie dan precies? ‘Kijk naar China, dat een heel succesvolle kapitalistische groeipool is, maar dan zonder democratie’, doceert Reich. ‘Je kunt inderdaad het een zonder het andere hebben. Kapitalisme is een voorwaarde voor democratie, maar niet noodzakelijk andersom. De Sovjets begrepen dat niet, maar wij in de VS begrepen dat óók niet. Wij veronderstelden dat democratie zou volgen wanneer we het kapitalisme wereldwijd gingen verspreiden. Dat lukte niet. Er is kapitalisme nodig om een democratische staat op te bouwen, maar op zich volstaat dat niet.’

Vandaag zie je drie grote maatschappijstructuren, zegt Reich. Er is het superkapitalisme, dat duidelijk aanwezig is in de Verenigde Staten. Er is de sociaaldemocratie in Europa, maar die is op weg naar het superkapitalisme. En er is het autoritaire kapitalisme, genre China. Reich: ‘Dat laatste is duidelijk niet democratisch. Als we niet oppassen, evolueren we allemaal naar die laatste sociale structuur. Want het autoritaire kapitalisme is verschrikkelijk efficiënt, vanuit het standpunt van consumenten en investeerders. Zij krijgen er absolute vrijheid. Maar als burger heb je er helemaal geen vrijheid.’

Reich heeft ook weinig op met bedrijven die het credo van corporate responsability verkondigen. Betekenisloos, noemt hij het. ‘Het is goede reclame voor het bedrijf en niets anders. Ze zeggen dat ze zich verantwoordelijk gedragen, maar dat is niet meer dan een slogan. Ze doen dat niet omdat ze daartoe niet in staat zijn, punt. Maar zoals ik al zei: het is ook niet hun rol. Sociale problemen worden door de overheid opgelost, en niet door bedrijven.’

Hetzelfde geldt volgens Reich voor het milieu, de opwarming van de aarde et cetera. ‘Ook daar is voor bedrijven geen taak weggelegd. Denken dat zij met hun programma’s van efficiënt energiegebruik de wereld zullen redden, is onzin. Het publiek wordt gewoon misleid. Bedrijven die zich beroepen op het geld dat ze aan goede doelen weggeven: even grote onzin. Dat geld is afkomstig van de investeerders en van het publiek, ziet u? Alleen private weldoeners zoals Bill Gates en consorten zijn in dat opzicht geloofwaardig. Ik zie voor de bescherming van het milieu geen andere mogelijkheid dan het optreden van nationale en internationale overheden. Het Kyotoprotocol, belasting op de uitstoot van broeikasgassen, alles wat bedrijven verplicht om zich aan strenge regels en voorschriften te houden. Het gaat er niet om dat bedrijven slecht zijn en dat ze opzettelijk het milieu vernietigen, want dat is niet het geval. Maar ze hebben geen andere keuze omdat wij zo’n dubbelzinnig spel spelen.’

‘We moeten daarom af van die misleidende gewoonte om bedrijven een persoonlijkheid toe te kennen, alsof ze menselijke eigenschappen hebben. Zoals wanneer we zeggen dat bedrijf X ecologisch verantwoord werkt, of wanneer bedrijf Z iets doet aan kinderarbeid. Bedrijven zijn geen burgers, het zijn niets meer dan bundels contracten. Ze dragen geen verantwoordelijkheden en kunnen ook niet terechtgewezen worden. Het enige wat zinnig is, is dat er een sterke overheid komt die regels vastlegt waaraan bedrijven zich moeten houden.’

ZINNIGER REGELS

Robert Reich wordt dan ook vaak afgeschilderd als een voorstander van méér overheid en méér regulering, maar dat wil hij nuanceren. ‘Ik ben geen voorstander van méér regels, maar van zinniger regels. Van een regelgeving die onze waarden en belangen als burgers – en niet als consumenten en investeerders – weerspiegelt. Dáár loopt het vandaag verkeerd. De regelgeving in de VS bevoordeelt de grote bedrijven. Er worden enorme subsidies gegeven aan bedrijven die dat niet nodig hebben. De Amerikaanse overheid subsidieert haar eigen olie-industrie. Waarom? Elke logica is zoek, en het is een verspilling van openbare fondsen. Maar moeten we onderzoek naar alternatieve energie subsidiëren? Dat moeten we zeker doen.’

De mensen die het probleem zien als een strijd tussen marktvrijheid en overheidsregulering, begrijpen volgens de econoom het grotere beeld niet. En dat beeld is: je kunt geen markt hebben zonder overheid. De basisvraag daarbij is: heb je een overheid die gedomineerd wordt door de bedrijfswereld, of een overheid die uitdrukking geeft aan publieke belangen?’

‘Maar nogmaals: de bedrijven zijn niet de misdadige, sinistere samenzweerders die links daarvan vaak maakt. Ze hebben geen ethische agenda. Ze doen gewoon wat ze moeten doen om te overleven. Mijn boek wil waarschuwen: we moeten de democratie redden omdat het de enige uitdrukking is van onze publieke waarden. Dat debat moet ook in Europa gevoerd worden, want over tien jaar zitten jullie waar de VS nu is. Er komen dus belangrijke keuzemomenten. Wanneer je vandaag nog gelooft dat bedrijven een sociaal verantwoorde rol spelen, en zij de dragers zijn van de democratie, dan begrijp je niet de machten die werkzaam zijn in het superkapitalisme.’

ROBERT B. REICH: SUPERKAPITALISME. BUSINESS CONTACT, AMSTERDAM, 2007, 24,90 EURO.

DOOR GUIDO EEKHAUT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content