Op 4 juni is het dag op dag twintig jaar geleden dat het Chinese regime de studentenopstand op Tiananmen, het Plein van de Hemelse Vrede in Peking, bloedig onderdrukte. Wat rest er nog van het vuur van toen?

De ’tankman’ is vergeten. Het mannetje met de boodschappentas dat een colonne tanks tegenhield op de Chang’anlaan voor het Tiananmenplein. Het gebeurde op 5 juni 1989, de dag na de tragedie, het beeld blijft beroemd in het Westen. Maar in China is hij van de aardbodem verdwenen. Wat er met hem gebeurd is, weet men niet. Hij leeft voort op de foto, en in het korte tv-filmpje dat hem wereldberoemd maakte.

Er zijn weinig foto’s van de bloedige ontruiming van het Tiananmenplein, die nacht van 3 op 4 juni 1989. De foto’s die je ziet zijn vaak dezelfde, van dezelfde slachtoffers. Daar zijn redenen voor. De verwarring en de chaos zullen onbeschrijflijk geweest zijn in het donker tussen de rook en de lichtflitsen. P., die erbij was, herinnert zich het verschrikkelijke lawaai, en hoe bang ze was. Hoe ze, toen ineens een tank achter haar opdook die alles op zijn weg verwoestte, met gemak over een hoog hek wist te springen om te ontkomen. Maar doden, denkt ze, heeft ze niet gezien.

En toen het weer dag werd, was de schoonmaakactie staatsgeheim en waren de overlevenden op de vlucht. Niemand wist toen, niemand weet nu hoeveel doden er precies gevallen zijn. Schattingen varië-ren van 241 doden, soldaten inbegrepen, en 7000 gewonden volgens de officiële regeringscijfers, via 1000 doden volgens Amnesty International tot 7000 doden volgens NAVO-inlichtingen. De repressie die over China neerdaalde, was totaal en niets-ontziend. Een brutale terugkeer naar de donkerste jaren van de maoïstische dictatuur. In heel China werden mensen die aan manifestaties hadden deelgenomen gearresteerd, gevangengezet, geëxecuteerd. Twintig jaar later blijven studentenleiders van toen nog steeds gezochte individuen, en volgens de Dui Hua Foundation in San Francisco, die opkomt voor mensenrechten in China, zouden nog een dertigtal deelnemers van toen gevangenzitten.

Collectief geheugenverlies

Het is nog altijd niet makkelijk om Chinezen die het drama meemaakten echt aan het praten te krijgen over wat er gebeurd is, of daarna. Ze zijn het vergeten, zeggen ze. Of ze waren er eigenlijk niet bij. Een collectief geheugenverlies is over het land gedaald, uit angst en walging voor dingen die niemand zich zou willen herinneren.

Fotograaf Wang (niet zijn echte naam) was erbij in juni 1989, zoals bijna iedereen die toen intellectueel of artistiek actief was in Peking. De tocht naar zijn flat in het zakendistrict van de stad is als een reis door de tijd. Van de nieuwe zwarte torens in glas en staal ga je via smallere zijstraten naar behoorlijke flats waar het stadsvuil van een paar jaren in de hoeken ligt. En dan de lift in. Hoe hoger die gaat, hoe desolater, verf-lozer en kleiner het wordt. Helemaal boven ben je terug in het China van de jaren zeventig. Daar woont Wang in een kamer met een soort badkamertje erbij dat ook dienstdoet als donkere kamer en opslagruimte. Zeker, zegt Wang, natuurlijk was hij op het plein, de hele tijd was hij er. Hij was jong toen en kende er iedereen. Veel doden heeft hij gezien. En hij heeft veel foto’s genomen. Er waren veel fotografen aan het werk, het was het moment om er te zijn, als beroepsfotograaf.

Maar daarna was het verboden om dergelijke foto’s te bezitten of ervan te weten. Er werden huiszoekingen gedaan, mensen werden aangehouden. Daarom zijn er zo weinig foto’s in omloop. Ook de zijne niet, trouwens, want hij was zo bang dat hij zijn films wel ontwikkeld heeft maar ze daarna veilig heeft opgeborgen. Hij heeft ze nooit afgedrukt. Te gevaarlijk. Bang is hij over het algemeen niet. Wang is een bekend figuur, en heeft fotoboeken gepubliceerd over moeilijke onderwerpen. Maar voor de uitlopers van die vierde juni op Tiananmen, daar is hij wél bang voor.

Geheugenverlies?

Wat was er gebeurd, dat zo erg was?

Over de ware drijfveren van de ‘studentenbeweging’ van april en mei 1989 is veel gespeculeerd. Er waren meningsverschillen en splitsingen in de Chinese regering en de partijtop, tussen conservatieve (meestal) ouderen die de heersende liberaliseringstendens in Deng Xiaopings hervormingen wilden terugschroeven, en de meer progressieve (meestal) jongeren die ze wilden voortzetten. De inzet was meer vrijheid van bewegen en vrijheid van spreken, naast de toenemende economische vrijheid in China. Bovenaan hield de oude Deng de touwtjes in handen. Hij speelde het ene kamp tegen het andere uit, deed aan realpolitik, en probeerde zo zijn schip op koers te houden. Hij faalde.

Een deel van het drama had daar zeker mee te maken. In december 1986 hadden in Peking en enkele andere steden studentenbetogingen plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan was de partijleider, Hu Yaobang, gedwongen om ontslag te nemen. Premier Zhao Ziyang nam zijn functie over. Die Hu Yaobang was een populaire voorstander van liberalisering, die samen met Zhao Ziyang door Deng Xiaoping werd klaargestoomd om hem op te volgen. Toen hij op 15 april 1989 aan een hartaanval overleed, kwamen enkele duizenden studenten naar het Tiananmenplein voor een rouwmanifestatie. Ze stapten met een petitie naar het Nationaal Volkscongres. Daarin eisten ze onder meer vrijheid van meningsuiting en van publiceren. Maar ook de publicatie van de bankrekeningen van de topleiders en hun families.

Als de overheid de delegatie beleefd had ontvangen, had de Chinese geschiedenis een andere wending kunnen nemen. Maar daar wilden de leiders niet van horen. De betogingen op het Tiananmenplein werden dagelijkse kost en breidden zich gestaag uit.

Het was op dat moment tien jaar na de bijeenkomsten bij de Muur van de Democratie, waar soortgelijke eisen voor democratie en democratische vrijheden aangeplakt en besproken werden. De studenten in 1989 waren zich zeker bewust van dat jubileum. Wellicht ook van het feit dat die beweging de veroordelingen had doen annuleren van de deelnemers aan het ‘Tiananmen-incident’ van 5 april 1976, na de dood van ex-premier Zhou Enlai. En dat ze aanvankelijk de goedkeuring van DengXiaoping had meegedragen.

In die tien jaar was China veranderd. Er was nu véél meer mogelijk dan in de jaren 1978-1979. Het land was opengegaan. Buitenlands kapitaal financierde grote stukken van de industriële en economische modernisering waar Deng mee bezig was. In de Sovjet-Unie, die zo lang als grijze spiegel had gediend voor de maoïstische dictatuur, was Mikhail Gorbatsjov de staat en de partij aan het hervormen. De studenten wisten dat. Misschien wisten ze zelfs dat er een topontmoeting gepland was in mei. Uiteraard was daarbij een ceremonie op het Tiananmenplein gepland. Dat de val van de Berlijnse Muur (9 november 1989) niet ver meer was, hing in de lucht. Niet alleen China, de hele communistisch wereld was aan het veranderen.

Op 17 en 18 mei 1989 stapten meer dan 1 miljoen mensen op in het grootste massaprotest dat Peking ooit gezien had, met georganiseerde groepen arbeiders erin die met bussen en vrachtwagens van hun fabrieken kwamen. Ambtenaren van ministeries, politiemannen, zelfs leden van de eliteveiligheidstroepen van Peking liepen mee.

Uiteindelijk won de harde, conservatieve lijn het pleit in de regering, en het leger werd erbij gehaald – het ‘Volksbevrijdingsleger’ – om het Tiananmenplein op te ruimen. Dat was intussen niet zo eenvoudig meer, omdat de bewoners van de hoofdstad met duizenden barricades hadden opgericht die de intocht van de tanks en de infanterie moesten beletten. Het is waarschijnlijk daar, bij de gevechten om de binnenstad te bereiken, dat de meeste doden gevallen zijn. Het plein zelf werd schoongeveegd in de nacht van 3 op 4 juni.

Daarmee ging de Volksrepubliek weer dicht. Zhao Ziyang werd ontslagen, de harde conservatieven gingen voluit in de repressie en schroefden de ‘verworvenheden’ van de liberalisering terug. Zelfs doorgewinterde waarnemers dachten dat het afgelopen was met de hervormingen en de opening van China.

De verwachtingen waren zo hoog gespannen geweest, de beweging zo breed, spontaan en optimistisch. De klap kwam des te harder aan. Het was allemaal een illusie geweest: China was níét aan het veranderen. De topleiders van het regime hadden het leger op hun kinderen doen schieten om aan de macht te kunnen blijven. Er viel niets meer aan te doen.

Al zindert de klap tot op heden na, hij kwam zo hard aan dat velen het zo snel mogelijk probeerden te vergeten.

Dat na de dooi de koude terugkwam, had men al eerder meegemaakt, maar deze vorst was veel harder. Dit ging niet om de Muur van de Democratie, dit ging over massabetogingen op Tiananmen, over de Communistische Partij die verdeeld was, over het regime dat even getrild had, alsof het op wankelen stond. Dit was ernst.

En toen het opnieuw ging dooien, vele maanden later, was het alsof China weer veranderd was. Veel studenten, intellec-tuelen en kunstenaars die heel actief geweest waren in de Tiananmenbeweging, trokken de les dat in het China dat zij kenden alles toegelaten was, behalve politiek en pornografie, en dat die twee categorie-en soms nogal breed geïnterpreteerd konden worden. Hun illusies en idealen gingen de vergeethoek in. Vóór juni 1989 was de Chinese samenleving een politieke samenleving, zei kunstenaar Ou Ning. Erna werd het een commerciële samenleving.

Tegelijk zou de politieke amnesie oppervlakkiger kunnen zijn dan ze op het eerste gezicht lijkt. Wie naar sporen zoekt, kan ze vinden. Heel wat kunstenaars zijn er in hun werk mee bezig. De discrete speelgoedtankjes in de kastjes die Qingqing maakt, zitten daar ‘omdat wij Pekingers sindsdien met een klein tankje in ons achterhoofd rondlopen’, zegt de kunstenares. ‘Voordien dachten wij dat het Volksbevrijdingsleger ons zou beschermen, nooit dat het ons zou aanvallen.’ Kunstschilder Liu Xiaodong schildert dan weer alleen nog naar model. ‘Omdat ik sinds 4 juni 1989 alleen nog geloof wat ik zelf gezien heb. Zó veel onwaarheden heb ik erover gelezen.’ Grote delen van de Chinese hedendaagse kunst leveren commentaar op wat toen is gebeurd.

Ken je geschiedenis

Zoals dat wel meer gebeurt, ontbrak het later niet aan welmenenden die de schuld voor het drama bij de slachtoffers trachtten te leggen. De studenten wisten toch dat het regime geweld zou gebruiken om het plein te ontruimen? Zeker nadat, na het bezoek van Zhao Ziyang aan de studenten in hongerstaking, op 20 mei de staat van beleg was uitgeroepen. Of kenden zij hun Chinese geschiedenis niet? De keizer onderhandelt niet met studenten.

Daarbovenop kwam het symbolische gewicht van het Tiananmenplein zelf, in het keizerlijke verleden het voorportaal naar de macht. Onder Mao Zedong was het uitgebreid en geconsacreerd tot het eigenlijke machtscentrum van Peking. Het was geen toeval dat de studenten naar Tiananmen gekomen waren: ongeveer álle politieke manifestaties vonden daar plaats in het moderne China – ook al omdat dit het enige echte plein in Peking was. De al te lang gerekte contestatie op het plein betekende gezichtsverlies voor het regime, en was onaanvaardbaar.

Ten derde zullen de studenten gedacht hebben dat de uitbreiding van de protestbeweging over het hele land – naar Shanghai, Taiyuan, Chengdu, Chongqing – in hun voordeel werkte. Dat was niet het geval: het joeg de ouderlingen in de partijtop de daver op het lijf. Het riep bij hen herinneringen op aan destabilisatie en de chaos van de Culturele Revolutie, die ze te allen prijze wilden vermijden. En met alle middelen.

Natuurlijk was de Communistische Partij verdeeld, en kende de Volksrepubliek onder de pragmatisch-cynische leiding van Deng Xiaoping al jaren een jojobeweging van openen en sluiten, die uiteindelijk altijd toch weer bij méér moderniteit, méér opening uitkwam. Het kon niet anders of de Partij, die alomtegenwoordige gids en controleur, was met de Volksrepubliek méé veranderd? Zodat het voor haar een kleintje was een positief antwoord te geven op de redelijke eisen van nationalistische en socialistisch geëngageerde studenten?

In zekere zin. Maar waarschijnlijk waren de studenten het verleden van de Partij vergeten, en waar ze vandaan kwam. In 1983 was Deng zelf aan een campagne van lange adem begonnen om de Chinese Communistische Partij te hervormen. De Partij telde toen rond de 40 miljoen leden, en 40 procent daarvan was gerekruteerd in de jaren 1966-1976, tijdens de Culturele Revolutie. Dat was vaak gebeurd op basis van hun ‘rode’ engagement, hun ijver en strijdvaardigheid (hun grote mond, dus). Meer dan op hun kunde of kwaliteiten. Deng wou de Partij zuiveren van lui die de Culturele Revolutie deden voortleven in de Partij en de bureaucratie. In 1989 was dat werk nog lang niet voltooid. Zodat de ‘rode’ elementen die in het land waren opgeklommen de facto bondgenoten waren van de ouderlingen (Li Xiannan, Yang Shankun, Deng Xiaoping) die de Culturele Revolutie zo vreesden.

Twintig jaar na de ‘schoonmaak’ van Tiananmen is het niet anders. Dat werd in maart 2008 nog overtuigend aangetoond door de botte onderdrukking van de opstand in Tibet. Een kind had die beroering kunnen voorzien in de aanloop naar de Olympische Spelen.

Uiteindelijk is de Chinese Communistische Partij, die als enige de Volksrepubliek bij elkaar houdt, ook de rem op haar modernisering. De verstarring van haar apparaat, in symbiose met het leger, staat nog altijd in scherp contrast met wat jongere generaties Chinezen denken en beleven. Zo was het ook al in 1989.

Dat kan haar critici niet verweten worden.

GEWEZEN KNACK-REDACTEUR SUS VAN ELZEN PUBLICEERDE IN 2008 DE DRAAK EN DE ROZENTUIN, OVER DE STRIJD TUSSEN POLITIEK EN KUNST IN CHINA VANDAAG.(ATLAS, AMSTERDAM,237 BLZ., 19,90 EURO).

DOOR SUS VAN ELZEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content