Straks wordt de finale van de Federation Cup gespeeld in het vrouwentennis. Zonder België. Maar dat komt misschien nog wel, zegt captain Steve Martens. Een gesprek.

Vroeger was Steve Martens een gewone trainer in de net opgestarte Vlaamse Tennisvereniging (VTV). Iemand die al eens naar het buitenland mocht met een talent als An De Vries die tot de tophonderd doorstootte. Later begeleidde hij Sabine Appelmans die nog hoger opklom, tot de toptwintig. In die tijd werd hij ook kapitein van de damesploeg. Die promoveerde in het zog van de individuele successen naar de wereldgroep, werd daarin vorig jaar in de halve finales op het nippertje gewipt door Frankrijk, en werd dit jaar na een nieuwe nederlaag tegen datzelfde Frankrijk, nu regerend wereldkampioen, verwezen naar een degradatiematch tegen Slovakije. De nederlaag daar leverde een degradatie naar de tweede afdeling op én een persoonlijke crisis voor boegbeeld Sabine Appelmans.

Maar Martens maakt zich sterk dat het Belgisch damestennis nog niet uitgezongen is. Er kan weer een blik met nieuw talent opengetrokken worden – onthou vooral de namen Justine Hénin en Kim Clijsters. In vergelijking met andere sportdisciplines, die nu ook het topsportschoolprincipe overnemen, heeft het tennis aan deze en gene zijde van de taalgrens een straat voorsprong. Als de captain straks inzoomt op de finale van de Federation Cup, gebeurt dat dus niet met spijt, maar met de hoop dat zo’n moment misschien ooit voor de Belgische meisjes weggelegd is. Binnen dit en drie jaar is België helemaal terug, weet hij.

Steve Martens: “Vorig jaar was de ontgoocheling om het missen van de finale groter. Omdat ik toen het gevoel had dat we konden winnen. Die halve finale tegen Frankrijk in Nice was een gemiste kans omdat het ons een finale had geboden tegen Nederland. Het hele veld lag open omdat alle toplanden er vroeg uitgingen: wij speelden er Spanje uit, Nederland Amerika. Dit jaar was de nederlaag tegen titelhouder Frankrijk een logische zaak. Een nederlaag tegen Slovakije is jammer, maar Tsjecho-Slovakije is een van de traditionele sterke tennisnaties, en Slovakije erfde dat over. Maar ik geloof vast in de mogelijkheid om de Federation Cup ooit te winnen. In een teamcompetitie spelen andere factoren mee dan enkel het verzamelde intrinsieke talent in de ploeg. Dan telt niet of je nummer dertig of honderdvijftig bent. Dat blijkt ook uit de jaarlijkse verrassingen in Daviscup of Federation Cup.”

“Je moet je normen altijd verleggen. Toen ik reisde met An De Vries, waren we blij dat we gewoon mee mochten doen, dat we speelsters hadden met een ranking in de tophonderd. Nu hebben we een speelster die dicht bij de toptien staat. Hoe hoger de lat, hoe hoger alle springers gaan. Onze structuren worden ook steeds sterker, onze trainers krijgen meer ervaring, weten dat er geen geheimen zijn. Achter succes schuilen geen goeroes, wel hard werk, juiste planning en erin geloven.”

Aanvankelijk was Steve Martens de trainer van Sabine Appelmans, die toevallig kapitein werd van het nationale team. Inmiddels is hij als trainer van Appelmans losgekoppeld en bouwde hij meer afstand in. “Ik reis nog altijd rond. Er is een budget voor scouting, om het internationale circuit en de prestaties van de Belgen daar te volgen. Afstand heeft als voordeel dat er meer sereniteit bij het beslissen is. Het is niet zoals bij de mannen waar elke persoonlijke trainer van de geselecteerden deel heeft aan de beslissing over wie speelt en wie niet. De trainers van de speelsters mogen er bij, maar ik hak de knopen door. Dat biedt het voordeel dat je beter geïnformeerd wordt over hoe het met de speelsters gaat. Nadeel is dat hoe meer mensen ergens bij betrokken zijn, hoe groter de kans op interpersonele conflicten wordt. Maar voorlopig vind ik dit systeem best. Ik sta in voor de teambuilding en coördinatie van de organisatie, de selectie, de communicatie op het terrein. Alleen tijdens de training sta ik meer langs de kant, observeer ik.”

“Als je naar de namen aan de top kijkt, zitten we met een lichting die desnoods morgen al kan ingepast worden in een nationaal team. De jongste vijf jaar kwamen altijd dezelfde vijf namen in aanmerking voor de selectie, van wie er vier continu speelden: Sabine Appelmans, Dominique Van Roost, Els Callens, Laurence Courtois en Nancy Feber. Nu is het tijd voor nieuwe namen: Justine Hénin en Kim Clijsters zijn daar klaar voor. Dat is ook wel moeilijk, want met de oudere speelsters bouwde je een emotionele band op, je legde samen een hele weg af, naar de top. Er moeten in de toekomst meer keuzes gemaakt worden. Bijvoorbeeld: wie speelt enkelspel en wie zetten we in het dubbel in? Tot nu waren die keuzes niet moeilijk, de taken en de namen lagen ongeveer vast. Nu word ik ook meer selectieheer.”

DE CRISIS VAN SABINE APPELMANS

Moet Martens bij zijn keuzes straks Sabine Appelmans opofferen? Ze lijkt alleszins snel weg te glijden uit de top van het internationale tennis. “Met de nederlagen van vorig jaar en dit keer had Sabine Appelmans het heel moeilijk. Enerzijds heeft zij ons land zo ver gebracht, anderzijds liet net zij het afweten. Vooral die tweede keer tegen Frankrijk was dat ook voor mij heel emotioneel om haar zo te zien afgaan. Dat geef ik toe, want ik heb Sabine diep in mijn hart zitten. Ik kon er ook niet echt iets aan doen, want er was toen niemand die ik in haar plaats de baan kon op sturen. In de toekomst wordt dat anders. Was ze vroeger een certitude, dan krijgt ze in de toekomst net als de anderen een kans om geselecteerd te worden en te spelen.”

“Het verschil tussen haar en Dominique is dat ze beiden in een verschillende fase van hun carrière zitten. Sabine stelt zich wat meer vragen, heeft al een eindpunt in zicht. Dat zij vroeger aan de top kwam, speelt mee, de rek is er meer uit. Bij Dominique is het op dat vlak frisser.”

“Het verschil in hun leiderschap speelt voor mij ook mee. Wie het sterkste presteert op het moment van de selectie, werpt zich automatisch op als leider, drukt een stempel op de andere teamleden. Sabine is daarin eenvoudiger: een enorm makkelijk meisje, minder gecompliceerd in de menselijke contacten. Dominique heeft een feller karakter, is sneller geprikkeld, dat heeft ook zijn invloed op het team. Dat moet je ook opvangen.”

“Dat Sabine soms het gevoel heeft dat ze het gewicht van de natie torst, maakt deel uit van haar probleem. De sterkte van Dominique is dat zij al die zaken naast zich kan neerleggen. Eens ze aan het spelen is, kan zij oogkleppen opzetten, terwijl Sabine dat met zich meezeult. Als je een sociaal beest bent en bezorgd voor het welzijn van anderen, trek je je veel zaken aan. Dat doe je omdat je het goed wil doen. Als er dan kritiek komt, steekt dat het ego. Dat kan je niet veranderen, dat is haar persoonlijkheid die haar als mens ook zo sterk maakt. Haar reactie is volgens mij niet het begin van het einde. Die rustperiode, die ze nu inbouwt en die door velen beschouwd wordt als het begin van het einde, is een noodzakelijke halte om het einde niet te laten naderen. Want als ze verder was blijven draaien in de molen waarop ze zat, was ze op het eind van het jaar definitief gestopt. Ook het aantasten van haar hegemonie in dit land speelt mee. Vroeger was zij de absolute koningin, de norm waar anderen zich aan meten. Toptwintig, waar zij vertoefde – het was ongelooflijk wat Appelmans presteerde. Nu staat Dominique plots dicht tegen de toptien, een plaats die Appelmans voor zichzelf als te hoog gegrepen beschouwde. Dat zorgt ook voor twijfel.”

“Ik moet eerlijk toegeven dat ik zoals velen verbaasd ben over de ontwikkeling van Dominique. Haar sterkte is dat ze heel consequent haar ding doet en weinig twijfelt. Ze kan heel snel vergeten als het eens wat minder was. En ze dwingt haar overwinningen toch maar af, ze maakt haar vooruitgang niet op de missers van anderen. Ze slaagt erin om haar vormcurve lang aan te houden. Terwijl ze vroeger al eens een uitschieter had en dan weer terugviel. Maar het laatste jaar presteerde ze zeer regelmatig op hoog niveau. Misschien heeft het te maken met stabiliteit in haar leven, haar man die haar geleidelijk in een richting duwt waar ze zich goed bij voelt. Vroeger had ze al eens heimwee, wou weinig toernooien na mekaar in het buitenland spelen. Sabine koos voor een andere relatie met haar man, vroeger haar trainer. Dat verschilt van de ene persoon tegen de andere. Niet iedereen eet graag friet met stoofvlees.”

HENIN EN CLIJSTERS ZIJN KLAAR

Van de andere drie vaste leden van het team verwacht Martens nog een terugkeer van Laurence Courtois. “Met haar wilskracht en karakter zie ik ze nog terugkomen in de tophonderd. Haar blessure stopte haar toen ze 37ste stond. Maar 22 jaar, dat is veel te jong om te zeggen dat haar carrière voorbij is. Dat is wel het geval voor Nancy Feber. Ik vind het jammer dat iemand met haar capaciteiten op die leeftijd stopt en kiest voor een oplossing waar ze over een paar jaar nog kan voor kiezen: het geven van tennisles, gecombineerd met kleinere toernooien. Het toont wel dat vrouwentennis financieel niet het walhalla is, als je niet in de tophonderd staat en niet af en toe aan de Grand Slams kan deelnemen. Je hebt hoge kosten waar je zelf voor opdraait: trainer betalen, reizen, hotels, eten. In de topvijftig bij de vrouwen verdien je goed je kost, tussen vijftig en honderd kan je niet klagen, maar daarbuiten is het niet zo evident, ben je veel beter dat je voetbalt in derde klasse. In tennisnormen heet dat tennisles geven, interclub in het buitenland en nationale toernooien spelen. Eens je afhaakt, kom je niet meer terug, ook al had Feber mogelijkheden, onder meer via het dubbelspel.”

“Els Callens blijft enorm gemotiveerd, een harde werkster. Ze is wel veel ouder dan die andere twee, 27 jaar, maar lijkt jonger omdat ze veel later in het circuit stapte. Toen Feber en Courtois al op Wimbledon speelden, volgde zij nog gewoon humaniora. Pas vanaf haar achttiende ging ze echt veel spelen. Zij miste door omstandigheden tevoren de kans om in het VTV-programma te stappen; de fout zal wel aan twee kanten liggen. In elk geval heeft het haar veel geld gekost om te komen waar ze nu staat, maar het bewijst wél dat je ook buiten de VTV of de federatie je eigen weg kan maken. Oproeien tegen alles vergt enorm veel moed, dat siert haar.”

De Waalse Justine Hénin en Kim Clijsters, dochter van voetbaltrainer en vroeger internationaal Lei, zijn twee totaal verschillende speltypes. “Justine is zuiver tennistiek en motorisch het grootste Belgische talent ooit. Pure klasse. Dat ze onder contract ligt bij McCormack, betekent iets maar is géén garantie. Dat is hetzelfde als uitgenodigd worden voor een proeftraining bij de kadetten van Anderlecht. Die pakken alle potentiële toppers en houden de besten over. Haar blessuregevoeligheid en kleine gestalte zijn minpunten. Zij is het eerste echte product van het Waalse tenniscentrum La Sapinière dat in navolging van het VTV-centrum werd opgericht. Dat is nog een bijkomend nadeel ten opzichte van Clijsters: terwijl die rustig in de schaduw van de andere namen in Vlaanderen kan groeien, moet Hénin in Wallonië de kar trekken. Men schroeft de verwachtingen enorm op. Ze is ook met school gestopt, terwijl ze zich eerst absoluut had voorgenomen haar humaniora af te maken. Clijsters kent minder druk, maar ze speelt wel de jeugdfinale op Wimbledon, wint twee van de drie 10.000-dollartoernooien waar ze aan deelneemt. Maar zij hoeft niet in de spotlight te treden omdat we veel meer Vlaamse toppers hebben, bij mannen en vrouwen. Belangrijk is dat papa Clijsters weet dat al die aandacht zo vroeg niet hoeft. Ouders die ervaring hebben met internationale profsport, het is een bijkomende troef. Zij is qua kracht een van de beste atletes die we hebben, echt pure power, gecombineerd met een hele grondige technische basis, een beetje à la Venus Williams. Voor Hénin en Clijsters zal het mentale aspect de doorslag geven. Vraag is of je ze straks moet opstellen in een Fed Cup. Ze hebben daar al het niveau voor, maar nog niet de ranking. Het duurt gewoon langer dan vroeger eer je vooruitkomt op de ranking.”

BIJ ONS ZIJN ER GEEN CONFLICTEN

Martens noemt het succes de vrucht van het systematische werk van de federatie als overkoepelend geheel en van de clubs aan de basis. Bij bijna elke federatie zijn de klachten van sporters over een gebrekkige medewerking, de toegestane middelen of de selectiepolitiek, dagelijkse kost. In het tennis moet men teruggaan naar het midden van de jaren tachtig om nog ontevreden geluiden te horen, toen bij de mannen tegenover de AFTP. Sindsdien is alles peis en vree. In vele andere disciplines lijkt het alsof België talent heeft ondanks de structuren. Niet zo in het tennis. “Onze structuur is een enorme steun voor de ontwikkeling van talent. Dat het bij ons wel lukte, heeft veel te maken met de figuur van de overleden VTV-voorzitter Roger Tourlamain. Die drukte meteen op het belang van een eigen centrum voor sport en studie, dat was een absolute prioriteit. Dat centrum kwam er al in 1981, twee jaar na de federalisering van de tennissport. Ivo Van Aeken heeft dan tennis en studie uitgewerkt tot een systeem dat alle internationale vergelijkingen kan doorstaan. En we hebben het van meet af aan gedaan met eigen trainers, zonder buitenlanders. In het begin was dat moeilijk. Als ze verloren in een Grand Slam, kreeg je als trainer altijd de vraag: is het ook niet omdat je als Belg te weinig ervaring hebt, moest men daar geen buitenlander voor aantrekken? Dat probleem is nu niet meer aan de orde. Toptennis in België heeft nu al een stuk traditie. Als andere sporten nu starten met topsportscholen, komen die al een heel eind achter ons, bij ons staat dat systeem al op wieltjes. Als zij dat ook goed invullen, kunnen ze net zulke resultaten neerzetten als wij. Want zo’n structuur is toch heel belangrijk. Een belangrijk verschil tussen individuele sport en teamsport is dat de individuele sporter zelf opdraait voor zijn kosten. Als je internationaal wil gaan, moet je reizen. En reizen kost geld: hotels, vliegtuigen, eten. Als je daar geen overheidssteun hebt, kan je dat nooit intensief gaan doen. Als een federatie niet enkel die kosten betaalt, maar ook trainers meestuurt, brengt je dat al een hele stap vooruit. Omdat ons budget ook niet ongelimiteerd is, moet je zo’n kans verdienen door je spelniveau. Wie er bovenuit steekt, krijgt een beter programma. Daar maken we dan budgetten voor vrij. Je merkt ook dat de band tussen sporters en federatie goed blijft. De besten hebben echt niet te klagen, ook al lopen de wegen later in de carrière uiteen. Elders heb je vaak conflicten, bij ons niet.”

“Soms verwacht men wel een woord van dank dat er niet komt, maar dat is eigen aan topsporters met een groot ego. Die vinden al wat je voor hen doet, normaal. Maar toch. Hun dankbaarheid tonen ze door geen conflicten te maken, door niets over de federatie te zeggen. Je moet ook begrip hebben voor hun veranderende situatie. Dat ze, bijvoorbeeld, de Belgische A-tenniskampioenschappen in augustus verzaken. Dat zorgde voor veel ergernis, omdat vroeger wél alle toppers aanwezig waren, hoewel de kampioenschappen in het buitenland ook zonder de nationale top plaatsvinden. Ofwel houd je dan als federatie vast aan je gewoonte en val je terug op dinosauriërsreflexen, ofwel zoek je een oplossing. Bijvoorbeeld door een soort Belgische Masters te spelen na de vakantie van de spelers, begin december, net voor ze het vliegtuig opstappen naar Australië. Dan kan je bijvoorbeeld op de gewone kampioenschappen vier spelers toelaten om zich te kwalificeren voor dat toernooi, waar veel geld te verdienen is en waar ze de nationale toppers partij geven. Dat idee van Dominique Van Roost vind ik heel goed.”

Het huidige succes mag geen eindpunt zijn, luidt de conclusie van Steve Martens: “Je moet altijd meer willen. De pijl zakt tijdens het vliegen. Onze atleten zijn nu heel ernstig met hun vak bezig. Dat krijgen ze tijdens hun opleiding duidelijk mee. Er zijn geen geheimen, je moet gewoon voldoende uren werken. Je kan zoveel compenseren door verstandig te spelen. Fysiek speelt een belangrijke rol, maar is niet doorslaggevend, zoals bijvoorbeeld in het wielrennen.”

Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content