Laurent Kabila beheerst het spel in Zaïre. Nu zoekt hij iemand om mee te onderhandelen. Aan de oever kijken de Belgische para’s toe.

Als zelfs de missionarissen op de loop gaan, moet de toestand wel ernstig zijn. En in het binnenland van Noord-Zaïre zijn ze zo goed als allemaal weggetrokken. Dat dit zo is, ligt niet meteen aan de opmars van de Alliance des Forces Démocratiques de Libération du Congo-Zaïre (AFDL) van Laurent-Désiré Kabila, die nu de brede strook Zaïre ten oosten en ten noorden van de Zaïre-stroom controleert. De onveiligheid situeert zich ten westen daarvan, waar de destabilisering wordt veroorzaakt door het Zaïrese regeringsleger, de Forces Armées Zaïroises (FAZ), waarvan de geheel gedemotiveerde en sinds mensenheugenis niet meer betaalde soldaten zich nog alleen plunderend in leven kunnen houden. Vechten tegen de ?rebellen? van Kabila is wel het laatste waar ze aan denken.

Als de Belgische regering maandag dan 550 soldaten heeft uitgestuurd, is dat uit voorzorg voor het geval de FAZ ook in de hoofdstad Kinshasa (andermaal) zou toeslaan. Het is niet naar de zin van minister van Buitenlandse Zaken Erik Derycke (SP) dat er opnieuw soldaten moeten worden ingezet om de veiligheid te garanderen van de zowat drieduizend Belgen die zich nog altijd in Zaïre bevinden. En dat op kosten van de belastingbetaler, zo laat de minister niet na te herhalen. Hen evacueren kost de schatkist zo’n 100.000 frank per Belg met Sabena waren zij er al geweest, en voor flink wat minder geld.

Deze hardleerse expats laten zich, aldus de minister, misleiden door een vals gevoel van veiligheid. Dat de Belgische regering soldaten in Brazzaville legert, recht tegenover Kinshasa, aan de andere oever van de Zaïre, wijst erop dat ze er inderdaad ernstig rekening mee houdt dat spoedig een grootscheepse evacuatie nodig zal zijn. Dat had verontrustend moeten klinken, maar ironisch genoeg ervaren de Belgen in Zaïre die militaire aanwezigheid net aan als geruststellend en dus als een argument om toch maar te blijven. Want als de nood het hoogst is, zijn de para’s vlakbij.

DE LESSEN VAN RWANDA

Het wordt drummen, daar in Brazzaville, want behalve de 550 Belgische para’s, zijn er al een driehonderd Franse soldaten aangekomen en ?meerdere honderden? Amerikanen. Allen hebben ze kampementen nodig en plaats om hun gerief te stallen. De Belgen alleen willen al acht van hun C-130 Hercules-transporttoestellen stand-by hebben in Brazzaville, en zo verschrikkelijk groot is de tarmac daar niet. Ook de Britten bestuderen een aantal militaire opties voor mocht het in Kinshasa uit de hand lopen. De regering van Congo-Brazzaville aarzelde niet om de buitenlandse troepen te ontvangen ; dat is altijd goed voor wat extra ontwikkelingsgeld achteraf idem voor Gabon, dat de luchthaven van Libreville als transitplaats ter beschikking stelt.

Sinds de intocht van het AFDL in de noord-oostelijke stad Kisangani een tiental dagen geleden is Kabila incontournable, een factor waar niemand nog naast kan kijken. Daarmee eindigde een eerste fase van de opstand. De tweede bestaat uit een opmars in zuidelijke richting, ter ?bevrijding? van de rijke koperprovincie Shaba, en naar het zuid-westen, richting Kasaï, dat al even rijk is omwille van de diamantmijnen aldaar. Het ontbreekt Kabila niet aan zelfverzekerdheid : voor hem voltrekt het laatste bedrijf zich met de verovering van Kinshasa, waar hij deze zomer hoopt aan te komen.

Sinds de val van Kisangani begon het regime van de terminaal zieke president Mobutu Sese Seko aan zijn sinds lang verwachte doodstrijd. De uittocht van de Zaïrese nomenclatura (de ?baronnen van het regime?) naar Brazzaville en naar haar bankrekeningen in Europa laat daar weinig twijfel over bestaan : als de ratten het schip verlaten, kan dat alleen betekenen dat het schip aan het zinken is. En die eindfase, zo valt te vrezen, zal hoogstwaarschijnlijk gepaard gaan met een laatste opstoot van blind geweld vanwege de FAZ.

Vandaar dat de Franse en Amerikaanse regeringen troepen ter plekke stuurden. Het Belgische kabinet meende dat ze niet voor de Fransen en de Amerikanen kon onder doen. De publieke opinie zou, zo vreesde de regering, het niet begrijpen mocht België de verantwoordelijkheid voor een gebeurlijke evacuatie alleen aan anderen overlaten.

Zelfs de schaduw van de Rwandacommissie in de Senaat lag over de regeringstafel : stel dat België zich afwachtend had opgesteld en er was één landgenoot omgekomen, dan had het kabinet terstond een nieuwe onderzoekscommissie aan zijn broek, en zo’n gehannes kan het best missen. Dat de regering de legertop zijn zin gaf en net zoveel soldaten naar Brazzaville liet vertrekken als de staf had gevraagd, mag ook als een les uit het Rwanda-debacle van 1994 worden begrepen. Niettemin waren bij de evacuatie-opdracht na de plunderingen van 1993 ook zoveel para’s betrokken. Overigens, net als toen zullen de soldaten niet wachten op toestemming van de Zaïrese regering om op Zaïrees grondgebied op te treden, mocht de situatie dat vereisen.

LIEFST GEEN MOBUTU-BIS

Over dit alles bestond weinig twijfel binnen de Belgische regering. Als er al gebakkeleid werd, ging het over het ?mandaat? waarmee de troepen vertrokken. België wil zich wel degelijk van elke poging tot politieke beïnvloeding onthouden hoewel de loutere aanwezigheid van de militairen in Brazzaville indirect toch een vorm van druk impliceert. De para’s hebben als enige opdracht de evacuatie uit te voeren ; eens die voltooid, pakken ze hun boeltje weer in om naar huis te gaan. Zowel Washington als Parijs beweren al evenzeer dat ze geen andere bedoelingen hebben.

Dit is ooit wel eens anders geweest. Bij de plunderingen van 1991 bleven Belgische militairen ook na de evacuatie van de landgenoten nog een tijd ter plaatse, om zodoende de politieke toestand te bevriezen. Zo wilden ze de oppositie tegen president Mobutu de tijd en de gelegenheid (plus veiligheidsgaranties) bieden om zich te organiseren en een regering te vormen onder leiding van Etienne Tshisekedi. Maar daar kwam weinig van terecht.

Vandaag ziet de politieke kaart van Zaïre er geheel anders uit, vooral omdat het spel niét in Kinshasa wordt gespeeld en omdat Mobutu niet langer de touwtjes in handen heeft. Het initiatief ligt volledig bij handen van Laurent Kabila en die is niet van plan om zijn terreinvoordeel, zowel politiek als geografisch, uit handen te geven. Hij heeft bovendien het grote voordeel dat hij over een aanzienlijke aanhang beschikt bij de bevolking. Want voor de Zaïrezen is alles beter dan Mobutu en de FAZ, die tenslotte synoniem zijn voor miserie, afpersing en gebrek aan perspectief.

Als de anti-Mobutu heeft Kabila niets te bewijzen. Hij wacht af en stelt zijn eisen. Ondertussen moet zich een tegenpartij, een gesprekspartner zien te constitueren, al was het maar om een staakt-het-vuren te organiseren en onderhandelingen over de politieke toekomst van Zaïre te beginnen, zoals is voorgeschreven door het vijf-puntenplan dat door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) is opgesteld en dat VN-gezant Mohamed Sahnoun nu in de regio aan de man moet brengen. Ook België schaart zich voluit achter deze resolutie. In dat kader passen ook de diplomatieke demarches van Zuid-Afrika daarom was de Zuid-Afrikaanse vice-president Tambo Mbeki vorige zondag bij Mobutu op bezoek en ze vormt de basis voor het overleg dat vandaag woensdag onder auspiciën van de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid begint in de Togolese hoofdstad Lomé.

Als er zich in Kinshasa geen geloofwaardige gesprekspartner manifesteert, zo vreest de westerse diplomatie, dreigt Kabila een Mobutu-bis te worden, waardoor alle bescheiden verworvenheden van het moeizame democratiseringsproces in het land zouden verloren gaan. Zelf stelde hij niet de ambitie te hebben om president te worden van het opnieuw tot Kongo te herdopen Zaïre, maar dat overtuigt niet iedereen. De hopeloos gediscrediteerde Mobutu zelf is als onderhandelaar uitgesloten : Kabila eist diens aftreden vooraleer hij aan gesprekken begint. Het valt te begrijpen ; al wie tot nu toe een compromis wou sluiten met de president, is daar altijd zelf de dupe van geworden. Het beste wat de president nog kan doen, is een overgangsregering installeren, die tot taak krijgt met Kabila een nieuwe toekomst voor Zaïre uit te werken.

DE VLUCHTELINGEN VLUCHTEN VERDER

Maar wie moet dat doen ? Premier Léon Kengo wa Dondo verkeert in een dubbelzinnige positie sinds het overgangsparlement hem op een omstreden manier afzette, terwijl diens regering nauwelijks enige slagkracht vertoont. Tshisekedi beschouwt zichzelf nog altijd als de enige legitieme premier maar houdt zich gedeisd, wellicht uit vrees om zich politiek te verbranden. De meeste partijen hebben sowieso sinds lang alle politieke relevantie verloren. Rest dan nog de mogelijkheid van een militaire staatsgreep, die een interregnum zou kunnen installeren. Stafchef Mahele Lieko Bukungo wordt daar haast openlijk toe uitgenodigd. Hij geniet een gunstige reputatie maar lijkt niet van plan om buiten de mobutistische legaliteit te stappen.

Uiteindelijk blijft het ook de vraag wat Kabila zelf voor ogen staat. Westerse inlichtingendiensten, zo berichtte The Sunday Times vorige zondag, vrezen al dat hij, gezien zijn communistische verleden, aanstuurt op een marxistische revolutie die van Zaïre een uitvalsbasis voor terroristen kan maken. Of maken ze zich in werkelijkheid zorgen over wat hij van plan is met Zaïre’s bodemschatten, die nu vrijelijk door Mobutu-getrouwen worden geplunderd ? Toch verklaart Kabila zich tot een aanhanger van democratie en markteconomie. En gezien de oorlogstoestand hoeft het niet te verwonderen dat in het ?bevrijde? gebied slechts een rudimentair soort democratie zichtbaar wordt. Wat niet wegneemt dat de onveiligheid en de militaire willekeur er grotendeels verdwenen zijn.

Maar blijft politieke activiteit tot nu toe verboden, in Kisangani organiseerde de AFDL alvast een verkiezing bij handopsteking van tijdelijke lokale verantwoordelijken. Het was toch Yagi Sitolo, de lokale voorzitter van de UDPS, de partij van Etienne Tshisekedi, die tot gouverneur van de provincie Opper-Zaïre werd verkozen. Belgische niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) tonen er zich ondertussen wel over bezorgd dat Kabila kennelijk geen contact zoekt met de vaak door religieuzen ondersteunde basisgemeenschappen die vooral in Kivu al een deel van het openbaar leven van de Mobutu-getrouwe autoriteiten hadden overgenomen.

Onopgelost blijft, zolang de oorlog voortduurt, het drama van de vluchtelingen, vooral de in 1994 uit Rwanda gevluchte Hutu’s. Zij dreigen tussen hamer en aambeeld terecht te komen, ook omdat zich onder hen nogal wat leden van Hutu-milities bevinden, die zich in Rwanda aan de volkerenmoord op Tutsi’s schuldig hebben gemaakt. Het lijdt geen twijfel dat er in door de ADFL gecontroleerd gebied talrijke Hutu’s zijn vermoord al vinden ook de ngo’s het cijfer van een half miljoen slachtoffers, dat door staatssecretaris Reginald Moreels (CVP) van Ontwikkelingssamenwerking is geciteerd, schromelijk overdreven.

Oorlog en politiek hebben de etnische factor allerminst uitgeschakeld, integendeel. Zo werd een deel van de slachtingen aangericht door de Mai-mai, een stam die de Hutu-vluchtelingen als indringers beschouwt. En dan is er nog het etnische ressentiment. Want de gerapporteerde slachtingen dateren vooral van oktober-november vorig jaar, bij het begin van de rebellie. Ze deden zich bovendien vooral voor in de streek van Masisi en Rutshuru, waar de Hutu-milities en de FAZ al van in 1994 slachtingen hebben aangericht onder de Zaïrese Tutsi’s. Dat, eens de krijgskansen keren, slachtoffers daders worden en omgekeerd, is bijgevolg even tragisch als voorspelbaar.

Marc Reynebeau

De blijde intrede van Laurent Kabila in Kisangani : de anti-Mobutu heeft gelijk.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content