door Rik Van Cauwelaert

De Belgische ambassade in Teheran zal dus geen bescherming bieden, laat staan asiel verlenen aan gewonde betogers en opposanten van het ayatollahregime. De houding van het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken illustreert de omzichtigheid waarmee de westerse landen, ook de Verenigde Staten, het regime in Iran tegemoet treden. Iran is dé scharnierstaat in het Midden-Oosten.

In 1953 was het nog mogelijk met een door de CIA gestuurde staatsgreep de Iraanse premier Mohammed Mossadeq, die de grote oliemaatschappijen wilde nationaliseren, aan de kant te zetten. Die tijden zijn voorbij.

Het sinistere regime in Teheran financiert de terreur van Hezbollah in Libanon, van Hamas in het Palestijnse gebied en van de Sadr-milities in Irak. Maar het controleert ook de Perzische Golf met de geostrategisch vitale Straat van Hormuz, waarlangs bijna de helft van ’s werelds zeetransport van ruwe olie passeert. Vooral dat laatste verklaart de containment-politiek die het Westen tegenover Iran in acht neemt. Daarbij hopend dat het theocratische bewind allengs onder de interne tegenstellingen zal bezwijken.

De verkiezingen van 12 juni waren dan ook een regelrechte coup van de ultraconservatieve factie rond huidig president Mahmoud Ahmadinejad en zijn beschermheer, de opperste religieuze leider ayatollah Ali Khamenei. Zij hoopten voorgoed af te rekenen met de reformisten. De vorige, hervormingsgezinde president Mohammad Khatami hadden de ayatollahs in zijn mandje gehouden – weliswaar met enige moeite.

De graaiende elite rond de religieuze leiders en hun almaar rijker wordende families die zich van de opbrengsten van olie en aardgas bedienen, blijft in stand. Terwijl het armoedepeil in een megapolis als Teheran stilaan tot 40 procent stijgt en het land aankijkt tegen een werkloosheid van nagenoeg 20 procent.

De belangrijkste uitdager van president Ahmadinejad, de grijze Mir Hossein Mousavi, leek niet meteen een bedreiging. Toch nam het heersende regime geen halve maatregelen om de verkiezingen in religieus-correcte banen te leiden.

Dat het regime erin slaagde 40 miljoen uitgebrachte stemmen in enkele uren tijd te tellen, was voor de oppositie al een verdachte krachttoer. Het Engelse Royal Institute of International Affairs – ook wel Chatham House genoemd, naar het statige 18e-eeuwse pand in Londen waar deze achtenswaardige instelling is gevestigd – maakte vorig weekend een pijnlijke analyse van de stembusslag, die de vermoedens van de oppositie bevestigde.

Vooringenomenheid kan de analisten van Chatham House bezwaarlijk worden aangewreven: ze baseerden zich uitsluitend op de officiële verkiezingsuitslagen, bekendgemaakt door het Iraanse ministerie van Binnenlandse Zaken, en op de officiële cijfers van de volkstelling van 2006, gepubliceerd door het Centrum voor Statistiek in Teheran.

De experts van Chatham House komen tot de conclusie dat de uitslag van de presidentsverkiezingen ‘problematisch’ is. In twee provincies, het noordelijke Mazandaran en het centraal gelegen Yazd, kwam meer dan 100 procent van de kiesgerechtigden opdagen. In vier andere provincies werd een ongewoon hoge opkomst van ruim 95 procent genoteerd. In een derde van de dertig provincies die Iran telt, werd vastgesteld dat zowat 40 procent van alle hervormingsgezinde kiezers die in 2005 nog tegen hem stemden, nu voor Ahmadinejad zou hebben gekozen – een erg onwaarschijnlijke verschuiving.

Ondanks de aanwijzingen van fraude heeft de opperste religieuze leider Ali Khamenei, de echte machthebber in het land, de uitslag van de presidentsverkiezingen toch erkend. Daarmee heeft hij ook de islamitische republiek begraven. Bij zijn optreden afgelopen week tijdens het vrijdaggebed viel het op dat Ahmadinejad op de achtergrond werd gehouden. Daar zei Ali Khamenei dat ‘een opstand van de straat tegen de staat’ onaanvaardbaar was. Een dag later al vielen in Teheran de eerste doden.

‘Sinds vorige week vrijdag is Iran feitelijk een islamitisch emiraat, met emir Ali Khamenei aan het hoofd’, schreef de Iraanse publicist Amir Taheri.

Intussen is de islamitische revolutie van 1979, met de arrestatie en pesterij van dissidenten en hun familieleden zoals die van oud-president Ali Akbar Hashemi Rafsanjani, begonnen de eigen kinderen op te eten.

Zoals in 1979 tegen de Shah, komt de straat in Iran nu in beweging tegen de theocratische staat. Mir Hossein Mousavi wordt door de betogers vooruitgestuwd. Maar een echte leider heeft de straat nog niet gevonden. Wellicht komt die, zoals in 1979, uit een Europese of Amerikaanse ballingschap.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content