De hervormingen van minister van Justitie Marc Verwilghen worden deze week in het parlement besproken.

De (voorlopig alleen op papier bestaande) almacht van de federale procureur en zijn parket ten aanzien van de vijf procureurs-generaal en de zevenentwintig procureurs des konings veroorzaakt nog steeds onvrede en aarzeling. De installatie van deze federale procureur werd daarom verdaagd tot 22 mei 2002.

De raad van de procureurs des konings werd al in maart 1999 opgericht, maar de uitvoeringswet is er nog altijd niet. Uitgerekend die wet moet ook de opdrachten van de procureurs zelf herdefiniëren. Die historische hervorming zorgt vandaag voor grote problemen.

Het Octopusakkoord waar VLD, PRL, FDF, VU, PS, SP, CVP (nu CD&V) en PSC sinds mei 1998 aan vastzitten, heeft echter elk grondig debat onmogelijk gemaakt. Dit monsterverbond werd nu eenmaal gesloten in ‘de terreur van het consensueel denken’ zoals professor Paul Ponsaers (UGent) dat noemt in zijn pas verschenen boek Consensusmania.

Dat de politiehervorming tot een financieel debacle leidt, moet nu ook premier Guy Verhofstadt (VLD) toegeven. De regering erkent sinds vrijdag 16 november eindelijk dat de politiehervorming van minister Antoine Duquesne (PRL) de steden en gemeenten minstens 1,5 miljard frank extra zal kosten: bovenop de geplande 18,7 miljard frank, waarin de 8 miljard frank meerkosten zijn verrekend van het nieuwe financiële statuut van de politiediensten. De regering zal dus ook dat anderhalf miljard extra moeten ophoesten.

DE DROOM

En toch willen vooral de liberalen niet alleen de politie- maar ook de justitiehervorming afwerken. Al was het maar om het Openbaar Ministerie af te stemmen op de nieuwe federale en zonale politiestructuren.

Het Openbaar Ministerie werkt nog grotendeels volgens de Code d’Instruction Criminelle van 1808. De vijf procureurs-generaal en hun honderdtal medewerkers op de parketten-generaal werken op het niveau van de vijf hoven van beroep. Vandaaruit overkoepelen de vijf parketten-generaal in totaal zevenentwintig parketten. Elk parket wordt geleid door een procureur des konings, bijgestaan door eerste substituten-procureur des konings en substituten. Deze 670 parketmagistraten werken in de rechtbanken van eerste aanleg en (vooralsnog) niet in de hoven van beroep. De wijze waarop zij de opsporing en de strafvervolging uitvoeren, wordt door hun hiërarchische meerderen op de parketten-generaal gecontroleerd. Zodra een gerechtsdossier door een hof van beroep of door een hof van assisen wordt behandeld, wordt dat dossier meestal overgenomen door een lid van het parket-generaal en daar onderworpen aan een tweede lectuur. Zowel de parketmagistraten in de rechtbanken van eerste aanleg als hun collega’s in de hoven van beroep vormen samen het Openbaar Ministerie. Daarom wordt dit één en ondeelbaar genoemd. De wet van 22 december 1998 probeert deze eenheid nog te vergroten.

Om de eenvormigheid van de strijd tegen de georganiseerde misdaad in België op alle niveaus te garanderen, krijgt de minister van Justitie vanaf mei volgend jaar de nog te benoemen federale procureur onder zijn rechtstreeks gezag. Tegen die tijd zal de minister van Justitie, naast het college van procureurs-generaal, wellicht ook de raad van procureurs des konings wettelijk ter beschikking hebben. En dan is er nog de verticalisering.

Die houdt in dat de parketmagistraten in de rechtbanken van eerste aanleg hun dossiers in de toekomst ook in de hoven van beroep behandelen, met alle verplaatsingen en rompslomp van dien. Wat ook betekent dat de controle door de magistraten van de parketten-generaal grotendeels zal verdwijnen. Anderzijds zou de horizontalisering ook de verhouding tussen de parketten en de arbeidsauditoraten wijzigen. Om deze krachtlijnen van de wet van 22 december 1998 uit te werken, liet Verhofstadts veiligheidsadviseur Brice De Ruyver een Masterplan Justitie uitwerken. De Ruyver legde dit plan op 27 september een eerste keer voor aan de kabinetsmedewerkers van de PS-, SP- en PRL-vice-premiers en ook aan de groenen in de regering.

DE WERKELIJKHEID

Trouw aan hun soms familiaal opzet om af te rekenen met de parketten-generaal waren de vertegenwoordigers van de PRL, onder wie Renaud Duquesne (zoon van) het Masterplan gunstig gezind. De SP aarzelde zo’n reuzehervorming nog tijdens deze regeerperiode op te starten. De PS eiste meer waarborgen voor de onafhankelijkheid van de arbeidsauditoraten. De groenen vroegen een betere toegang tot het gerecht, ongeacht de voorgestelde structuren. Vandaag zijn de structuren nochtans de inzet van het debat.

Krachtens het Masterplan zullen de leden van de parketten-generaal, in het kader van de verticalisering ofwel als bijstandsmagistraten van de procureurs-generaal werken; ofwel in hun respectieve ambtsgebieden zorgen voor de uitvoering van het federaal opgelegde strafrechtelijk beleid; ofwel als referentiemagistraten instaan voor de doorlichting, de Integrale Kwaliteitszorg (IKZ) en de ondersteuning van de parketten. Daar zullen zij bovendien in bepaalde dossiers moeten bijspringen; maar dan niet langer onder leiding van hun procureur-generaal, maar onder die van de arrondissementeel bevoegde procureur des konings. Een voor de parketten-generaal gevoelig punt.

Het Masterplan geeft ook de procureurs des konings een nieuw profiel. Zij blijven verantwoordelijk voor het strafrechtelijk beleid in hun arrondissement, maar ze zullen worden bijgestaan. Enerzijds door een managementsverantwoordelijke, die rechtstreeks rapporteert aan het (door Copernicus) te hervormen departement van Justitie. Anderzijds door een dossiercoördinator, die instaat voor de informatiestroom tussen de sectiehoofden op het parket, de arbeidsauditeur en het Arrondissementeel Informatie Kruispunt (AIK), zeg maar het gerechtelijk infocentrum van de politiediensten, dat bovendien door de dossiercoördinator zal worden geleid. Een voor de parketten gevoelig punt.

In het kader van de horizontalisering zou de arbeidsauditeur niet alleen in geschillen tussen werkgevers en werknemers bevoegd zijn, maar voor alle misdrijven van economisch-financiële en sociale aard. Tot zover de belangrijkste nieuwigheden van het Masterplan, dat nota bene nooit officieel werd bekendgemaakt. De andere pagina’s gaan onder andere over het wegwerken van de gerechtelijke achterstand, maar hebben voorlopig niemand gealarmeerd.

Op zondag 7 oktober gingen de vice-premiers en minister Verwilghen akkoord met het Masterplan, maar niet met de toekomstige plaats van de arbeidsauditoraten. Ze hadden toen drie mogelijkheden. Ofwel zouden ze als aparte secties functioneel maar niet hiërarchisch geïntegreerd worden in de parketten. Of ze zouden hun huidige zelfstandigheid bewaren. Of de ecofinsoc-bevoegdheden en bijbehorende magistraten van de parketten overnemen. Omdat de arbeidsauditeurs zich bij de PS _ in casu bij vice-premier Laurette Onkelinx (PS) _ tegen hun integratie in de parketten keerden maar hun bevoegdheidsuitbreiding ten koste van de parketten moeilijk te verkopen was, blijven de arbeidsauditoraten voorlopig wat zij zijn. Dit verklaart meteen waarom premier Verhofstadt op 9 oktober in zijn State of the Union zweeg over dit deel van de Octopushervorming. Anderzijds belooft hij de parketmagistraten in de rechtbanken van eerste aanleg nog slechts ‘een opwaardering via hun weekend- en wachtvergoedingen’. Het Masterplan noemde hij ineens een Stappenplan, dat de minister van Justitie ‘samen met de begroting Justitie in de komende weken in het parlement zal indienen’. Verwilghen deed dat pas op dinsdag 13 november, en dan nog onder druk van Tony Van Parys (CD&V) en commissievoorzitter Fred Erdman (SP.A).

DE PRAKTISCHE BEZWAREN

Dat Stappenplan heet nu Actieplan, staat vol vage beloften en is een flauw afkooksel van het oorspronkelijke plan, waarvan de kostprijs evenmin werd berekend. Bovendien gaf minister Verwilghen tussen 9 oktober en 13 november, vijf weken lang, zoveel onduidelijke en zelfs tegenstrijdige signalen dat hij nu geconfronteerd wordt met verschillende verzetshaarden. Zo heeft hij het Openbaar Ministerie tegen zich, dat hij zo nodig heeft om de hervorming die de regering wil door te voeren.

Halfweg oktober kreeg het ongenoegen in de rechtbanken van eerste aanleg vooral in Gent en Dendermonde vaste vorm. Magistraten schreven pamfletten. Zij betreuren ‘de beleidsverklaring van de eerste minister. Zij dienen immers opnieuw vast te stellen dat gedane beloftes ter herwaardering van het ambt van de ene op de andere dag eenzijdig en zonder enig overleg worden verbroken.’ Tot die beloften behoren meer middelen, meer personeel en weddeverhogingen voor de eerstelijnsmagistraten, die ‘in België tot de slechtstbetaalde magistraten van Europa behoren. Ingevolge de recente politiehervorming is het daarenboven zo dat een groot deel van de politiefunctionarissen, over dewelke de parketten het gezag en de leiding hebben, op een betere financiële vergoeding mogen rekenen dan diezelfde parketmagistraten.’

De geplande acties werden echter opgeschort omdat een delegatie van het Nationaal Verbond van de Magistraten van de Rechtbank van Eerste Aanleg op vrijdag 26 oktober van Verhofstadt, in het bijzijn van Brice De Ruyver en Marc Verwilghen met zijn kabinetschef, enkele beloften te horen kreeg. De premier herhaalde dat hij en de minister van Justitie nog steeds achter de beloofde weddeverhogingen (300 miljoen frank) staan die zij in augustus 2001 aankondigden. Hij vroeg echter begrip voor de economische gevolgen van de aanslagen van 11 september. Kortom, de regering vraagt te wachten tot de begrotingscontrole in februari 2002 en dan tevreden te zijn met mogelijk tweederde van de voorgestelde weddeverhogingen. Intussen zullen de wachtprestaties ten belope van 30 miljoen frank wel worden toegekend. Verder wordt nog beloofd dat er een pool van magistraten komt om bij te springen waar het nodig is; dat de benoemingstermijnen zullen worden ingekort; dat bijkomend materieel zal worden besteld; dat de managementsverantwoordelijke wel degelijk onder het gezag van de procureur des konings zal staan; en dat de arbeidsauditoraten voorlopig geen andere plaats en geen bijkomende ( ecofinsoc-) bevoegdheden krijgen. Daarmee ontweek de regering op 26 oktober alvast een eerste protestgolf.

HET VERZET

Op 25 oktober schoot ook het vast bureau van de raad van de procureurs des konings in actie. Die werd op 6 november in Brussel in spoedberaad bijeengeroepen. En daar werd de intussen bekende brief naar de premier en de minister van Justitie verstuurd. De procureurs herinneren aan de verhogingen van vergoedingen en wedden die het kabinet van minister Verwilghen eind mei aan alle parketmagistraten had toegezegd. Verder betreurt de raad ‘dat op systematische wijze belangrijke beslissingen worden genomen over de hoofden heen van de parketmagistraten die nochtans geacht worden in te staan voor de uitvoering ervan. De laatste overlegvergadering die de minister van Justitie had met de raad dateert overigens van 10 oktober 2000’.

Er wordt ook op gewezen dat de parketten in het kader van de geplande verticalisering ‘niet de minste opdracht kunnen uitvoeren zonder voorafgaande verzekerde toebedeling van bijkomende mensen en middelen’. En dat zij tot nader bericht in alle werkgroepen wegblijven. Dus ook in de werkgroep die het voorontwerp van wet omtrent de verticalisering onder leiding van de Brusselse eerste advocaat-generaal Pierre Morlet voorbereidt.

Op vrijdag 9 november werd een delegatie van de procureurs des konings door minister Verwilghen ontvangen. Daar hoorden zij voor het eerst officieel dat er een Actieplan is; dat de horizontalisering op 7 oktober werd afgeblazen; dat de verticalisering op basis van de besluiten van de werkgroep-Morlet wordt uitgewerkt; dat de manager, die naast elke procureur komt in werkelijkheid een justitieel beheerder (‘rekenplichtige’) zal zijn die verantwoordelijk is voor de budgettaire enveloppe van elk parket en elke rechtbank (wat in het Actieplan weer anders klinkt); en dat Verwilghen voorstander is van een betere bezoldiging, maar blijkbaar bot ving bij de premier.

Op maandag 12 november werd het hele gezelschap ook nog eens ontvangen door de premier. Die herhaalde dat in februari 2002 bij de begrotingscontrole en naargelang van de economische groei ‘zal worden bekeken wat kan worden gedaan’. Verwilghen beloofde dit punt verder te bespreken voor eind november 2001 en begin december uitsluitsel te geven. Intussen zullen de procureurs voortaan geconsulteerd worden over hun toekomstige taken.

Dezelfde maandag liepen bij de premier en de minister van Justitie ook de eerste protestbrieven van de parketten-generaal van Gent, Bergen en Luik binnen. De grieven zijn grotendeels gestoeld op een oud voorontwerp van wet betreffende de verticalisering dat achterhaald was door de jongste politieke beslissingen, maar dat hen door minister Verwilghen toch werd toegestuurd op de vooravond van zijn vergadering met het college van procureurs-generaal op 25 oktober.

De parketten-generaal tonen zich ‘steeds bereid’ de wet van 22 december 1998 te helpen concretiseren. Maar niet onvoorwaardelijk. Om zijn beleidstaken, ondersteuning, kwaliteitszorg en permanente audit waar te maken, moet ‘de procureur-generaal te allen tijde kennis en inzage kunnen nemen van de inhoud van individuele strafdossiers (…) Bovendien moet de procureur-generaal ook bindende onderrichtingen kunnen geven aan de procureurs des konings en de arbeidsauditeurs, wanneer deze het strafrechtelijk beleid en de goede en algemene gecoördineerde werking van het Openbaar Ministerie in het gedrang dreigen te brengen’.

De teksten die daaromtrent circuleren, laten wel twijfels bestaan. Bovendien willen de parketten-generaal dat de wet duidelijk in de hogergenoemde middelen voorziet die nodig zijn om hun nieuwe taken uit te voeren. En dat de wet even uitdrukkelijk toelaat de procureurs des konings terug te fluiten als zij ongebreideld een beroep zouden doen op de magistraten van de parketten-generaal en de auditoraten-generaal om, in naam van de verticalisering, voortaan het werk van de parketmagistraten over te nemen. In dit verband wijzen de parketten-generaal erop dat het verschil tussen de wedden in de hoven van beroep en die bij eerste aanleg behouden moet blijven. Door allerlei vergoedingen is dit verschil bijna verdwenen _ en meteen ook de aantrekkelijkheid van een job op een parket-generaal.

Het parket-generaal en het auditoraat-generaal van Antwerpen leggen in hun protest enigszins andere klemtonen. Zij menen bijvoorbeeld dat ‘overleg’ voldoende garanties biedt om hun controletaken uit te voeren en dat de wettelijk bindende richtlijnen, waar andere parketten-generaal op aandringen, overbodig zijn. Antwerpen denkt ook dat de definitie van het begrip strafrechtelijk beleid, zoals die op 29 juni 2000 door het college van procureurs-generaal en de minister is aanvaard, voldoende waarborgen biedt. Andere parketten-generaal wijzen erop dat deze definitie te breed en wettelijk niet bindend is. Voor het overige zitten Antwerpen, Gent, Bergen en Luik op dezelfde lijn.

De reactie van het Brusselse parket-generaal liet op zich wachten tot procureur-generaal André Van Oudenhove eind vorige week persoonlijk een brief naar minister van Justitie Verwilghen schreef. De Brusselse procureur-generaal is het eens met zijn collega’s en waarschuwt op zijn beurt voor een verticale integratie die de parketten-generaal zodanig drooglegt dat zij hun nieuwe opdrachten niet naar behoren kunnen uitvoeren. De justitiehervormers zullen dus, net zoals de politiehervormers, nooit kunnen beweren dat zij niet gewaarschuwd werden.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content