Een op de vijf Belgen woont in Brussel of Vlaams-Brabant. De contrasten tussen de Vlaamse provincie en het Hoofdstedelijk Gewest zijn groot. Maar veel clichés over de regio zijn aan herziening toe.

Een bushalte in Keerbergen, provinciegrens met Antwerpen. De Lijnbus van 9.15 uur uit Brussel zet Oost-Europese schoonmaaksters en klussers af op hun bestemming. De dorpsbewoners die opstappen voor de terugreis naar Brussel groeten de chauffeur, de meesten bij naam. Gekeuvel in het Vlaams en het Frans. Onderweg gaan kranten open, waaronder El Pais en Le Monde. Gsm-gesprekken verlopen in een Afrikaans en een Slavisch idioom.

De bus loopt bijna vol. Vanaf Kampenhout groeten de nieuwkomers de chauffeur niet meer. De gesprekken verstommen. Twintig kilometer van Brussel wordt anonimiteit de regel. We naderen de luchthaven. Zaventem, de gemeente dan, heeft nog altijd werkgelegenheid zat, maar vlak ernaast worstelt het Brusselse Gewest met 17 procent werkloosheid. De bedrijven weten dat.

John Hermans is operations manager van Restair, dat de restaurants en drankgelegenheden op Zaventem uitbaat. Hij kent het probleem. ‘Twee zaken bemoeilijken de rekrutering. Kandidaten uit het Brusselse arbeidsreservoir zijn vaak uitsluitend Franstalig, terwijl wij mensen zoeken die liefst zoveel mogelijk talen spreken. Maar nog problematischer is het openbaar vervoer. Onze zaken gaan ’s ochtends omstreeks 4 uur open, twee uur voor je het luchthavengebouw met het openbaar vervoer kan bereiken. Ook onze medewerkers met avonddienst zijn op eigen vervoer aangewezen.’

Bij Restair-Zaventem werken 400 mensen. De helft komt uit Vlaams-Brabant, een kwart uit het Brusselse Gewest. Eenderde is allochtoon. Restair heeft 27 nationaliteiten aan boord, maar geen spoor van onderling racisme, getuigen ze op de werkvloer. ‘Je kiest toch voor de horeca op een luchthaven omdat je houdt van mensen uit alle wind- streken? Elke werkdag is tegelijk een beetje vakantie.’

Internationaal getint personeel vind je niet alleen in de horeca. Materialise in Haasrode is een van de vele technologisch gerichte spin-offs van de KULeuven. Het werd 12 jaar geleden opgestart door Fried Vancraen en is nu internationaal vertakt. Ook in Haasrode werken zowel Aziaten, Noord-Amerikanen als Europeanen. Vancraen: ‘Een expliciet criterium is de kennis van het Engels. Als ze in de bedrijfscultuur passen, maakt het niet uit waar ze vandaan komen. Bekwame mensen vinden, is niet makkelijk. In deze streek ligt de werkloosheidsgraad laag. De zoektocht naar ingenieurs verloopt wel vlotter dan enkele jaren geleden. Op dit moment vinden we moeilijk mensen van een A2-niveau. Die worden liever vertegenwoordiger van een IT-bedrijfje: rondtoeren met de bedrijfswagen en nooit de handen vuil. In de werkplaats staan, is voor hen minder aantrekkelijk. Hier moeten de mouwen al eens opgestroopt worden.’

Materialise telt wereldwijd 225 werknemers. Het hoofdkwartier blijft in Leuven. ‘Logisch. Tachtig procent van onze werknemers woont nu binnen een straal van twintig kilometer rond het bedrijf. Dan verhuis je je activiteiten niet zo- maar. Eenvijfde van de werknemers komt dagelijks met de fiets naar het werk.’

Ze komen dan alleszins uit een streek waar heel wat rijke mensen wonen. De inwoners van Oud-Heverlee, een buurgemeente van Leuven, hebben een mediaan netto belastbaar gezinsinkomen van meer dan 24.000 euro. De andere buurgemeenten (Bierbeek, Lubbeek, enzovoort) blijven daar niet ver onder.

Een economisch bloeiende regio met veel rijke inwoners, meer heb je niet nodig om inbrekers te lokken.

TWEEHONDERD WATERKRANEN

Frits Coenen is zonechef voor de politiezone Machelen-Vilvoorde. ‘Ons voornaamste probleem vormen inderdaad de inbraken. Woningen van particulieren, maar ook de bedrijfsterreinen lokken bijzonder veel dieven. Een indu- striezone zoals die van Diegem ligt er ’s avonds verlaten bij. Goed georganiseerde bendes roven er schijnbaar op bestelling. Ze dringen een bedrijf binnen om een computerkaart uit een groot moederbord te stelen en laten de rest onaangeroerd. Laatst verdwenen er tweehonderd waterkranen uit een hotel in aanbouw. In beide gevallen een kostelijke zaak voor de gedupeerde.’

De nabijheid van vluchtwegen is een pluspunt voor inbrekers. Coenen: ‘We zitten hier op een kruispunt, dat internationaal goed toegankelijk is. Veel arrestanten zijn buitenlanders, uit de voormalige Sovjet-Unie bijvoorbeeld. Lokale boefjes hebben we natuurlijk ook, maar die kennen we langzamerhand. Zij houden zich ook bezig met een ander soort criminaliteit. In Vilvoorde zitten grote deugnieten, maar de zwaardere jongens, die hold-ups plegen en zo, komen bijna altijd uit Brussel aangewaaid. We noemen dat importcriminaliteit. De misdaad verstopt zich makkelijker in een stad dan in een klein dorp.’

De anonimiteit van de grootstad verbergt ook andere problemen. In de top-tien van de gemeenten met de armste inwoners staan uitsluitend gemeenten uit het Hoofdstedelijk Gewest. Hoe komt dat?

Brussels OCMW-voorzitter Yvan Mayeur: ‘Voor veel mensen is de stad een toevluchtsoord, een plaats waar je als sukkelaar minder opvalt. Wij hebben op dit moment 13.000 cliënten. Alle ellende komt hier samen. Degelijke en betaalbare huisvesting vinden, is een groot probleem. Er bestaat een schrijnend tekort aan sociale woningen. Als we zelf geen plaats hebben, proberen we crea- tief te zijn. Mensen die zich noodgedwongen op de particuliere markt begeven, helpen we vooruit door bijvoorbeeld in hun plaats de waarborg te betalen.’

Is dat tekort aan sociale huisvesting een typisch stadsfenomeen? ‘Nee’, zegt Jan Maessen, OCMW-secretaris van Kampenhout. Hier bestaat hetzelfde probleem. ‘De autosnelweg brengt de hoofdstad vlakbij. Zoiets jaagt de prijzen van de woonhuizen de hoogte in. Zelf kunnen wij nog amper woningen aankopen. We verstrekken dan maar zo- veel mogelijk huursubsidies en houden het bouwen kleinschalig. Grote projecten zijn hier financieel niet haalbaar.’

Een huis in Vlaams-Brabant koop je niet voor een appel en een ei. Absolute koploper is Kraainem, waar een middelgroot woonhuis meer dan 400.000 euro moet kosten. De groene gemeenten ten zuiden van Brussel en Leuven zijn opvallend duur. Oud-studenten van de KULeuven die zich in de buurt van hun alma mater willen vestigen, zoeken naar alternatieven. ‘Een tijdje geleden trokken velen de taalgrens over naar Waals-Brabant. Anderen houden het in eerste instantie op een goedkoop appartementje’, zegt Isabel Penne. Zij was jarenlang secretaris-beheerder van de Leuvense alumnivereniging. ‘Wat de afgestudeerden ondanks de prijzen toch hier houdt, is nooit onderzocht. De mobiliteit en het werk spelen zeker een rol. Mensen die bijvoorbeeld in Brussel werken, opteren graag voor de Leuvense voortuin. Maar er is zeker ook het culturele aspect. Tijdens de studententijd leren mensen het lokale vrijetijdsleven kennen. Ze weten dat hier altijd wat te beleven valt.’

KHALED EN BRAM VERMEULEN

Anspachlaan, hartje Brussel. Ook hier bruist het cultuurleven. Peter Leyder, commercieel directeur van de muziektempel Ancienne Belgique, kortweg de AB, kent zijn doelgroep. ‘Onze bezoekers zijn overwegend twintigers en dertigers. Het overgrote deel is Nederlandstalig, maar dat hangt af van het programma. Bij een optreden van de Frans-Algerijnse raï-zanger Khaled krijgen we natuurlijk iets meer Franstaligen over de vloer. Voor de Vlaamse kleinkunstmuziek van Bram Vermeulen is het net omgekeerd. Taal is echter geen issue meer. Die strijd is voorbij. Het belangrijkste is dat Brussel weer leeft, dat jongeren de voordelen van de stad opnieuw ontdekken.’

De toegenomen interesse van jonge Nederlandstaligen voor het leven in het Brusselse stadscentrum is opvallend. Leyder: ‘Het aanbod aan ontspanningsmogelijkheden is hier heel divers. Brussel leeft weer, en dat heeft het aan die jonge mensen te danken. Oudere mensen blijven ’s avonds liever weg van de stad waar ze werken.’

Strombeek-Bever, een deelgemeente van Grimbergen, ligt ten noorden van Brussel, nog net binnen de Brusselse grote ring. Het cultureel centrum lijkt nogal groot uitgevallen in vergelijking met de rest van het dorp. 135.000 bezoekers per jaar. Strombeek-Bever telt elfduizend inwoners. ‘Tegen de bouwplannen was er destijds, in de jaren zeventig, veel protest’, zegt directeur Chris Maere. ‘Megalomaan, zo luidde het verwijt. Nu zouden we graag nog wat ruimer zitten. De succesformule? Een degelijk beleid en een goede ligging. Onze locatie is vlot bereikbaar ? met de wagen althans ? en bevindt zich in een rustige, niet-stedelijke omgeving.’ De vergelijking met het nabije Kinepolis is snel gemaakt. Het bioscopencomplex aan de Heizel trekt jaarlijks een zevende van alle bioscoopbezoekers in Vlaanderen en Brussel samen.

Ook CC Strombeek is een begrip geworden, net als enkele andere culturele centra uit de buurt. Maar elkaar beconcurreren doen ze niet. Maere: ‘Dat heeft weinig zin. Eén kraam maakt de markt niet. Bovendien staat een concurrerende houding haaks op onze boodschap. We werken nauw samen met onze collega’s in Dilbeek, en sinds kort staat ook de poort naar Brussel weer open via een samenwerking met De Bottelarij in Sint-Jans-Molenbeek en het Kaaitheater aan het Brusselse Saincteletteplein. Sommigen vrezen dat we daarmee het paard van Troje binnenhalen ? de Vlaamse gevoeligheid is hier nogal groot. Maar we moeten nu geen dam meer opwerpen tegen de verfransing vanuit de hoofdstad. We staan integendeel sterk genoeg om de hand zelf uit te steken.’

‘De Gordel van Smaragd, zoals ze het snoer van Vlaamse cultuurcentra rond Brussel wel eens noemen, brengt heel wat leven in de brouwerij’, zegt Tom Serkeyn, journalist bij Ring-TV, de regionale zender voor Halle-Vilvoorde. ‘Dat is zeker geen overbodige luxe in de randgemeenten, waarvan sommige in slaapdorpen dreigen te veranderen. Het blijft een vreemde ervaring: over een afstand van enkele kilometers evolueert de omgeving van een typisch stedelijk gebied naar platteland. Je vindt er dorpjes waar de 21e eeuw blijkbaar nog lang niet is ingezet.’

De 20e eeuw heeft wel veel Franstaligen naar deze idyllische dorpjes gelokt. Taalkwesties vormen een historische constante in de streek. Zowel langs de taalgrens als in de rand rond Brussel is het Frans nadrukkelijk naast het Nederlands aanwezig. Sinds kort is daar ook het Engels van de internationale werknemers in Brussel bijgekomen.

HET TOTALE VERKEERSINFARCT

Boortmeerbeek, aan de kassa. Een Franstalige heeft problemen met een prijs. De caissière kent het verschil niet tussen quinze en seize en gooit de handen in de lucht: ‘Kunnen ze in Vlaanderen niet iedereen verplichten Vlaams te spreken?!’ De klant schakelt dan maar over op Nederlands met een zwaar Frans accent.

Zelfs in een kleine broodjeszaak in de Brusselse binnenstad worden de verschillende talen onder het personeel verdeeld. ‘Meneer spreekt Nederlands? Wacht, ik roep even een collega.’

Een goede talenkennis blijkt in deze regio nog meer dan in de rest van Vlaanderen noodzakelijk om soepel door het dagelijkse leven te bewegen. Velen zijn het al sinds hun jeugd gewoon om meertalig te converseren. Op heel wat Nederlandstalige scholen in Brussel, maar ook daarbuiten, klinkt de voertaal op de speelplaats ietwat anders dan die in het klaslokaal. Sommige scholen voeren noodgedwongen extra uren talenonderwijs in buiten het normale lessenprogramma.

Vanaf het hoger onderwijs verdwijnen dit soort ingrepen. Vooral in Brussel duiken andere gevoeligheden op. Al deze instellingen moeten een andere barrière overwinnen. Die van de negatieve perceptie: het beeld van de grauwe hoofdstad. Toch lijkt hier een omgekeerde evolutie aan de gang. Op de VUB merken ze dat studenten steeds vaker een kamer midden in de stad verkiezen boven een kot op of rond de campussen in Etterbeek of Jette.

Natuurlijk zijn er ook veel studenten die pendelen. Afhankelijk van de instelling gaat het nog steeds om zes tot acht op de tien. Zij kennen dezelfde problemen als de honderdduizenden forenzen die in de hoofdstad hun brood verdienen. Lange files, overvolle treinen: het totale verkeersinfarct.

Om dat te verhelpen, lanceerde de NMBS in 1993 samen met het Brusselse Gewest en de vervoersmaatschappijen het plan voor een Gewestelijk ExpresNet, een voorstadsnet naar buitenlands voorbeeld. Nieuwe lijnen met hoge frequenties moeten een alternatief bieden voor het dichtslibbende autoverkeer. Maar het is een werk van lange adem. NMBS-woordvoerder Jochem Goovaerts: ‘Het voornaamste struikelblok vormt het afsluiten van samenwerkingsakkoorden met de verschillende overheden. Bovendien is de kostprijs aanzienlijk (2,5 miljard euro tussen 2001 en 2012) en vergt de uitbreiding grote infrastructuurwerken. Maar de doelstelling is zeer positief. Binnen een straal van dertig kilometer rond Brussel zou het aantal treinpassagiers uiteindelijk zowat moeten verdubbelen, van 27 miljoen tot 50 miljoen op jaarbasis.’

Als dat lukt, zal het zeker de leefbaarheid van zowel de hoofdstad als de ruime periferie ten goede komen. Tot dan blijft het waarschijnlijk bumperen, stoppen met werken, of toch maar de verhuizing naar de stad wagen.

Gerry Meeuwssen

‘Mensen die bijvoorbeeld in Brussel werken, opteren graag voor de Leuvense voortuin.’

‘Over een afstand van enkele kilometers evolueert de omgeving van een typisch stedelijk gebied naar platteland.’

‘Taal is echter geen issue meer. Die strijd is voorbij.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content