Krakkemikkig materiaal, slinkende troepenaantallen en diepsnijdende besparingen: het gaat niet goed met ons vaderlandse leger. Het aanzien in het buitenland is opgekrikt, maar het moreel blijft alarmerend laag. ‘De Belgische politiek moet dringend beslissen wat voor leger we nog willen.’

Eén keer per jaar beleeft ons vaderlandse leger zijn moment van glorie. Aanstaande maandag paradeert het ter ere van de nationale feestdag weer met het nodige gekletter door het centrum van Brussel. Spectaculairder dan vorig jaar, toen het leger een nieuwe koning te begroeten kreeg, zal het niet worden. Toch wil de krijgsmacht ook dit jaar uitpakken op de parade. Naast de obligate kolonnes legervoertuigen staat er dit jaar ook een heus re-enactment van de Eerste Wereldoorlog op het programma.

Tegelijk heeft de parade elk jaar iets droefgeestigs, alsof je een openluchtmuseum op een druilerige namiddag bezoekt. De tijden waarin robuuste Leopardtanks nog strijdlustig over de kasseien denderden, liggen ondertussen al ver achter ons. Eind dit jaar gaat het laatste exemplaar met pensioen. Het Belgische leger, dat zowat al zijn missies op duizenden kilometer van huis vervult, wil vooral snel inzetbaar zijn en zal het in het vervolg dus zonder tanks doen. ‘Dat is onmiskenbaar een psychologische klap voor de landmacht’, zegt Alexander Mattelaer, defensiespecialist aan de Vrije Universiteit Brussel. ‘Met het verdwijnen van de tankeenheden en de meeste artillerie is de landmacht niet langer bewapend voor intense gevechten. Bovendien worden nieuwe technologieën, zoals cybertechnologie, veel te langzaam geïncorporeerd.’

Ook de getalsterkte is al vele jaren tanende. Na de val van de Berlijnse Muur leek de wereld immers veilig. De grote vijand was weggevallen en een andere tegenstander was niet meteen voorhanden. De Belgische troepenaantallen zijn sindsdien onophoudelijk gedaald. Na de afschaffing van de legerdienst in 1994 telde ons leger nog ruim 47.200 manschappen. Vandaag zijn dat er nog ongeveer 31.000. Mattelaer schat dat het Belgische leger in 2025 nog 25.000 manschappen zal tellen. ‘Dat zal onvermijdelijk voor grote structuurwijzigingen zorgen. Minder manschappen betekent minder eenheden, en minder eenheden betekent ook dat je minder kazernes nodig hebt. Dat zorgt voor spanningen tussen de politieke wereld en de militaire hiërarchie.’

Besparingen

Ondanks het uiterlijke vertoon tijdens het jaarlijkse defilé gaat het niet goed met het Belgische leger. Sinds de jaren negentig zijn de budgetten in vrije val en volgen de besparingsplannen elkaar in ijltempo op. In 1980 besloeg het totale defensiebudget 3,4 procent van het bruto nationaal product. Vandaag is dat nauwelijks 1 procent, de helft van de bijdrage die de NAVO van haar leden eist. In defensiekringen zijn nauwelijks stemmen te vinden die de toekomst van het Belgische leger wél positief tegemoetzien. Bovendien is er geen enkel teken dat Defensie bij de komende besparingsronde gevrijwaard zal blijven. Vakbondsman Dirk Deboodt (ACOD) verwoordt het als volgt: ‘De gemiddelde Belg is één keer per jaar bang: wanneer zijn belastingbrief in de bus valt. Een Belgische militair is twee keer per jaar bang: wanneer zijn belastingbrief in de bus valt, en wanneer de begroting wordt opgesteld.’

De laatste besparingsmaatregelen balanceren dan ook op het randje van het cartooneske. Zo worden de administratieve diensten sinds maart dit jaar aangemoedigd om dubbelzijdig en in zwart-wit te printen, en ‘indien mogelijk’ meerdere bladzijden per pagina af te drukken. Ook gsm-gebruik in het buitenland en aangetekende zendingen moeten zo veel mogelijk worden beperkt. Om op brandstof te besparen, wordt het personeel sinds mei aangemaand te carpoolen, geen niet-noodzakelijke verplaatsingen te maken. Er is zelfs een aparte nota die de militairen moeten inwijden in de kunst van het ecorijden (op tijd schakelen naar een hogere versnelling, remmen op de motor enzovoort). Ook de kogels ontsnappen niet aan de budgettaire controle. Zo werd eind mei gecommuniceerd dat de kogelvoorraad van het komende jaar zal moeten volstaan voor het komende anderhalf jaar. Dat betekent dat er minder getraind kan worden. En dit jaar ook geen nationaal militair kampioenschap schieten.

Minister van Landsverdediging Pieter De Crem (CD&V) zag zich eveneens genoodzaakt de krijgsstructuur te hertekenen. Het leger zou kleiner, gespecialiseerder en sneller inzetbaar worden. Terwijl het Belgische leger onder zijn voorganger Flahaut als een veredeld bouwkamp fungeerde, werd er onder ‘Crembo’ weer duchtig gebakkeleid. Beelden van ‘onze jongens’ die in Afghanistan onder vuur werden genomen, zorgden voor commotie, maar tegelijk ook voor een zekere trots: we tellen weer mee. Het sluitstuk van die vernieuwde activiteitsgraad was de deelname aan de NAVO-operaties in Libië, waar Belgische F-16’s mee op Khaddafi-aanhangers jaagden.

Toch zijn de prestaties van het leger er niet beter op geworden, zeggen insiders. Eenheden die echt de vuurlinie in moeten, zijn anno 2014 nog steeds betrouwbaar en inzetbaar. ‘Voor operationele opdrachten zijn we paraat’, bevestigt Erwin De Staelen, voorzitter van de legervakbond VSOA. ‘Onze paracommando’s zijn doorgaans binnen de 24 uur vertrekkensklaar. Het probleem ligt echter bij de steuntroepen. Die kunnen niet onmiddellijk vertrekken, omdat er onvoldoende geld is om de nodige trainingen te organiseren. Vroeger trok je met z’n allen voor een week het bos in, maar dat is al jaren niet meer mogelijk. We doen momenteel enkel mee met de verplichte NAVO-oefeningen. We hebben geluk dat er nooit écht serieuze ongevallen zijn gebeurd.’

De budgettaire krapte zorgt er ook voor dat de psychologische begeleiding binnen de krijgsmacht beneden alle peil is, waarschuwt De Staelen. ‘Militairen die op missie zijn geweest, krijgen momenteel amper begeleiding om met posttraumatische stress om te gaan. Alle andere landen doen het, maar bij ons is het blijkbaar niet nodig. De regering weigert gewoon te erkennen dat er een probleem is.’

Vergrijzing

Terwijl De Crem er met zijn beleid in slaagde het krakkemikkige aanzien van het Belgische leger in het buitenland op te krikken, zijn een aantal fundamentele pijnpunten niet aangepakt. Het grootste probleem van het leger is namelijk ook het grootste probleem van de maatschappij: de vergrijzing. Die slaat in het leger nog sneller toe dan in de rest van de maatschappij, omdat een legercarrière doorgaans op jonge leeftijd begint en militairen doorgaans rond hun 56e met pensioen gaan. Anno 2014 is de Belgische soldaat gemiddeld veertig jaar en zeven maanden oud, een leeftijd waarop de fitste jaren achter de rug zijn. Vorig jaar zwaaiden in totaal 2242 actieve militairen af, terwijl er nauwelijks 1753 werden aangenomen. Naast een snelle inkrimping van de troepensterkte zorgt die vergrijzing ook voor stijgende pensioenuitgaven, wat de budgetten elders onder druk zet. Het inspireerde een anonieme defensie-expert afgelopen jaar om het Belgische leger ‘een opmerkelijk zwaarbewapend pensioenfonds’ te noemen.

‘Door die vergrijzing is onze budgetstructuur helemaal scheefgegroeid’, waarschuwt Mattelaer. ‘Traditioneel streeft men naar een 50-25-25-verdeling in het budget, waarbij 50 procent wordt uitgetrokken voor personeelskosten en 2 keer 25 procent voor investeringen en werkingskosten. Vandaag besteden we ruim 77 procent van het budget aan personeelskosten en nauwelijks 4 procent aan investeringen. We hebben dus vooral bespaard door investeringen uit te stellen, waardoor een groot deel van het materiaal vandaag hopeloos verouderd is.’

Het gebrek aan investeringen drukt op het moreel. ‘Als je als Belgische militair op duizenden kilometers van huis het materieel van het Amerikaanse leger ziet, en dat vergelijkt met de rammelbak waarin je zelf aan het rondtuffen bent, dan zinkt de moed je in de schoenen’, zegt Deboodt. ‘Als we vandaag nog kunnen uitrukken, is dat grotendeels te danken aan de creativiteit van ons personeel, dat er nog steeds in slaagt de boel draaiende te houden. Van de vijf Seakings was er vorig jaar maar één operationeel. Omdat we altijd een helikopter stand-by moeten houden, sprongen de Nederlanders en de Britten in met hun toestellen. Het gaat, maar het is geen manier van werken.’

De Crems voornaamste verwezenlijking wordt waarschijnlijk pas na zijn ministerschap van kracht: het nieuwe personeelsstatuut. Daarmee wil De Crem de militaire loopbaan drastisch verkorten. Er komt ook een evaluatiesysteem om de fysieke paraatheid van de militairen te testen. De plannen kunnen op maar weinig sympathie rekenen bij de vakbonden. ‘Het wordt veel te gemakkelijk om mensen te ontslaan’, vindt De Staelen. ‘Die sportieve tests geven een vertekend beeld. Veel militairen die niet in die tests slagen, hebben blessures opgelopen tijdens het uitoefenen van hun beroep.’

Europees leger

De twijfelachtige toestand van de krijgsmacht speelt België parten op diplomatiek niveau. Gold een Belgische brigade binnen NAVO-kringen halverwege de jaren tachtig evenwaardig aan een Amerikaanse, dan is dat vertrouwen nu grondig geslonken. België wordt geregeld door de NAVO op de vingers getikt omdat het zijn doelstellingen niet haalt en onvoldoende investeert. ‘Op die manier verliezen we aan invloed’, zegt Mattelaer. ‘Wie troepen levert, zit mee aan de bedieningsknoppen. En daar zijn we nu ver van verwijderd.’

Het kan verkeren in tijden van regeringsvorming, maar één geloofsartikel zal bij elke coalitie overeind blijven: het Europese leger. België is traditioneel een van de grote voortrekkers van het project. Al lijken de grootmachten daar voorlopig niet echt happig op, meent Mattelaer. ‘De Britten staan sowieso wantrouwig tegenover alles wat naar Europese integratie neigt. Bovendien zijn de Fransen sinds hun tussenkomst in Mali teleurgesteld, omdat ze vonden dat ze onvoldoende steun kregen van hun Europese bondgenoten.’

Volgens Mattelaer moet de Belgische politiek dringend beslissen wat voor leger we nog willen. ‘Als we een breed inzetbare krijgsmacht willen behouden om de veiligheid van de volgende generaties te verzekeren, zullen we onvermijdelijk moeten investeren.’ Mattelaer waarschuwt tegen al te verregaande specialisering. ‘We maken deel uit van diplomatieke constructies zoals de EU en de NAVO. Daardoor zijn we verplicht om proportioneel bij te dragen tot het geheel. Bovendien biedt een sterk gespecialiseerde krijgsmacht geen goede verzekering tegen een onzekere toekomst. Als ons leger een one trick pony wordt, geef je toekomstige regeringen geen echte opties meer.’ Ook de ontwikkelingen in de internationale politiek lijken geen vrijgeleide om de troepenaantallen al te gevoelig af te bouwen. ‘Je merkt dat de rivaliteit tussen de grootmachten toeneemt. Rusland heeft een deel van Oekraïne gewoon geannexeerd. Dat leek tot voor kort ondenkbaar. We moeten een maatschappelijk debat voeren over hoe we ons op die veranderende realiteit moeten voorbereiden.’

Van 4 tot 5 september krijgt ons land een eerste kans om een nieuwe weg in te slaan. Officieel wordt op de NAVO-top in Wales de campagne in Afghanistan geëvalueerd, maar in de wandelgangen zal het wellicht vooral over de situatie in Oekraïne gaan. Naar alle verwachting zullen de NAVO-leden afspreken de investeringsbudgetten gevoelig op te trekken. Benieuwd of ook ons land dat in budgettair krappe tijden zal aandurven.

DOOR JEROEN ZUALLAERT

‘Als we vandaag nog kunnen uitrukken, is dat vooral te danken aan de creativiteit van ons personeel.’

‘We hebben geluk dat er tijdens militaire oefeningen nooit écht serieuze ongevallen zijn gebeurd.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content