Met de kredietcrisis worden in de VS de anders zo verfoeide staatsinterventies plots toegejuicht. Maar belangrijker is dat er in een vrijemarkteconomie duidelijke regels worden opgesteld. En dat die streng gecontroleerd worden.

In 1984 moest president Ronald Reagan de microfoon testen voor een radio-interview: ‘De negen meest angstaanjagende woorden uit de Engelse taal zijn: I’m from the government and I’m here to help.’ Het is zeer de vraag of hij vandaag die woorden opnieuw zou uitspreken, nu de kredietcrisis verwoestend uithaalt in de VS en de overheid al meer dan eens de reddende hand reikte.

Zowat elke Amerikaan zou het tot voor kort gezworen hebben: de staat doet te veel. Het is bijna dertig jaar lang het credo geweest, sinds de tijd dat de Britse premier Margaret Thatcher en president Reagan begin jaren 1980 de scepter zwaaiden: als individuele burgers hun eigen belang nastreven in een vrije markt, zal de welvaart toenemen voor de burgers en voor de hele maatschappij. De onzichtbare hand deed het werk, een inmenging van de overheid was overbodig, meer zelfs: storend.

Vandaag is iedereen maar wat blij dat diezelfde overheid de kapitalisten bij uitstek (want dat zijn de bankiers met hun torenhoge lonen toch) te hulp snelt om puin te ruimen en nog erger onheil te voorkomen. De Amerikaanse overheid trad de jongste weken en maanden steeds nadrukkelijker op de voorgrond om de kredietcrisis binnen de perken te houden. De twee grootste hypotheekfinanciers, Freddie Mac en Fannie May, werden gewoon genationaliseerd.’s Werelds grootste verzekeraar, AIG, kreeg een noodlening van 85 miljard dollar terwijl de overheid de verzekeringsportefeuille overnam en zo feitelijk een verzekeraar werd.

De Amerikaanse overheid wou natuurlijk op die manier, koste wat het kost, vermijden dat miljoenen Amerikanen (en nog vele anderen buiten de VS) de dieperik zouden worden ingesleurd, veroorzaakt door het al te grote risicogedrag van de bankiers.

De Amerikaanse overheid mag dan al geen andere keuze gehad hebben, toch is de staatsingreep een historische stap. In het verleden heeft de Amerikaanse overheid al weleens met miljarden dollars vliegtuigmaatschappijen bijgesprongen die bijna failliet waren. En ook de autofabrikanten kregen staatssteun. Maar nationaliseren? Dat is nog iets anders. Natuurlijk: als het brandt, moet de brandweer blussen. Maar daarna ook nog die boetiek draaiende houden en uitbaten? Dát is nieuw.

En wat bovendien opvalt: die nationaliseringen door de Amerikaanse staat wordt van alle kanten geprezen. Zélfsin een krant als The Wall Street Journal. Zélfs door de oud-voorzitter van de Amerikaanse centrale bank, PaulVolcker, en door voormalig minister van Financiën Nicholas Brady.

Maar de vraag is of ook de juiste conclusies getrokken worden. De presidentskandidaten Barack Obama en John McCain verklaren nu dat er strengere regels moeten komen voor de financiële instellingen en markten. Het is verwonderlijk dat zelfs McCain dat zegt, want de Republikeinen en hun geldschieters zijn allergisch voor regels: die staanhet vrije initiatief in de weg. En dus de vooruitgang. En dus het geldgewin.En de bonussen.

Maar goed, tijdens de verkiezingscampagne is iedereen voor strenge regels. Hopelijk komen ze er, gekoppeld aan strenge controle. Want zonder controle zijn regels waardeloos. Maar dan nog moeten we beseffen: ontsporingen in de financieel-economische wereld zullen er altijd zijn. Maar wellicht zullen ze dan niet meer de toekomst van honderden miljoenenmensen in het gedrang brengen.

door Ewald Pironet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content